Een cartografische wending - werk in opvoering

Maandagmiddag 16 mei, 'Werk in opvoering' is het thema. We werken in kleine groepjes. Bassist, componist en HKU-docent Bart Soeters leidt ons via zijn fascinatie voor kaarten naar hoe hij zijn studenten helpt zich via visuele weg jazzmuziek toe te eigenen. Er komt van alles in beweging in mijn eigen geest. Waar ben ik de kaartenmaker van?

Als kind lig ik uren te bladeren in de atlas die ik van mijn grootvader heb gekregen. Een verlangen naar ontdekken, maar ook naar zicht krijgen op waar ik me thuis voel, welt op als ik het zware boekwerk opensla. Nu nog beschouw ik deze atlas en de verhalen die mijn opa over zijn eiland en zijn leven heeft opgeschreven als de mooiste aanwijzingen voor een herkomst die voor mij voorbij de horizon ligt en wegzinkt in een verleden dat langzaam vergeten raakt. De specerijen brachten de Nederlanders ooit daar, loyaliteit bracht mijn grootvader hier. Een reis die alleen op een volledige wereldkaart is in te tekenen.

Muziek speel je van een partituur. Voor sommigen hoort deze weergave er onlosmakelijk bij. Componist John Cage pende ooit een partituur neer van cirkels, zaagtanden, vierkanten en lijnen en vroeg muzikanten dat te spelen. Wie Guitar Hero heeft gespeeld of op Youtube grasduint komt ook allerlei gekleurde balkjes en stippen tegen die door het beeld glijden met het verstrijken van de maten. Of pianist-die-ook-architect-is, Murat Ali Cengiz, die het patroon speelt van lichten in wolkenkrabbers die aan en uit gaan. Elke weergave onthult iets anders en vervormt tegelijkertijd vertelt Bart Soeters ons. Dat zien we met name als we Google Maps openen en zien dat Groenland bijna even groot is als Afrika. En dat Europa het middelpunt is als we door de Bosatlas bladeren. Zo neemt Bart me mee op maandagmiddag, op de eerste dag van het festival. Het brengt iets op gang in mijn gedachten.

Kaarten maken doen we ook in organisaties. Denk aan organogrammen of ’customer journeys’, ‘tijdlijnen voor implementatie’, 'roadmaps’, ‘marsroutes’, 'omgevingscans’, ‘krachtenveldweergaves’ en wat niet meer. In het hbo-onderwijs waarin ik werk, maakt bijna elke student van elke opleiding wel op enig moment een kaart ergens van. Sociaalwerkstudenten maken ‘wijkscans’, studenten van de opleiding Bedrijfskunde maken in Windows Visio een stroomschema,  Ecologische Pedagogiek nodigt studenten uit een ‘leerlandschap’ te verkennen, aanstormend ondernemers vullen een Business Model Canvas in en bij Communicatie & Multimedia Design verdwaalt men wel eens in een ‘gigamap’. Kaarten bieden overzicht en overzicht biedt houvast. Sinds we bij de HU met een aantal lectoraten ook werken met complexiteit op het vizier hebben, is 2D niet langer voldoende: zaken in de ruimte zetten vanuit systemisch perspectief boekt een enorme terreinwinst in die contreien.

Bij een internationaal docententeam liet ik eens iedereen in groepen op een denkbeeldige wereldkaart op de grond staan. Telkens een andere vraag als plaatsaanwijzing: ‘Waar genoot jij je eerste onderwijs en hoe was dat?’ ‘Waarheen droomde je van jongs af aan altijd al te reizen en waarom?’ ‘Waar had jij je meest indrukwekkende internationale ervaring?’

Ook laat ik docenten wel eens spelen met willekeurige objecten die ik in een tasje bij me heb. Dan hoor ik hen zeggen: ‘Deze kaars is de student en ik ben de veer; daar tussen in ligt het steentje, dat wat iets worden kan, maar er nog niet is.’ Zo verkent men op tafel de onderlinge verhoudingen tussen rollen, nieuwe concepten of lastige kwesties. Of men tekent een route door een landschap als metafoor van de studiereis van een propedeusestudent. Toen ik zelf een oriëntatiecursus op promotieonderzoek volgde vroeg mijn docent of ik een ‘levenslijn’ wilde visualiseren waarin zichtbaar wordt wat mijn beeld van onderzoek gevormd heeft. Eigenwijs als ik ben tekende ik een spiraal die ontstond bij mij als embryo in het midden. Eigenlijk was het absurd om alleen maar met een whiteboard marker in een paar kleuren te werken. Dat vraagt voor mijn gevoel nog steeds om materiaal dat meer om het lijf heeft en vanuit deze ‘lijfelijkheid’ meer kan betekenen. Laatst stond ik versteld van een porseleinen kaart van Delft. Net als vroeger toen ik in de atlas tuurde, wilde ik haast in dit beeld gaan wonen.

Toen we allemaal op afstand werkten en al het contact 2D werd, raakte ik enorm uitgeput door de platheid van praten tegen een scherm. Om de vitaliteit te bewaren in mijn werk zet ik me tijdens de eerste lockdown tot een soort ‘kalligrafische wending’. ‘Als we dan in twee dimensies werken, dan wel zo mooi mogelijk!’ leek ik te denken. Toen de pandemie geen kleine hapering bleek te zijn en de afstand maar bleef duren, heb ik mijn repertoire aan ontwerpkennis toevertrouwd aan zo’n vijftig losse hexagonale tegeltjes. Monnikenwerk! Maar al die moeite bleek de moeite waard. De tegeltjes werden hoofdrolspeler in clips voor studenten en mijn studenten vuurde ik aan om zelf ook zulke tegeltjes te gaan tekenen: ‘Welkom in mijn maakatelier!’ luidde de introductie van mijn online lessen. Als de 2D-wereld domineert, laten we er dan ook iets ambachtelijks van maken. ‘Dat kost toch ongelooflijk veel tijd?!’ reageerden collega’s. Ja. En dat is een goed. Maken én terugmaken als manier om de verbinding met het concrete enerzijds en anderzijds het onderscheidende van ieder mens, die even iets maakt, te onderhouden.

