HUPC: Dementie-vriendelijke stad (episode 1)

27 november. Iedereen is gefocust en vol energie vertrokken. Twee studenten met een grote motivatie om iets te doen binnen een complex maatschappelijk vraagstuk troffen ons in een sessie om kennis te maken. Daarin heb heel zorgvuldig geprobeerd te zijn in hoe zij en hoe het concept van de professional college verschenen in relatie tot het thema dat ons samenbrengt. Autoriteit en autonomie vormen hierbij een boeiend spanningsveld. Bij het ontwerp van de sessie kozen we ervoor om heel visueel te werken. En we wogen af hoe de individuele en gezamenlijke verteltijd en maaktijd goed in balans zou kunnen blijven. Om de wijze van kennismaken al het karakter te geven van waar wij voor staan. 

Makend en egaliserend van wal steken 

‘The social history of craftmanship is in large part a story of the efforts of workshops to face or duck issues of authority and autonomy.’

The Craftsman - Richard Sennett


Spelers

Honoursstudenten: S. & F.

Mijn assistent: Jelle.

Projectleider HUPC: E. Architect van dit thema en 'makelaar' die de spelers bijeen heeft gebracht.

Inbrenger vraagstuk: D. Is verbonden aan een werkgroep binnen Ketenzorg Dementie Utrecht.

 

Doel

Sessie ontwerpen en uitvoeren waarbij de studenten kunnen instappen in een co-creatie met o.a. D. over de Dementie-Vriendelijke Stad (DVS).

De ontwerpvraag voor de sessie voor mij was hoe we S. en F. kunnen ‘onboarden’ waarin zij zoveel mogelijk verschijnen vanuit hun fascinatie voor het centrale thema: de Dementie-Vriendelijke Stad zonder dat er de traditionele dynamiek opdrachtgever-opdrachtnemer wordt aangewakkerd.

Ontwerp en verloop sessie:

  1. Rondje voorstellen
  2. Aanleiding verhelderen door E.
  3. Foto/voorwerp kiezen en persoonlijk haakje met DVS delen
  4. Denk-voel-droom werkblad invullen en delen dromen
  5. Volgende stap uitspreken
  6. Evaluatie van de sessie E., Jelle & Patrick

 

Mijn tienpuntsreflectie van deze sessie:

Eén: Ik zaag door

26 november. De dag vóór de sessie met de studenten in The Village op de Uithof. We zitten met zijn drieën in Bunk. We wisselen beelden over van start gaan uit. Ik was het ergens niet mee eens, maar ik wist niet precies waarom. Maar ergens voelde ik dat het starten van het project juist heel veel aandacht vraagt. E. was in de briefing aan ons over zijn verwachtingen van de kick-off vanuit een breed perspectief de bedoeling en benodigde informatie uiteen aan het zetten. Dat was een wat lang verhaal voor mijn gevoel. Ik merkte dat het mij zorgen baarde als deze energie het eerste zou zijn waar de twee studenten S. en F. aan zouden worden blootgesteld. Daarom ging ik ‘moeilijk doen’ of ‘doorzagen’ zoals Jelle het achteraf noemde. Mijn doel was om S. en F/ zo onbevangen mogelijk te laten starten aan dit complexe vraagstuk.


Twee: Wie spreekt voor wie?

D. zou er misschien wel/niet bij zijn. Dat vond ik een lastige, want de dynamiek is heel anders afhankelijk daarvan. Maar het veranderde niets aan het doel. Ja, natuurlijk moeten zij zich gaan verhouden tot andere stakeholders. Anders wordt het nooit co-creatie. Maar wij moeten zo min mogelijk die andere stakeholders gaan zitten representeren. Daarom was ik er op uit om in het sessieontwerp er een doel van te maken dat de studenten echt de aandacht kregen om hun haakje met de DVS te delen. E. mag wel spreken voor de geschiedenis van dit project in wording. Die geschiedenis mag wel verschijnen dus daarvoor printen we een foto van de 'gigamap' uit van het projectteam dat vorig jaar een voorloper van de DVS deed in de gemeente Boxtel.


