Wat is het goede om te doen- keynote Harry Kunneman & Bart van Rosmalen

Beschaven, ontschaven, een renaissance en een 'prenaissance'. Jezelf beperkingen opleggen of gevangen zijn door patronen in de haarvaten van ons handelen. Laat je bekrassen door anderen om contact te houden met het beste in je karakter. Zo komen we tot het goede. Niet voor dikke ikken, maar voor de wereld.

Een beurtzang tussen meester en gezel zou je het kunnen noemen. Een blauw gestreept handdoekje waarin vijf houten fluitjes liggen, Harry Kunneman kiest zorgvuldig welke hij ter hand neemt om terug te fluiten op wat Bart van Rosmalen zingt, zichzelf begeleidend op de cello. ‘Wat is het goede om te doen?’ is de centrale vraag waar de twee heren filosofisch, muzisch en biografisch omheen cirkelen. Decor zijn de prachtige vervallen houten gotische vormen van de Metaal Kathedraal waarin het festival Musework Live: School maken deze week plaatsvindt. Elke dag zoeken filosofen, kunstenaars, onderzoekers, mensen uit onderwijs, zorg en organisaties naar ‘vormen van beschaving’ zoals de ondertitel van het festival heet. Om de beurt dragen Harry en Bart een couplet voor uit hun speeches waarin zij zich dus afvragen: ‘Wat is het goede om te doen?’

Bart speelt met de tegenstellingen tussen verlangen en bescheidenheid, vrijheid en discipline, zelf kiezen om spelregels aan jezelf op te leggen en precisie met strengheid te trainen. Het spel op zijn cello, daar kan je op zo’n moment niet omheen. Bart traint uithoudingsvermogen in de dialoog met het instrument. Mediteren heeft hem ook jaren geholpen om leeg te worden en zijn eigen ‘actorschap te temperen’. Naast solitaire manieren van goede gewoonten ontwikkelen kan ook meegaan met de groep, samenwerking hem verbinden met wat het goede is om te doen. Hij haalt de muzen aan die hij vaak in een harmonieus en co-creërend licht zet, maar waarvan hij nu zegt dat ze wel begonnen zijn als oorlogsverslaggevers en gruwelijk competitief en gewelddadig uit de hoek kunnen komen naar wie pretendeert hen naar de kroon te steken. Werk maken van je eigen vorming en beschaving zit hem misschien wel in grote vragen oefenen in kleine dingen. Kleine regels naleven.

Van mijn vijfde tot mijn achttiende heb ik in Leusden gewoond aan de ‘Benedictijnenhove’. Ik ben geboren op 17 maart, Saint Patrick’s Day, en heet Patrick. Toevalligheden. Maar automatisch ontpopte zich in mijn geest een verlangen om er een zinvolle ordening in aan te brengen in deze ogenschijnlijk willekeurige feiten. ‘Wie waren de Benedictijnen?’ vroeg ik mij af. ‘Wie was Sint-Patrick?’ De ‘Regula Benedicti’, de regel van Benedictus uit de zesde eeuw na Christus, schreef voor hoe monniken diende te leven in een kloosterorde. De beschreven deugden en goede gewoonten maakten een geordend leven in een christelijke gemeenschap mogelijk. Vaste tijden om te bidden en het voorschrift om studieus en noest om te gaan met de overige tijd zorgden voor een vorming die de beschaving soms letterlijk in leven hield in de vroege middeleeuwen. Als ik nadenk over een geordend en verstild kloosterleven word ik rustig van binnen. Het rusteloze reizen van Sint Patrick door Ierland lijkt een contrapunt daarmee te zijn. Deze beschermheilige van Ierland bracht het Christendom naar de daar wonende Kelten. Onvoerd als jonge knaap uit een Romeins-Britse stad eind vierde eeuw na Christus, tot slaaf gemaakt van een schapenhouder, miraculeus ontsnapt, maar nooit meer in staat gebleken om het oude leven te hervatten, maakte Patrick het topt zijn missie om terug te keren naar Ierland en de bevolking te kesteren. Daaraan danken wij een vroeg keltisch-christelijke traditie van nauwgezet en met engelengeduld Latijnse geschriften kopieëren en verfraaien met Keltische vormen.

Harry opent de vraag naar hoe de ander ons tot goede mensen kan maken. Het appel van de ander kan ons helpen contact te houden met de beste delen van ons karakter zegt hij. Dat karakter is niet alleen een wetenschappelijk beschreven fenomeen, maar een ‘sediment van ons leven’. Wie we zijn is een relationele vraag: ‘Wie zijn we voor wie?’ Dat is een ander perspectief dan het ‘dikke ik’ dat juist geen ruimte biedt voro de ander en zo ook niet een echt zelf lijkt te kunnen zijn. Dat onze wereld in nood verkeert, komt dat binnen bij je? Beweegt dat je? Ben je daar ontvankelijk voor? Harry neemt een moment om de Renaisscance te bezingen. Naast dat het een feest was voor ‘muzische ruimte’ was er ‘een herontdekking van de beste kanten van de mens’, getoonzet door het humanisme. Misschien is er in plaats van een nieuwe renaissance nu wel behoefte aan een ‘prenaissance’, een voorvoelen en ontvankelijk zijn voor wat geboren wil en kan worden. Het goede om dan te doen is anderen voorbereiden op wat kán ontstaan.