Aan dat vertragende ambachtelijke, daar raakt kaarten maken aan voor mij. Maar er is nog iets…

Elke ochtend van het festival deze week fiets ik naar de Metaal Kathedraal terwijl ik een podcast luister. Ik raak in beslag genomen door een vertelling van cultuurhistoricus David van Reybrouck, gebaseerd op zijn boek Revolusi. Hij vertelt hoe Nederland vanaf 1902 begint ‘school te maken’ als een vorm van beschaving in Nederlands-Indië. De zogenaamde Ethische Politiek moet wat terugdoen voor de ‘inlanders’ die onder het koloniale juk hebben moeten lijden en tot dan toe niet de vruchten hebben kunnen plukken van de superieure Nederlandse zeden. Zo zag men dat toen. Vanuit een soort Christelijk schuldbesef maakt men werk van onderwijs voor een relatief beperkte groep niet-Europeanen. Mensen die als arts in de binnenlanden of eventueel in de bestuurlijke bureaucratie zouden kunnen gaan dienen. In de klaslokalen hangt ook een wandkaart waarop de jonge Javanen, Sumatranen, Chinezen uit de middenklasse, Molukkers en vele anderen iets zagen wat zij nog nooit eerder gezien hadden: de archipel van 'Insulinde', Nederlands-Indië als een politieke eenheid. Kaart maken doet hier de eerste vonkjes nationaal bewustzijn ontvlammen: ‘Indonesië’ kon geboren worden in een cartografische instantie toen jonge blikken voorbij de horizon van hun eigen heem begonnen te verbeelden en de ontelbare hoeveelheid eilanden rond de evenaar als een samenhangende verzameling konden denken. Tijdens de Japanse bezetting maakte een noodlijdende Nederlandse vrouw een jurk uit zijden kaarten. Ze vluchtte voor haar leven gehuld in een weergave van een wereld die voorgoed zou veranderen.

Kaart maken als instrument voor politiek ontwaken. Het roept bij mij de vraag op welke ogenschijnlijke losse elementen je allemaal in een cartografische handeling kan verzamelen tot een geheel, een geheel waarmee je ergens voor kan gaan staan, iets kan verklaren. Welke elementen moeten volgens jou samen weergegeven, geassocieerd, worden zodat er sprake is van iets nastrevenswaardigs omdat het eerlijk, rechtvaardig, open, duurzaam, divers, homogeen, democratisch, traditioneel, vrij, solidair of wat dan ook is? Hier zou je een werkvorm van kunnen maken. Of je hanteert het als een principe waarmee ieder even de kans krijgt om stelling te nemen of zo’n stelling te verkennen door iets te maken.

Zelf denk ik hier even op door in de context van onderwijs. Misschien ligt hier wel een contrapunt voor de gewoonte waarin studenten leren de ‘kaarten’ van anderen te hanteren. Hiermee bedoel ik niet dat iedereen even mag ‘mindmappen’, al is de mindmap geen onbruikbare manier van een associatieve verkenning op papier. Misschien vraagt het wel meer om verrassende en verschillende vormen van beeld en materiaal waarmee een visuele, tactiele en zelfs een auditieve exploratie gemaakt kan worden die leidt tot een eindbeeld. Meer werken zoals een kunstenaar dat kan doen. Bij een groep honoursstudenten nam ik onlangs waar dat het best lastig is om zomaar met materiaal iets te scheppen wat een relatie met de wereld moet hebben. ‘Ik weet niet waar ik moet beginnen’ hoorde ik iemand zeggen die niet van zijn stoel afkwam en het materiaal te lijf ging. Of men creëerde een associatieve visualisatie van de eigen verlangens of een droombeeld. Iets van buiten jezelf verstaan op een alternatieve manier en vangen in ongebruikelijke materialen en vormen vraagt een specifiek proces. Hierin ben ik zelf ook nog zoekende.

Tot slot wil ik nog iets zeggen -of beter: laten zien- over hoe ik probeer een verkenning te maken rondom het begrip ‘school maken’. Daarvoor helpt het om zo nu en dan een aanzet tot een ‘kaart’ te maken. In zo’n kaart onderzoek ik wat samenhangt met school maken. Soms leidt dat tot iets conceptueels met een associatie van allerlei begrippen. Dan weer ontstaat er iets wat letterlijker een kaart voorstelt maar dan doorsneden met citaten. En ik belandde zelfs een keer in een verkenning op papyrus met pastelkrijt en klei. Zo hoef je niet stilistisch gebonden zijn aan één type cartografie. De ontvankelijkheid aanwakkeren voor andere vormen en materialen voedt dan iets exploratiefs in je eigen geest. Iets kan in beeld komen wat anders wellicht schuchter bleef wegduiken voor afgeronde cognitieve begrippen en definities. Dat is althans mijn ervaring en ik merk dat ik een honger heb om die van anderen te horen.

'Werk in opvoering' was onderdeel van het festival Musework Live: 'School maken - vormen van beschaving' dat van 16-20 mei plaatsvond in de Metaal Kathedraal te Utrecht.

 

Media

Reacties