Tienpuntsreflectie Tweedaagse 24 en 25 januari 2019

Dit is mijn reflectie over mijn eerste tweedaagse in WMO2 in januari. Ik haal elf momenten aan, zoek vervolgens naar wat hierachter doorklinkt aan fascinaties en stemmen. Tot slot concludeer ik wat ik hieruit wil vasthouden voor mijn verdere onderzoek.

Knowledge is not made for understanding, it is made for cutting. - Michel Foucault

Dit is mijn reflectie over mijn eerste tweedaagse in WMO2. Ik haal elf momenten aan, zoek vervolgens naar wat hierachter doorklinkt aan fascinaties en stemmen. Tot slot concludeer ik wat ik hieruit wil vasthouden voor mijn verdere onderzoek.

 

punt 1 - Daan nam ons mee in wat onderzoek eigenlijk is. Ik luisterde aandachtig naar hem en tekende in mijn notitieboekje. Dat hij ons heel rustig uit de doeken deed dat onderzoek gaat over kennis, over een systematiek en over delen bereidde mijn hersenen voor op nadenken over waar mijn eigen onderzoek over zou kunnen gaan. De term ‘Epistemic Fluency’ vind ik cool klinken. Ik herken het heen en weer bewegen tussen verschillende vormen van kennen uit mijn werk. Daar ben ik vaak getuige van discussies tussen collega’s over wat echte kennis is, wat wel onderzoek is en wat niet. Men praat vaak langs elkaar heen en onderzoekt eigenlijk te weinig op dieper niveau vanuit welke kentheorie (epistemologie) en opvattingen over de wereld (ontologie) men naar onderzoek kijkt. Dat Daan een raamwerk uit de doeken doet en ons de kans geeft om onze beelden over onderzoek te onderzoeken stemt mij dankbaar. Dat andere deelnemers er meteen van alles willen maken, andere termen op willen plakken of willen toetsen of wat hij deelt met ons inderdaad is wat men al wist vind ik irritant. Ik vraag me dan af of het ego’s zijn die van zich willen horen spreken. Of is er sprake van leren omdat men iets wat nog onbekend is probeert te relateren aan wat al wel bekend is.

punt 2 - In het voorbespreken van het delen van wat we gemaakt hadden koos ik om met Tet te werken. Ze kwam erg rustig op mij over en ik had behoefte aan een kalme en wijze energie. Ik toonde haar de Muzen die ik had getekend en dacht hardop na over mijn beweegredenen juist dat te maken. Daardoor kwam ik op ideeën om de Muzen in te zetten als een soort steuntjes voor anderen. Tet stopte mijn denkgang daar. “Waarom zou je weer iets voor anderen willen betekenen?” Het was terecht dat ze me daar stilzette. Ze hield me een spiegel met mijn rolopvatting voor en ik realiseerde me dat het mij reflex is om alles van waarde wat ik ontdek direct wil delen of ten goede van anderen wil laten komen. Maar mag mijn beeld maken van de Muzen om me met hen te verbinden allereerst goed zijn voor mij? Mijn vitaliteit? Mijn hulpvragen?

punt 3 - En dus liet ik de anderen de tekeningen van de Muzen voor mij inkleuren en voorzien van boodschappen die als steun in mijn rug konden dienen. Het voelde wat vreemd aan voor mij, omdat ik tegelijkertijd de lead had en de begunstigde was. De lead nemen om iets voor mezelf te laten doen ben ik niet gewend. Maar ook in mijn rol als onderzoeker zal ik dit moeten toelaten, omdat ik in eerste instantie degene ben met een vraag.

punt 4 - Marjolijn had me gevraagd om te participeren in een experiment met instrumenten en maskers. De toedracht, haar achterliggende vraag en de bedoeling waren me niet helemaal duidelijk, maar dat kon me geen reet schelen want ik vind uitvoeren met anderen heerlijk om te doen. Ik ben dankbaar voor die kans. Iedereen deed zijn ding op het podium. Ik droeg het masker van de exacte wetenschap. Mijn instrument moest ik ergens in de ruimte leggen. Daardoor ging ik zitten. Dat gaf de uitvoering een wat statisch karakter voor de toeschouwers, maar ik was vooral bezig met de klanken, de toonsoort, de dynamiek en niet met het beeld. Ik ben een en al oor op zo’n moment en dat doet me goed.

