Magie in het middenland - beelden van goed werk

Dinsdagmiddag 17 mei, 'Beelden van goed werk is het thema'. Een stoet aan mensen die op 'goed-werk-expeditie' is geweest afgelopen jaren trekt voorbij. We werken zelf met beelden. Worden in een beeld gebracht door een beeldend kunstenaar. En we vinden het ongemakkelijk om tot iets collectiefs te komen. Ik vind hele mooie inzichten tussen de talloze pixels van deze middag.

Jan van Eyck en zijn broer schilderden als een van de hoogtepunten van de laat-middeleeuwse visuele kunst (of de vroege Renaissance) het ‘Lam Gods’. Het immense werk wacht in Gent tot ik het eindelijk eens ga bewonderen van dichtbij. Talloze boeken, essays, documentaires, podcasts, colleges en studies hebben dit werk bezongen en binnenstebuiten gekeerd. Met recht mag je het een beeld van goed werk noemen, want anders had het niet zovelen gefascineerd en telkens nieuwe antwoorden opgeworpen op de vraag welke waarde het herbergt. Bij een restauratie in 2018 ontdekte men dat het lam zelf, dat Christus symboliseert, overschilderd is in de zestiende eeuw. Bij nadere bestudering van de verflagen kwamen er andere oren en ogen te voorschijn. Van een zacht en bedeesd ogend lammetje veranderde het lam in een wilder beest dat de toeschouwer recht aankijkt. Toen het werk onthuld werd in 1432 in het bijzijn van de grootse Bourgondische hertog Filips de Goede, aartsvader der Nederlanden, vormde het een artistieke kroon op de imponerende welvaart van Vlaanderen.

Maar het werk is ook een brandpunt voor religieuze symboliek. In de panelen ligt niet alleen de boodschap besloten dat Christus -als een offerlam- gestorven is voor de zonden van de mens. Het is ook een beeld waarin de deugden vertegenwoordigd zijn. Het paneel met de ruiters linksonder heette oorspronkelijk de ‘Rechtvaardige Rechters’, zij vertegenwoordigen de deugd van rechtvaardigheid. Het paneel ernaast zijn ‘de soldaten van Christus’ en op het schild van een van hen lezen we de deugd ‘fortis’: moed. Op de panelen rechtsonder zien we aan de binnenkant heremieten die de deugd van matigheid vertegenwoordigen. En rechts daarvan zijn op het paneel pelgrims afgebeeld: pelgrims staan voor de (praktische) wijsheid, de prudentia. Zij zetten stappen richting naar een hogere -een spirituele- wijsheid. Op het centrale paneel onderin, met het lam, bevinden zich linksonder de heidenen en niet-christelijke gelovigen van voor de komst van Christus. Zij staan voor hoop. Rechts van hen, aan de andere kant van de fontein verzamelen zich de apostelen en de clerus: de deugd van geloof. Ter hoogte van het lam bevinden zich links mannelijke en rechts vrouwelijke martelaren, mensen die hun leven hebben gegeven, vrouwen die maagd zijn gebleven, uit liefde voor het hemelse. De deugd van liefde. Zeven deugden die de middeleeuwse mens als gids voor het leven dienen, het Lam Gods is een beeld van goede werken, een brandpunt van collectieve zingeving.

Collectieve zingeving in ons werk is waar deze middag eigenlijk om draait. ‘Beelden van goed werk’ scheppen met elkaar om iets te kunnen delen met elkaar in wat het goede is aan wat we doen en om te doen. Werk dat ‘excellent’ is, ‘ethisch’ en zorgt voor ‘engagement’, of zoals Pieter Baay het verduidelijkt: de vraag of het werk goed is, in hoeverre het goed doet en of het goed voelt. Het thema ‘goed werk’ vindt wortels in De Goed Werk Expeditie waarin een brede groep onderzoekers en professionals een aantal jaren op pad is geweest om tot handzame inzichten te komen voor iedereen die in organisaties worstelt met de vraag naar kwaliteit, maatschappelijke relevantie en vitaliteit. Afgelopen jaar heeft Pieter samen met Bart van Rosmalen bij Rijn IJssel onderwijsteams geholpen bij hun collectieve zingevingsvraagstukken. Ze deden dat niet alleen door ieder een verstild moment te bieden voor het even opschrijven van een belangrijke ervaring uit het werk, maar ook door te werken met beelden die ieder koos of creëerde als verkenning of representatie van het goede in het werk.

Deze beelden liggen in verschillende gedaanten te wachten op lange tafels bovenin de Metaal Kathedraal. Het lijkt een echo van de lange tafels beneden waarop tientallen ansichtkaarten lagen met bijzondere beelden erop. Daar mochten we bij binnenkomst er een of twee van kiezen voor onszelf. Nu bovengekomen worden we dus voor een tweede maal gevoed met uitgestalde beelden. We doen er nog even niets mee. Het publiek luistert eerst naar drie korte redes over goed werk.