Drie: Spanning bij het beginnen

Wie is er het eerst in The Village? Hoe herken ik de twee dames? Kennen zij elkaar al? Kunnen we ergens zitten? Wat as E. al begint te ratelen over de inhoud? Of kent hij hen al? Oh, hij staat daar zie ik. Is dat F.? Hoe komen wij in de lead? Wat gaat E. eigenlijk doen? Hoe voorkomen we dat we toch in de HUPC-ontwerpenergie terechtkomen?

Ik ben vrij gespannen, maar spot een tafeltje. Jelle en ik zijn op tijd en voorbereid met onze materialen en ontwerp voor de sessie. Wat zet ik eigenlijk op het spel hier vandaag?

Vier: Trekken aan de aandacht van E. zodat hij het inleiden afrondt

Allereerst was het een opgave om E. ons canvas te laten gebruiken om het HUPC-concept toe te lichten, maar dat lukte geloof ik wel. E. komt goed op stoom over het HUPC-concept. Zodra hij iets raakt van de DVS word ik ineens alert, want dan ga ik monitoren of het toch niet stiekem een briefing aan het worden is. Op ¾ van zijn verhaal vind ik het eigenlijk wel tijd voor meer samen en wat om te doen. De DVS laten verschijnen kan namelijk prima via een werkvorm met de foto’s.

Vijf: Mijn bron toelichten en F.'s reactie

Ik haalde het boek van Jeanette Winterson aan over Vuurtorenwachten en het weesmeisje met een gebroken levensverhaal. De metafoor is dat verhalen als vuurtorenlicht zijn voor mensen om richting te geven aan hun leven. Het lukte mij net als twee weken eerder om de emotie te voelen van het verweesde meisje op zoek naar een verhaal. Deze kon ik koppelen aan mijn oma die toen ze dementeerde ook een soort levende tijdscapsule werd voor een wereld van vroeger en ver weg voor ons als familieleden. Dat raakte F. zichtbaar. Zij zei ook dat ze het een mooi verhaal vond. Dat vond ik fijn te horen. Er is ruimte voor emoties en geraaktheid binnen ons gezelschap.

Zes: Ingetogen motivatie van S.

S. bleef vrij lang stil en had een beetje een pokerface. Tot zij zelf haar haakje met de DVS deelde. Haar oma. In Rotterdam. Op zoek naar wijken die er niet meer waren. Zo vertelde haar vader dat aan haar. Mijn opa komt ook uit Rotterdam. Ik heb oude fotoboeken ervan doorgespit met hem. Hij vertelde verhalen over hoe mooi de stad ooit was. Die wereld bestaat niet meer behalve in de verhalen van de mensen die er toen bij waren. De oma van S.. Zij legt daarna een mooie gedrevenheid aan de dag als zij vertelt over hoe zij iets met gebouwde omgeving wil doen binnen de DVS. Stille studenten kunnen dus bruisen van gedrevenheid.



Zeven: Jelle werkbladoefening laten inleiden

Jelle heeft een mooi werkblad ontworpen zodat ieder beelden t.a.v. de DVS kan delen met elkaar. Eerst even rustig schrijven. Overalert als ik ben al in deze sessie volg ik elk woord dat hij kiest op de voet wanneer hij de oefening inleidt. ‘Een visie definiëren’ zegt hij en onmiddellijk wil ik dat nuanceren. Wat vervelend van mij toch. Mierenneuker. Laat Jelle het op zijn manier vertellen, joh. Toch vat ik Jelles instructie nog een keer samen. Met iets andere bewoordingen. Ik kan het niet laten. Arme Jelle.


Acht: We zijn in stilte en geconcentreerd aan het werk

We zijn alle vijf even iets aan het maken. Niet iets super creatiefs, maar een invuloefening die wel veel persoonlijke informatie over de DVS oprakelt. Dat samen bezig zijn schept direct het gevoel van een werkplaats, een werksessie. Het lijkt op werk. We doen moeite. Zometeen gaan we dit delen. Ieder maakt even expliciet waar de energie en de gedachten naar uitgaan bij de DVS.

