De inbreker

Als we ruimte willen maken voor muzisch werk kan het zijn dat we moeten inbreken. Het kan zijn dat we alle boeken, papieren en laptops van tafel moeten vegen. Het kan zijn dat we de vergadering een andere tafel moeten voortzetten. Het kan zijn dat we moeten scanderen dat het tijd is voor iets anders. En wel nu!

Om de Urban Dance te kunnen opvoeren moeten de straatdansers een stukje van de openbare ruimte tijdelijk toe eigenen. Geweld is een te groot woord. Agressie ook. Maar een stevig pro-actief optreden is wel nodig. Het is tenslotte en met goede bedoeling, toch een vorm van inbreken. Stel je het beeld zo voor. De passanten gaan huns weegs, winkel in winkel uit, of juist gehaast naar het station. Plotseling wordt iets van die orde verstoord. Iemand roept ‘what time is it’. Een ander roept terug: ‘showtime’!! En weer wordt het geroepen:  ‘what time is it’ en weer klinkt het antwoord ‘showtime’. Het is dus tijd voor iets anders. Er wordt een touw op de straat gelegd. Dat wat gewoon voetgangers doorloop was, wordt nu een podium: een speelruimte. Als je wil blijven staan kijken weet je nu ook waar precies; vlak voor het touw. Langzamerhand verandert er iets in de passanten. Ze dralen en denken ‘ach ik kan best even blijven kijken’. Al dit rumoer van de voorbereiding is nodig om een setting te maken waarin de opvoering plaats kan vinden. Ook de binding met het publiek dat eerst nog passant was is belangrijk. Je kan natuurlijk weglopen zonder te betalen, maar dat is niet de bedoeling. En is ook niet zo sportief. Je bent deelgenoot geworden. Je maakt het mee. Daar moet iets tegenover staan. In dit geval geld. Dan pas ben je ‘los’ en kan je terug in je passantenrol.      

Nu de analogie. Als we ruimte willen maken voor muzisch werk kan het zijn dat we moeten inbreken. Het kan zijn dat we alle boeken, papieren en laptops van tafel moeten vegen. Het kan zijn dat we de vergadering een andere tafel moeten voortzetten. Het kan zijn dat we moeten scanderen dat het tijd is voor iets anders. En wel nu! Het kan zijn dat wij moeten beseffen: ’wij zijn en wij doen nu anders’.

Want als we dat niet doen draaft de gewoonte gewoon zonder op of om te zien verder. Dan kan de speelruimte niet zijn. Wat durf je door dit stukje net wel, terwijl je het anders net niet zou doen. Stel dat je je kop zou moeten uitsteken, je stem verheffen, in het werk de boel even op een ander been zou moeten zetten, waar zou dat dan zijn, wat zou je willen doen? 

Reacties