Bart van Rosmalen begint met het verhaal van de muzen die als collectief verslag deden van de heldendaden, uit waren op beelden scheppen van goed werk als het ware. Ook verwijst hij naar ‘Newspaper Rock’, een rotswand in Amerika waar de oorspronkelijke bewoners berichten achterlieten. Zo stelt hij het menselijk potentieel van het scheppen van beelden direct present voor mij. Ik begin mee te tekenen.

Tom van Oeffelt (Aeres Hogeschool) neemt ons mee in zijn onderzoek naar professionaliteit. Ik veer op als hij ook een historisch narratief ontvouwt. Het begint met de vakmensen in gilden en de kennisbolwerken die kloosters ooit waren in de middeleeuwen. Met het ontwikkelen van universiteiten komt de ‘gentleman professional’ op die weet wat goed is voor de mens en zijn kennis en oordeelsvermogen als machtsbasis heeft. In de negentiende eeuw verschuift deze macht naar de beroepsverenigingen die de ethiek hoog houden om goed te doen voor de medemens. In onze ‘post-moderne’ tijd verliezen professionals hun autoriteit door het economische en marktdenken. De macht komt bij de klant te liggen. In organisaties is vervolgens de manager aan zet die waakt over efficiency en effectiviteit. Met het complexer worden van werk en toenemende regeldruk holt het welbevinden van de professional achteruit. Een tegenbeweging roept dan vragen op: Hoe bepaal je samen wat goed is? Wat is goed samenspel tussen professionals en managers? Wie stapt wanneer in, sluit aan of wijkt juist eigenzinnig af?

Hij begint te stellen dat hij in hoge mate schatplichtig is aan Manon Ruijters. Een kleine lofzang op De Goed Werk Expeditie. In zijn eigen ‘queeste’ naar goed werk zoekt Bob Houtkamp het midden tussen de ‘hoge gronden’ van objectieve kennis, theorie en waarheid enerzijds en anderzijds de ‘moerassen’ van op basis van praktische wijsheid (‘fronèsis’) handelende professionals. Tussen context-onafhankelijk professionaliseren en context-specifieke professionaliteit ligt een middenland van context-afhankelijke professionele ontwikkeling. Je mag best het vuur en het wiel opnieuw uitvinden, maar je hoeft niet telkens bij nul te beginnen zegt hij. Ik schets ondertussen de landschappen die hij als metafoor gebruikt. Door zelf te tekenen tijdens het luisteren kom ik 'in' zijn beeld van hoe het zit met een en ander. Wat mij vervolgens fascineert is zijn opmerking over de ‘magie van een gelukt gesprek over goed werk’: 'Is die magie nog overdraagbaar na negentig seconden?' Ik kijk even naar wat ik heb zitten meetekenen. Is de magie van deze middag nog oproepbaar na afloop? Of smelten mijn inzichten en die we straks gemeenschappelijk maken als sneeuw voor de zon als deze middag weer voorbij is?

Pieter Baay en enkele mensen van Rijn IJssel laten ons zien hoe zo’n queeste naar goed werk in de praktijk kan worden vormgegeven. Bij Rijn IJssel heeft men afgelopen jaar docententeams gevraagd om een beeld te scheppen van goed werk. Enkele van die geknutselde producten liggen achter ons op de lange tafels. We nemen even een kijkje. Aan de ene kant liggen deze visuele maaksels en als we onze ogen laten glijden naar de andere kant van de tafel dan zien we hoe de individuele beelden zijn getransformeerd naar een poster met tekst. In die tekst heeft men gepoogd om wat van collectieve betekenis is te vangen. Dat blijkt een ontzettend moeilijk proces. En toch is iemand daar aan gaan staan. ‘Wat een moed’, denk ik. Ik kan voelen dat men ziet dat er ook iets esthetisch verloren gaat in die vertaalslag. En daarmee raakt voor sommigen de magie ook kwijt. Maar anderen vinden juist helderheid en houvast in de tekst. Ik kan voelen dat de norm zich in deze kathedraal opdringt om iets wat mooi gemaakt is niet te vervangen voor iets zonder visuele schoonheid. Zoals wij nu als collectief rondom deze tafels staan, zo stond men misschien verwachtingsvol te kijken naar de onthulling van het Lam Gods. Een spannend moment. Toen kon men wellicht nog veel makkelijker steunen op de visuele en symbolische zeggingskracht van het werk dan wij nu kunnen in onze tekstuele wereld vol uitbundige protocollen.

Via de website ‘Closer to Van Eyck’ kan je zijn meesterwerken meer naderen dan ooit. Een gedetailleerde weergave van miljarden pixels trekken je zo de schilderijen in. Als ik het doe voel ik een intimiteit met de werken die ik nog niet eerder heb ervaren wanneer ik lijfelijk kijk naar schilderijen. Het opent in mij een grote bron van aandacht. Alsof je even met heel je lichaam erin opgaat. De textuur van het canvas en de verf worden nu zelfs sprekende delen voor mij. Als ik uitzoom en de figuren zie dan ben ik in het landschap geraakt. Dan voel ik mij ook ineens veel ontvankelijker voor de symboliek. Het lam kijkt mij strak aan. Het lijkt te zeggen: 'Ik leef! Let goed op!'

