Pendelen

Speelruimte kan bestaan bij de gratie dat er ook niet-speelruimtes zijn. En andersom. Het gaat om het in- en uit bewegen, om het heen en weer bewegen, om het oscilleren in het werk tussen verschillende manieren van werken, de dynamiek daarvan, de dans daartussen.

Laten we ons voorstellen dat er twee modi zijn om te werken. Kenmerkend voor de dominante modus, die we allemaal wel kennen, is dat die werkt met leiderschap, verantwoording afleggen, verdelen van taken, analytisch onderscheiden en structuur aanbrengen. Deze modus werkt met een extrinsieke motivatie gericht op doelen/resultaten en opgaves realiseren, planmatig werken, eerst dit dan dat … De andere modus heeft het karakter van speelruimte. Er is inbreng van alle kanten, rommel- ruimte, associatief in elkaar haken, uitproberen wat werkt en werken met wat er is. Er is een intrinsieke gedrevenheid. Opgaan in de activiteit zelf. Kenmerkend is het opschorten van het oordeel. Even niet hoeven te voldoen aan de normale eisen over kwaliteit en wat goed is.

Als de complexiteit in het werk toeneemt, wat al tijden gaande is en de wereld ook nog eens meer en meer in de war raakt, wat het geval is, is de automatische reflex om meer analytisch en ordenend te gaan werken: alle zeilen bijzetten anders wordt het zootje. De modus voor de speelruimte komt in de verdrukking. Dat is kwalijk omdat de dynamiek tussen die twee zo essentieel is. Het gaat niet om een strijd tussen deze twee modi, geen of/of, maar juist om de afwisseling daartussen. Speelruimte kan bestaan bij de gratie dat er ook niet-speelruimtes zijn. En andersom. Het gaat om het in- en uit bewegen, om het heen en weer bewegen, om het oscilleren in het werk tussen verschillende manieren van werken, de dynamiek daarvan, de dans daartussen. Dat maakt werk tot levend werk. Maar dan moeten we dus als het complex is en nog complexer wordt extra aandacht besteden aan die speelruimte. Om te kunnen blijven pendelen. Het ware spel is de beweging tussen die twee manieren van werken. Dat pendelen zien we als ‘muzisch werk’ twee woorden, muzisch en werk, die zelf ook pendelen en op elkaar inwerken.

Hoe zou jij aannemelijk maken in je werk om even iets anders te doen. Zou je het voorbeeld gebruiken van Google die werknemers 20% vrij liet invullen? Zou je een beroep doen op dingen die je weet uit theorie over creativiteit, innovatie? Welke argumenten gebruik je om anderen uit te nodigen om te pendelen?

Reacties