Negen: Voornemens laten verschijnen

Welke dadendrang roept dit op vraag ik nadat ieder zijn dromen heeft gedeeld bij de DVS. Het is misschien een wat gek woord: ‘dadendrang’. Maar men pakt het wel op, want het is niet vaag. En door te vragen welke aanzet het oproept zijn we nog niet actieplannen aan het afhameren, maar we zitten nog in de verkennende fase van echt werk dat nog moet gaan komen. Hier wordt ook de motivatie van F. en S. weer duidelijk. S. wil meer kennis op het gebied van dementie. F. wil mensen met vragen erover spreken in haar wijk. E. moest nog wel even vermelden wat D's dadendrang is. Dat is in dit rijtje minder erg dan aan het begin van de sessie, want nu is het één van de aanzetten tot actie in plaats van het leidende frame.

Tien: evalueren achteraf met behulp van een bootmetafoor

De roloverdracht van E. naar mij als begeleider was een van die zaken die we aan het uitvogelen zijn. Wanneer schamp je de intentie om te briefen over het onderwerp als representant van de opdrachtgever? Wanneer  draag je ets echt over? Wat gebeurt er dan met alle verhoudingen? We hadden hoe om te gaan met dit soort finesses niet heel expliciet hadden gemaakt van tevoren. Opeens doemde de metafoor van het bootje op dat van de wal is geduwd en op weg is nu. E. had dat gevoel ook. En dus zei ik dat het heel natuurlijk is dat je soms met de voet het bootje nog even aan de kant houdt. Dat herkenden we ook. Mij bevalt deze metafoor bevalt wel. Het heeft iets waar werk en moeite uitspreekt, maar ook gaat het over tact en contact houden. Het gaat over iets wat wiegt en zijn eigen gang moet vinden in vaarwater.


Persoonlijke inzichten hierbij:

Rustig Patrick, het komt wel goed…

De twee jonge dames zijn een bron van motivatie…

Ruimte bewaken zodat deze geboden wordt aan ieder in gelijke mate zorgt voor fijne werksfeer… volgorde maakt uit!

Je kan vrij snel een gezamenlijk gedragen werkplaats-gevoel creëren...

Visueel en schematisch werken samen gaat lekker…

Er is ruimte voor persoonlijke geraaktheid…


Dadendrang die dit oproept:

Verder gaan met visuele tools en een mooi ritme tussen persoonlijk en samen maken. Hierover wil ik iets publiek maken. Komen tot een eigen toolkit per fase lijkt me ook tof. En ik wil nadenken over hoe andere stakeholders kunnen aanhaken op wat wij aan werkplaats-energie al hebben opgewekt.


Inspirerende quote en titel:

‘The social history of craftsmanship is in large part a story of the efforts of workshops to face or duck issues of authority and autonomy.’ (Richard Sennet in The Craftsman)

Ik denk dat deze quote wel past bij de onderliggende spanning van een HUPC-project. Het feit dat we bij co-creatie willen spreken over de inbrenger van vraagstuk in plaats van een opdrachtgever geeft al weer dat er anders tegen hiërarchie wordt aangekeken. Ook onderwijskaders (zoals criteria voor een honours-waardering) zetten we in eerste instantie tussen haakjes. Daar gaat het nu even niet om. Autoriteit en autonomie vormen wellicht een as waarlangs bewogen moet kunnen worden. En de geest kan beter bewegen als er ruimte is in de framing en concepten, niet bij verschijnselen die een ‘fixed mindset’ oproepen.


Het zijn van wat Richard Sennet een workshop noemt, een werkplaats of atelier, komt naar voren op de momenten dat we samen aan het werk zijn vanuit bepaalde waarden. Die waarden hebben te maken met Goed Werk wat mij betreft en met bewegen in complexiteit. Maken is de kern hierbij. Even ergens aan werken, iets wat een maaksel oplevert. Daar samen aan zitten of ieder voor zich en dan delen met elkaar.

Media

Reacties