punt 5 - Als dragend citaat bracht ik twee alinea’s van Jeanette Winterson in. Ik dacht dat dit wel voldoende zou zijn. Dat was het ook. Maar toch twijfelde ik en dus kopieerde ik nog snel 2 pagina’s uit het filosofisch werk van Maurice Merleau-Ponty. In een heel andere taal drukt deze tekst hetzelfde uit voor mij. Misschien verwarde het de andere deelnemers meer dan dat het verrijking bood. Niettemin was de opvoering van de teksten van dien aard dat het weinig uitmaakte. De tekst van Winterson ging over stilte. En wij bewogen mompelend door elkaar heen als dagelijks gebabbel dat de echte verhalen verhult en verdrinkt. De spanning tussen de tekst en de vorm, tussen mij en de twee teksten gaf me een ervaring in loslaten van zaken die me na aan het hart liggen. Ik mag me meer laten verrassen door wat anderen ervan maken.

punt 6 - Wilbert deed in de beperkte tijd die hij nog had voor zijn dragend citaat iets geniaals. Hij liet ons een kernzin opschrijven op een flap en die op een passende plek ophangen op de verdieping. Na elkaar namen we dan de anderen mee naar onze flap terwijl we al wandelend een inleiding verzorgden. Daar aangekomen bleven we stil. Wilbert had deze vorm spontaan bedacht en daar had ik bewondering voor. De vorm werkte erg goed! En is het waard om vastgelegd te worden.

punt 7 - We sloten de eerste dag af met Diabelli-achtige variaties in kleine kringen. Waar anderen eindeloos leken door te kunnen gaan, was mijn groep al snel klaar. Was ik zelf te behoudend of niet een durfal genoeg? Of was ik al leeg en moe van deze dag? Ik koos ervoor het tweede te concluderen en de volgende keer nieuwsgierig te zijn naar wat er nog meer voor ‘geks’ losgemaakt kon worden.

punt 8 - De tweede dag startte met de vraag hoe je zichtbaar wordt in je onderzoek. We deelden wat vragen en beelden over onze praktijken. Toen ik conceptuele taal ging spreken verloor ik Marjolijn. Dat maakte dat ik juist met haar wilde sparren over mijn onderzoek, omdat zij misschien een blinde vlek van mijzelf kan blootleggen. Ik kon haar helpen met een metafoor om ons onderzoek als een huis te zien. Ik betrek de bouwtekeningen of maak een schets van de structuur van het huis, terwijl Marjolijn gewoon naar binnen loopt, om zich heen rommelt en daarna de opzichter haalt om samen op ontdekking te gaan en de ramen en deuren open te stellen voor andere buurtbewoners. “Jouw instapmasker is conceptueel van aard.” Dat is de opmerking die me trof. En met dat masker is niets mis, maar het is goed te beseffen dat anderen andere instapmaskers kunnen hebben. En dat er na het instappen weer andere maskers kunnen volgen. Dit laatste voelt als een leidraad om mezelf te kunnen blijven vrijspelen tijdens het onderzoek.

punt 9 - De speech-opdracht was misschien wel het meeste creatieve dat er van mij gevraagd werd tot nu toe in de Werkplaats. Schrijven vind ik heerlijk. Op een podium staan vind ik heerlijk. In een traditie van de Oudheid stappen vind ik heerlijk. Die diachrone verbinding met de retorische traditie terug naar de gebeurtenissen in Rome en de synchroniciteit van het met z’n allen bezig zijn met een werk voor opvoering gooien de creatieve luiken wijd open bij mij. Ik ben ook eerst een half uur muziek gaan luisteren en gaan praten met mensen die ik kende en toevallig tegen kwam bij de Nieuwkade voordat ik werkelijk ging schrijven. Ik kan vertrouwen op de Muzen dat ze me zullen inspireren. Ze hebben me nog nooit in de steek gelaten in een setting zoals deze. Wat een genot!

punt 10 - En toen beklom ik het spreekgestoelte en voelde ik al die keren dat ik seminars heb verzorgd, hoorcolleges gaf en heb gesproken tijdens de uitvaarten van mijn grootouders. Ik moest ook denken aan de speech van Marcus Antonius van Shakespeare en al legde ik niet zulk retorisch vernuft en geweld aan de dag als hij doet, toch voelde ik de emotionele energie van die speech stromen als steun in de rug en wind in de zeilen van mijn woorden. De reacties waren bemoedigend. En voelden ook als beloning voor het serieus nemen van de vorm en daarbinnen oefenen en beter worden. Dit streven naar meesterschap is een belangrijke drijfveer voor mij. Ik sta mijzelf dan niet toe heel eigenzinnig om te springen met de vorm en die op te rekken. Voor mij is het onderste uit de kan halen juist wat ik nastreef en dat realiseer ik me weer als ik anderen andere keuzes zie maken. Ik heb daar een oordeel over. Vind het jammer, want de speeches worden zo ook onvergelijkbaar en dan mis ik het raamwerk om te leren van en met elkaar met als intentie een vorm beter te beheersen. Ik sta dan ook meer alleen in mijn streven. Terwijl ik juist zo graag wil verbinden. De woorden onderscheidend verbinden hebben een spanning in zich.