Ruim twee jaar geleden op een ochtend in Ede tijdens een muzische werkplaats voerde Klaas van Egmond ook al de Renaissance aan als inspiratiebron. Hij las een brief voor van president Macron die aan alle Europese burgers was gericht. Macron riep op tot een nieuwe periode van bloei, een wedergeboorte van het mooiste van de Europese spirit als het ware. Die presentatie en zijn boek ‘Homo universalis’ van Klaas van Egmond zetten mij op een zoektocht door de (cultuur)geschiedenis naar motieven en voorbeelden van hoe beschavingen tot bloei komen. Dat dwalen door de tijd, het lezen van tientallen boeken, werd ook mijn heem tijdens de pandemie. Ondertussen toonde Europa, toonden sommige van mijn medestadsbewoners, zich allerminst beschaafd. Zo werd de wereld een vervelende plek om het in uit te houden. De relationele kwaliteit holde uit. Contact houden met het beste deel van mijn karakter deed ik door denkbeeldige correspondentie aan te gaan met figuren uit de geschiedenis. Op een avond schoot ik vol toen ik in een hoorcollege al wandelend langs de Singel beluisterde in de isolatie van mijn grote hoofdtelefoon. De docent zei dat de grote middeleeuwse denker Thomas van Aquino consequent naar Aristoteles verwees met de woorden ‘De Filosoof’. Er bestond geen andere voor hem. Aristoteles was zijn meester. Hierin hoorde ik een eerbetoon en een intimiteit die 1500 jaar overspande die me diep raakte. Snikkend, maar getroost, liep ik onder lantaarnlicht verder die eenzame avond, een uit vele tijdens de lockdowns.

Men noemt mij wel eens te filosofisch en dat ik mijn angsten uit de weg ga door te vluchten in mijn hoofd. Mijn ervaring van de afgelopen tweeëneenhalf jaar is dat een ander zelden het beste van mijn karakter oproept. Laat me.

Bart verkent een aantal antwoorden voor wat het goede is om te doen. Het goede is een relationele kwaliteit stelt hij. Volgens hem zitten in de haarvaten van ons handelen patronen verscholen die ons uitputten. Het muzische helpt om ruimte te geven en patronen te begrenzen. Wat ook goed is, maar niet makkelijk, is om het kwade en tragische, het moeilijke in onszelf in te sluiten en het ermee uit te houden. En derde richting waarin we het kunnen zoeken is om generatief te werken in plaats van resultaatgericht, door scheppend in verbinding te gaan met elkaar. In plaats van alles als maakbaar te zien, trainen we onszelf in het beperken van onze verlangens en in bescheidenheid aangaande ons auteurschap.

Harry wijst op het gevaar van ‘ontschaving’, het verlies van de goede kwaliteiten in ons karakter. Hierin dienen we onszelf te begrenzen. Dus het gaat niet alleen om ‘beschaven’, polijsten van mensen tot gladde en muzisch goede mensen, maar ook om begrenzing van wat we niet willen met elkaar. Hij roept ons op om het goede als een gezamenlijke ontwikkeling te benaderen. ‘Laat je bekrassen en maak ruimte voor wat geboren wil worden.’ Het woord karakter hangt etymologisch samen met krassen. Het karakter is dat wat ingekrast raakt door gewoontevorming tijdens confrontaties met de wereld.

Fluitjes, zangstem en cello klinken nog eenmaal voordat Bart van Rosmalen en zijn promotor Harry Kunneman hun tweestemmige keynote afronden. School maken in vormen van beschaving is in de wereld gezet op deze maandag 16 mei van 2022.

Misschien zoek ik solitair naar wat geboren wil worden, omdat ik het geboortekanaal maar niet voel in de haarvaten van het spreken en handelen met anderen. Mijn naamgenoot in Ierland van vijftienhonderd jaar geleden moet hebben gevoeld dat er iets nieuws mogelijk was anders was hij er nooit aan begonnen. Sint Benedictus moet er vertrouwen in hebben gehad dat het scheppen van een zinvolle orde op papier iets kon uitrichten voor al die groepjes mensen die besloten om elkaar vast te houden in het geloof en op afstand van de rest van de samenleving te gaan leven. Niet omdat zij de wereld verachten, niet omdat zij ongevoelig waren voor de nood van de wereld, maar misschien omdat zij juist door afzondering en zelf opgelegde regels iets levend konden houden wat van waarde was. Ze bewaarden schatten voor de geest en het hart, zodat later er weer iets kon gaan bloeien toen de tijd rijper was. Zo bereidden zij anderen voor op wat geboren wilde en kon worden. Niet in hun tijd, maar pas veel later weer.

Zo is het misschien ook nu.

Reacties