Hoe het muzische doorwerkt op mij: 2) repertoire

Wat doet muzisch werken met mijn repertoire als ontwerper voor onderwijsinnovatie en innovatieonderwijs? Februari 2018 kwam ik voor het eerst in direct contact met muzische manieren van werken en onderzoeken. Daarna deed ik mee aan de WMO. Het afgelopen jaar werd ik begeleider van een kring in de WMO zelfs. Telkens beweeg ik me meer naar deze fascinerende manieren van kijken en werken met anderen. Hoe werkt dit door op mijn repertoire als professional?

In het midden

Mijn handelen als ontwerper voor onderwijsinnovaties en innovatieonderwijs is in de kern: ontwerpen. Dat wil zeggen iets gestalte geven door telkens grenzen en mogelijkheden te verkennen. Het lemniscaat symboliseert die beweging tussen kaders, beperkingen, grenzen enerzijds en mogelijkheden, ideeën, concepten anderzijds. In zijn wezen is het een scheppingsproces.

De verticale ankers

Misschien wel als 'een ruggengraat' zijn er voor mij kennisankers voor dit ontwerpproces. Hier omheen spiraalt het professionele handelen als het ware. Ik ontwerp namelijk altijd voor de 'lerende mens' en 'lerende systemen'. Daarmee is het basismateriaal voor mij als ontwerper in eerste instantie de menselijke psychologie; drijfveren, vermogens, mentale en fysieke processen in relatie tot zichzelf en de hem omringende wereld. Breder trekkend kan dit voor mij dus ook inhouden: menselijke collectieven, praktijken, cultuur, 'ecosystemen', organisaties etc. Het is maar net waar de aandacht op gericht is. Richard Sennett wijst weerstand als belangrijke bron voor vakmanschap aan. Een cellist voelt de weerstand van de materie in zijn lichaam, de snaren en de strijkstok. Een glasblazer voelt de tuitende lippen, lucht en het vloeibare glas. Zo is voor een ontwerper voor leerprocessen de levende 'materialiteit' van de menselijke psyche zijn object.

 

 

Vier ontwerpbenaderingen

Net als Thijs & Van den Akker doen het ontwikkelen van leerplannen, frame ik het ontwerpen in vier benaderingen of ontwerpstijlen: een instrumentele, een pragmatische, een communicatieve en een artistieke benadering. Met behulp van het waardenkompas van Klaas van Egmond in zijn boek Homo Universalis verbind ik deze vier ontwerpstijlen met onderliggende waarden. Dit is de figuur die Van Egmond gebruikt om de waarden van een humaan menselijk leven (het gebied binnen de cirkel) te positioneren.

Door te werken vanuit een zekere ontwerpstijl geef je als ontwerper ook vorm aan de onderliggende waarden, nog onafhankelijk van het object van je ontwerp. Het hoe van werken doet er toe.

 

Instrumentele benadering: ontwerptheorieën voor onderwijs; rationele benadering van leerprocessen; vormgeven van leeromgevingen vanuit universeel geldige kennis over leren; rakend aan causaal denken; uiteenrafelen van soorten leerprocessen en elementen die leerprocessen ontlokken...

Wat er al was... Als ontwerpend docent ben ik al zo'n twaalf jaar betrokken bij het ontwikkelen van modules en curricula bij de Hogeschool Utrecht. Het meest ben ik gevormd daarin door lector Leeromgevingen in het Beroepsonderwijs: Ilya Zitter en door collega Theo van den Bogaart. Ook mijn master in Leren & Innoveren heeft mijn kennis vergroot over vraagstukken in onderwijs en wat een 'koninklijke weg' is om deze aan te vliegen.

Door te werken met en de kunst af te kijken van Ilya heb ik enorm veel vertrouwen gewonnen om de wirwar van vraagstukken in onderwijs op te helderen en systematisch aan te pakken. Als geen ander kan Ilya het perspectief van het beroep centraal zetten in elk vraagstuk. Die praktijk lijkt bij sommige opleidingen soms ver weg als het gesprek gevoerd wordt over hoe modules eruit zouden moeten zien. Wat ik van Theo heb geleerd is juist weer sterk vanuit het perspectief van de lerende te denken. Als lerarenopleider wiskunde straalt de logica van de wiskundige principes door zijn benadering heen van leeromgevingen vormgeven. Maar dus wel vanuit wat voor een student logisch is en waar je vervolgens als docent aandacht aan moet geven.