punt 11 - Tot slot gaf ik Anke het advies dat onderzoek heel klein mag blijven. Dat raakte haar. Ze betrapte zichzelf op een aantal verwachtingen die haar niet verder hielpen. Dat raakte mij weer. Misschien is alleen al het fenomeen ‘instappen’ in een proces een onderzoek waard. Of ‘eigenzinnigheid’ tonen.

 

Waar ben ik eigenlijk op uit?

Wat zie ik opdoemen in de punten hierboven? Hoe verhoudt zich dat tot de vorige keer? Eerst wat ik vorige keer op het spoor kwam:

…een verlangen om mee te spelen, een verlangen naar verbinding en eerbied voor de broosheid en de potentiële rijkheid in en van contact. Daarbij moeten vorm en inhoud kloppen met elkaar. Stilte en concentratie zijn voor mij belangrijke ingrediënten voor leren en expressie. Strengheid in vorm, houden aan wat we afgesproken hebben zijn dan randvoorwaarden die mij helpen. Daarbinnen is speelruimte en vrijheid. Dit vermogen tot weerhouden van impulsen en wat opleeft van binnenuit om ruimte te geven aan wat er gebeurt tussen mensen fascineert mij.

Deze keer zie ik dit:

Wijzen van kennen en conceptualiseren, traditionele vormen en autoriteit verdienen een eigen stem en een kans om toegelaten te worden zoals ze bedoeld zijn te verschijnen. Ook zij hebben een broosheid. Kennelijk ben ik erop uit om me langs die lijn te ontwikkelen en verbinding te vinden met anderen. Daarnaast zoek ik naar een bevestiging van mijn eigenzinnigheid zodat ik die van anderen kan toelaten en waarderen. Daarbij ontdek ik ook dat er nog ruimte is om in te nemen anderen te vragen iets voor mij te doen.

Ik zie een continuïteit in het spoor van de vorige keer. Ook zie ik een ontwikkeling. Niet alleen is mijn denken over onderzoek verruimd, ook is de toestemming verleend om genuanceerder te kijken naar waar het Muzische kan optreden en dit in focus te houden een tijdje uit nieuwsgierigheid. Dat voelt als een stap vooruit. En als verfijning van mijn denken, voelen en handelen als onderzoeker.

Deze continuïteit schep ik nu in dit schrijven. Het is niet iets absoluuts, maar het spoor ‘licht op’ door het zoeklicht van deze reflectie en ik verbind de dagen van de WMO met elkaar. Ik verbind mij met tradities die ouder zijn dan ik en vormen en concepten die buiten mijn directe leefwereld zich hebben gevestigd. Misschien heeft Michel Foucault wel gelijk dat mijn lichaam een kruispunt van machtsrelaties is. De rol van onderzoeker, maker, spreker, professional en de discoursen die deze stutten werken op ons in en ieder reageert daarop. Kennis is dus niet iets wat tot vergroot begrip van de wereld leidt, maar tot in- en uitsluiten van wat behoort tot mijn rol, mijn handelen, mijn zijn. Ik word me wel meer bewust van hoe deze machtsrelaties die kennis omgeven inwerken op anderen. En in hun reacties ontdek ik een spoor van mijn eigenzinnigheid.

Wat concludeer ik?

Wat ik wil agenderen voor mijn onderzoek is aandacht voor instappen van anderen, vertrouwen in vormen en strengheid en ruimer denken en handelen in de specifieke stappen uit het onderzoek. Concreet betekent dat dat ik mijn kringleden ondersteun in hoe zij wensen in te stappen in het onderzoek. Aandacht geven aan hun fascinatie en startvraag. En leren van wat er voor hen op het spel staat. Verder ga ik de Muzen nog meer uitwerken in hun talisman-functie voor mij. Ik wil dat zij mij gaan steunen vanuit hun eigen kwaliteiten.

Reacties