Reflectie na dag 4/ 16-06-2018: de eerste dag van het festival

We voeren gesprekken waarin we opstellingen doen met objecten. Het festival begint. 

 

Vraag 1: kies een object dat staat voor de natuur.

Vraag 2: kies een object dat staat voor jou.

Vraag 3: kies een object dat staat voor het onvermijdelijke

Vraag 4: Wat heb je nodig?

 

Wat betekent de zin 'dat staat voor'?

Als we stelling nemen gaan we ergens voor staan. Je geeft iets een stem. Wanneer je je uitspreekt over wat je raakt, irriteert, verwondert of verbaast vertolk je een stem. Een stem die ergens voor staat voorbij jou alleen. Je spreekt namens iets of iemand. We zijn ons vaak niet bewust van deze stem.

Wat vraagt het om te zien waar je voor gaat staan? Namens wie of wat je spreekt. Of wat je een stem geeft. 

In de 18 gesprekken die ik vandaag heb gedaan viel me op dat mensen heel verschillend reageren op de vraag: kies een object dat staat voor. Mensen kiezen anders. De één ziet alleen het object. Het stuk hout staat hooguit voor een boom. De ander ziet iets in het object dat refereert aan een associatie. Een klein gewij van een hert staat voor vergankelijkheid. Weer een ander denkt eerst heel goed na over wat hij wil laten zien. En weer een ander is alleen bezig met het eindbeeld: de foto moet mooi zijn.

Hoe werken representaties? Vandaag ontdekte ik dat er verschillende bronnen van representatie zijn. Wat roept het op?

Ik kom tot een volgende verzameling:

- associaties: 'het doet me denken aan..'

- gevoelens: 'het roept bij mij een gevoel van geluk op'

- herinneringen: 'ik weet nog dat ik met mijn ouders...'

- concepten: 'we leven in een tijd waarin de mensheid...'

- gedachten: 'ik denk dat we de relatie met de natuur 

- beelden: 'het stuk hout staat voor bomen'

Dezelfde vragen en zoveel manieren van antwoorden. Wat bepaalt de representatiestrategie? Als begeleider is het afstemmen op die strategie en daar dicht bij blijven. Als iemand alleen een stuk hout ziet is het goed om dat als informatie tot je te nemen en verder te vragen naar wat het object zelf te zeggen heeft. Dit lijkt me een kernpunt. Een gesprek onderbreken door een object en dan het object terug te laten spreken. Wat heeft het je te zeggen voorbij je gedachte. Wat verrast je? Wat trekt de aandacht? Pas als we het gemaakte kunnen laten terug spreken kunnen we uit onze repeterende gedachtenpatronen komen. Objecten kunnen verrassen en een nieuwe verhaal laten ontstaan. 

Mijn onderzoek morgen wordt om de constellatie die ontstaat nog meer te laten terug spreken. Wat laat het zien?

 

 

Reacties