Wat zich verrijkte en verdiepte... Het hoofdstuk over maken en de dialoog met Richard Sennett in het proefschrift van Bart en natuurlijk ook zijn dialoog met Alasdair MacIntyre waarin de middeleeuwse werkplaatsen verschijnen, deze hoofdstukken openen de weg naar taal en beeld geven aan vakmanschap. Het werk, de praktijk als bron voor deugden. Hiermee heeft de missie die ik van Ilya heb geërfd om de praktijk centraal te zetten, een wending richting een normatieve en ethische dimensie gekregen. Nu kan het gesprek ook gaan over welke waarden een praktijk kenmerkt; het verschilt nogal of je opleidt tot fysiotherapeut, basisschoollerkracht, technisch bedrijfskundige of journalist! De 'rationaliteit' van de beroepsmatige werkplaats als leidend principe voor het ontwerp van een leeromgeving nemen, verdiept zich tot een exploratie van mogelijke deugden die in het werk van professionals besloten liggen, deze vervolgens uitlichten en die energie leidend laten zijn voor het concept én het ontwerpproces van beroepsgerichte leeromgevingen. Theo's eenvoud in de 'rationaliteit' van de student onder de loep nemen, verrijkt zich zo tot nieuwsgierigheid naar hoe de student zich verstaat met die deugden uit de praktijk; op welke wijze de student de exploratie ervan ervaart en vormgeeft voor zichzelf.

 

Pragmatische benadering: vormgeven van leren door interactie met concrete situaties; toebewegen naar wat past in het moment; gebruiken wat voor handen is; uitproberen en met trial & error tot stand brengen; ook kennis uit het lichaam aanspreken: 'de handen uit de mouwen', 'op de tast werken', 'schoorvoetend verder komen'... 

Wat er al was... Door meer dan tien jaar te experimenteren met nieuwe onderwijsvormen en door grootschalige innovaties in opleidingen te initiëren en te begeleiden kan het niet anders dan dat de weerbarstigheid en verrassingen van echt iets voor elkaar boksen zijn sporen nalaat. In theorie kan alles mooi kloppen, maar ik heb nog nooit meegemaakt dat een team van docenten of groep studenten allemaal hetzelfde hadden gelezen. Laat staan dat ze er hetzelfde onder verstonden. Pragmatisch te werk gaan zodat je met elkaar het gevoel hebt dat er wat gebouwd wordt, is in mijn ervaring nodig in onderwijsvernieuwing om momentum vast te houden. En toen ben ik met Caroline Maessen en Erik Mooij plannen gaan ramen voor een 'Experimentarium', een vrijplaats voor studenten waar zij vanuit makerschap konden innoveren. Zo kwam ik op het spoor van Design Thinking. En dat heb ik niet meer verlaten sindsdien. Innoveren als een makersproces zien, speelt zoveel ruimte vrij voor experiment, voor proberen en falen, voor itereren tot je iets ontdekt! Dat een eierdoosje en een legoblokje een concept kunnen verbeelden, geeft mij toestemming om voluit creatief om te gaan met beperkingen an elke concrete situatie.

Van Caroline heb ik geleerd dat 'gewoon doen' niet alleen helpt om iets tot stand te brengen, maar ook om meer te leren over het systeem waarin je intervenieert. Het ontwerpen en maken van provocerende 'probes' op basis van prikkelende toekomstscenario's is haar voornaamste spoor. Elke keer zet dat al mijn zintuigen en nieuwsgierigheid open als ik me met dat spoor verbind. Erik is misschien wel de ijverigste innovatiemakelaar die ik heb ontmoet in mijn leven. Hij ziet voortdurend connecties en kansen vanuit een groot hart voor ontwerponderwijs en makerschap en zet dat laatste als leidraad in voor elke innovatieve beweging die hij aangaat of ondersteunt. Dat heeft mij durven vertrouwen op de methodologie van Design Thinking die ik via hem heb leren kennen.

Wat zich verrijkte en verdiepte... Een lofzang op maken, ik kan het niet anders omschrijven, maar zo voelt de verbinding met mijn HKU-collega's voor mij. Het plezier in maken weten zij als geen ander aan te wakkeren. En dat maken een muzische toonsoort is naast spelen en vertellen. En dat in het maken ook weer de spelende mens en de vertellende mens verschijnen. Dat het testen van een prototype bij mensen iets is wat je kan benaderen als toneelstuk, met een script, een setting, met een rolverdeling, een ouverture en een aftiteling. Dat de zintuiglijke aandacht voor maken je ontvankelijker maakt voor allerlei waarden en voor verschil. En in die zintuiglijke aandacht gaan met name Annemiek Vera en Marjolijn Zwakman mij voor. Altijd durven werken met wat zich aandient en wat je ter plaatse tot je beschikking hebt. Overal lonken ingangen naar de verbeelding zowel als de meest directe concrete ervaring.

 

De communicatieve benadering: appel doen op en gestalte geven aan iets gemeenschappelijks; anderen betrekken in het ontwerpproces; taal en vorm aanbieden voor anderen om iets wat sluimert te uiten en dit bekrachtigen; betekenis ontlokken bij anderen met behulp van een medium.

Wat er al was... Helemaal precies weet ik het niet meer hoe ik betrokken raakte in 2015 bij de Minor Co-design van de Hogeschool Utrecht. Wat ik nog wel weet is dat ik ontdekte dat er hele gemeenschap aan ontwerpers, onderzoekers, studenten en innovatiemakelaars was die hun designkwaliteiten inzetten voor maatschappelijk relevante vraagstukken. Wat direct resoneerde was het mensgerichte en de creativiteit aanwakkerende methodes in onderzoek: de mensen voor wie werd ontworpen kregen de mogelijkheid mee te ontwerpen. Creativiteit ten dienste stellen van het perspectief van anderen, dat kantelde mijn hele kijk op wat ik kon betekenen voor de wereld.

In mijn afstudeeronderzoek voor de Master Leren & Innoveren speelde ik al met het samen ontwerpen van leeromgevingen voor honoursonderwijs. Maar het was lector Remko van der Lugt die als rolmodel optrad voor mij en het lef aanwakkerde om al makend en ontwerpend gesprekken tussen mensen van focus en diepgang te gaan voorzien. Ik zal nooit vergeten hoe hij met een white-board marker begon te tekenen op het ramen van een lokalen, glazen wanden of op beeldschermen. En het is telkens genieten als ik op sta en dit ook doe tijdens statische vergaderingen van een groep mensen die erg vanuit 'hun hoofd' tegen elkaar praten over erg ingewikkelde zaken. Visualiseren en het gesprek daarop betrekken, maakt verschil!

Remko introduceerde mij daarnaast tot goudmijnen aan onderzoek en methodieken die onder meer vanuit de TU Delft komen en de benaderingen van co-designers uit Scandinavische landen. Het boek de Convivial Toolbox van Elisabeth Sanders & Pieter Jan Stappers fungeert als 'bijbel' voor mij. Wie ik als een bondgenoot en leermeester heb mogen kennen in het verkennen van de co-designtechnieken is Jelle Rijpkema. Als studentassistent heeft hij mij niet alleen het studentperspectief op co-designer worden geboden, maar deelt hij nog steeds ook allerlei know how en finesses van gebruikersgericht ontwerpen die hij opdoet door in allerlei projecten voor verschillende bureaus en opdrachtgevers actief te zijn.

Wat zich verrijkte en verdiepte... Stilzwijgende en latente kennis 'boven water' krijgen, kan je ook benoemen als 'het aanwakkeren van meerdere stemmen' als 'vertragen op wat er verschijnt', als een 'ode aan het luisteren'. Dat de muzen uiting en vorm geven aan wat bezongen mag worden sluit prachtig aan bij het humanistisch ideaal van co-design: de menselijke ervaring recht doen en verheffen. Dat het muzische ook een zekere ijlheid en ongrijpbaarheid bezit voegt aan het optimisme van de ontwerper ook schroom en ontzag toe. Niet alles is te begrijpen of te vatten. Maar door iets van de ander te bezingen, raak je beide wellicht makkelijker in een staat van ontvankelijkheid; en in deze ontvankelijkheid verschijnt dat wat verder vorm mag krijgen.

Waar Stappers en Sanders spreken van 'say', 'do' en 'make' technieken die een co-designer inzet in generatieve sessies, daar klinken nu voor mij vertellenspelen en maken luid in door. De co-designtechnieken hebben zo ook een muzische dimensie gekregen. De bezieling aanwakkeren kan nu ook vanuit een palet aan muzische technieken. Die bezieling geeft inzicht in wat er echt toe doet voor degene voor wie je ontwerpt. Die bezieling kan een spoor openen door moeizame en complexe vraagstukken voor wie daarop betrokken is of daarin verstrikt is geraakt.

In de finesses van het co-designen werkt het muzisch werken sterk door voor mij. Zowel co-design- als muzische sessies werpen de vragen op: 'Hoe maak je mensen ontvankelijk voor andere manieren van deelnemen en zich te uiten?' en 'Hoe land je een verkenningstocht door het andere op zo'n manier dat het voor iedereen voelt als een opbrengst?' Starten vanuit een bron, een verhaal, vanuit nieuwsgierigheid, bewegen, tactiel bezig zijn, stilte en eindigen met even wat schrijven, wat aanschouwelijk maken, verzamelen, terugleggen, buigen, bezingen, zijn manieren van werken waarvan ik zie dat ze anderen helpen instappen en afronden. De lunchlezing van 14 februari 2018 sprak wat dat betreft voor mij direct al alle zintuigen, vele manieren van samen maken en opvoeren als slot aan.

 

De artistieke benadering: intuïtie en inspiratie opwekken en volgen; unieke ervaringen tot uiting brengen; anderen uitnodigen het anders te zien en te doen; andere of diepere betekenis op het spoor komen; betekenis ontlokken door zelf in 'het andere' te gaan staan.

Wat er al was... Zo nu en dan sloop mijn fascinatie voor cultuur, taal en geschiedenis mijn werk in. Maar dan betroffen het vaak anekdotes of spontane analogieën en metaforen. Mijn muziek deed wel eens dienst als achtergronddeuntje bij een clipje dat ik opnam. Maar het was altijd een ander terrein dat 'er niet helemaal bij hoorde'. Onbewust zag ik het zelf ook als 'niet efficiënt gebruikte tijd'. Een paar keer eerder heb ik wel eens een essay of pleidooi geschreven aan een team van collega's waarin mijn liefde voor de oudheid of vreemde culturen en filosofie verscheen. Het versterkte het ethos- en pathosaspect van 'mijn redevoering'. Bij collega's afkomstig uit het buitenland of met een niet-Nederlandse achtergrond, ontstaat er wel vaak ruimte om nieuwsgierig te zijn naar het andere en te genieten van de erfschat van een ander.

Als ontwerper was de drang om te tekenen en symboliek in te zetten wel al sterk aanwezig. Het produceren van getekende clips of materialen of hele spellen & simulaties heb ik nooit losgelaten als docent of innovator. Scheppen is een uiting van joi de vivre wat mij betreft en onderwijs is een speelveld voor scheppend handelen. Studenten worden niet alleen tot beroepsbeoefenaren gevormd, maar ook gevormd als burgers, als mens. Dat voelde vanzelfsprekend voor mij om te willen doen, maar dit verlangen leek in onderwijsland ook snel iets politieks als ik er uiting aangaf. Of een hobby, een luxe. En hoorde, net als spiritualiteit, eigenlijk niet thuis in het seculiere, zakelijke en op overdracht van gefragmenteerde inhouden gerichte onderwijs. 

Maar gelukkig zijn docenten mensen. En heb ik een regenboog aan interesses, idealen, eigenzinnigheden en uitingen van waardering voor het geestelijk leven waargenomen bij collega's en studenten. Tussen de 'perkjes' van geprogrammeerd onderwijs, liggen de informele kanaaltjes die krioelen van leven en diversiteit. Soms lijkt onderwijs een ritueel om elkaar te ontmoeten zodat je vervolgens echt tot uitwisseling kan komen.

Wat zich verrijkte en verdiepte... Onderwijs vormt mensen naar een mensbeeld. Dat mensbeeld heel rijk verkennen, inkleuren en delen is een kernproces in onderwijs geworden voor mij door het muzische. Het humanistisch gehalte van ontwerpgericht handelen wordt groter en groter. Tegelijkertijd groeit het verlangen om het te stem geven aan alles waar wij als mens in sym-biose zijn, samenleving, om de verbinding met de kosmos rondom ons te onderzoeken en te bezingen. De kunsten zijn geen aparte categorie, maar zoals Bart vaak zegt: 'Het muzische kan je aanzwengelen zoals je op een radio beter kan afstemmen op een bepaalde frequentie door aan een knop te draaien. Het is er al, maar sluimert vaak.

De kunst van het musiceren, tekenen, dichten, verhalen of redevoeren als ambacht benaderen voelt nu logisch. Tijd doorbrengen met materialen en gereedschappen, geconcentreerd werken, wakkert ontvankelijkheid aan en deugden als schoonheid, kennis, broosheid, samenwerking, loyaliteit en zo meer. In een wereld waarin de balans tussen collectieve en individuele belangen, tussen schaarse bronnen, kwetsbare ecosystemen en materieel genietend leven verstoord is, biedt muzisch werken een weg naar het midden. Het midden van goed mens zijn zoals Aristoteles dat in zijn deugdethiek voorhoudt onder andere, maar ook het midden dat ecologisch en sociaal als duurzaam aangemerkt wordt door steeds meer bewegingen in onze tijd.

In elke situatie wachten duizend stemmen om te kunnen spreken. De rijkheid is soms overweldigend en dan is het dankbaar zijn voor zoveel schoonheid en het wonderlijke van wat zich voordoet, dan is dat wat rust en focus brengen kan. De stoutmoedigheid om te putten uit bronnen en andere manieren van met elkaar werken, voelt als verworven rijkdom die niet meer inwisselbaar is. Het muzische is een mindset, een ikigai, een 'bestaansbestemming' aldus mijn vertaling van dat Japanse concept.

Muzisch ontwerpen is net als meebewegen en uitlichten in de scheppende stroom van het leven zelf.

Media

Reacties