Inzoomen doen we nu op onze eigen praktijk. Met pen of potlood op papier. Een minuut of zeven voor onszelf in stilte. Afdalend in een moerasmoment waar wellicht praktische wijsheid verscholen ligt. Bart moedigt ons aan en begeleidt ons in enkele stappen. We schrijven een ‘Rijk A4’tje’, een werksituatie waarin we helemaal afdalen in de haarvaten van een professionele handeling. Hieruit tillen we voorzichtig inzichten en vragen omhoog, we zoeken online een bijpassend beeld (nog één!) en formuleren een titel. Als het ware gaan we een piepkleine queeste aan naar wat er goed is in ons werk. Ik kies een moment waarop ik precies het laten schrijven van een rijk A4’tje als werkvorm begeleidde onlangs voor een groep docenten van de Pabo.

'Weergaloze stilte

Het was muisstil, maar een merel floot er met een lieve lust op los buiten. Bij ons binnen: het geluid van pennen op papier. Weergaloos kraste men iets neer, een exemplarisch moment uit hun leraarschap. Zo’n vijfentwintig docenten van de PABO die als queeste op zich genomen hadden om het onderwijs te herzien. Het krassen, het zingen en de stilte werkten op mij in. Ik had dit aangericht. Ik wilde dit vastleggen. Voor hen. Om terug te luisteren. Want nu klonk ongelooflijk luid -zonder woorden- wat hen dierbaar was als leraar. Hier werd meer gezegd dan in welk ander overleg tot dan toe ook.'

1_minuut_schrijven_Pabo

Welke zaken van waarde bevatten dit fragment voor mij: Het is goed om… ruimte te geven aan kwaliteit door echt tijd en stilte te ensceneren…; te blijven vermoeden dat iedereen een weefsel van weergaloos rijke ervaringen behelst…; verscholen rijkheid te vieren….Als ik deze drie inzichten teruglees dan sta ik daar nog steeds pontificaal achter. Ik herken er ook in hoe ik de afgelopen jaren heb gereageerd op de continue stroom crises die onze wereld maar blijft opschudden. Het beeld dat ik koos wat ik vond passen bij deze tekst was die van een kloostergang van een oude verlaten Franse abdij. Het beeld raakt aan een verlangen naar verstilling. Het is een vorm van beschaving voor mij en een plek waar beschaving gevormd werd. In het ‘moeras’ van een nieuw curriculum ontwikkelen gunde ik de Pabo-docenten een plek als deze. Zo kan men even bij eigen zinnen komen en met enige eerbied luisteren naar wat ieder te vertellen heeft.

Nadat we onze tekstjes hebben geschreven en een beeld hebben uitgekozen vormen we willekeurige drietallen. Dan lezen we voor wat we hebben en tonen welk beeld erbij pas. Ik tref Jitske Gulmans (Hanze Hogeschool) en Joan van den Ende (Aeres Hogeschool). We staan perplex nadat we onze fragmenten en beelden hebben uitgewisseld. Alledrie hadden we ingezoomd op begeleidingswerk waarin we groepen op een constructieve en vitale plek probeerden te brengen. Onze beelden zijn complementair. Onze inzichten lichten een ander aspect van dezelfde waarde op. We kunnen wel een collectief artikel schrijven opperen we! Je zou onze fragmenten zo naast elkaar kunnen zetten, ingeleid door elk van ons. Er is ruimte voor elk van onze eigen invalshoeken op hetzelfde. Ik word wel nieuwsgierig naar wat dan de gezamenlijke conclusie en inleiding zou worden. Wat is het gemeenschappelijke?

De stap is vervolgens om een van de drie beelden als eindbeeld te kiezen. Bart laat er geen twijfel over bestaan dat er gekozen dient te worden. Direct voel je de moeite. Natuurlijk forceert deze vraag de boel, maar dat maakt het ook een interessant experiment. Alle drietallen geven daarna terug aan de andere deelnemers op welk beeld en welk inzicht zij zijn uitgekomen. We gaan er speciaal voor in een kring staan. Het blijkt lastig. Naar het gemeenschappelijke bewegen voelt erg ongemakkelijk als je net bent afgedaald in de eigen zinnen. Naar mijn beleving waren Jitske, Joan en ik nog maar net aan het verkennen gegaan wat we delen; de gedachte aan een gezamenlijk artikel was als het ware nog maar een pasgeboren intentieverklaring. Nu iets afdwingen leek als zand boven water tillen met zo’n lompheid dat je het onderweg verliest. Ik zag de poster van Rijn IJssel even verderop op de tafel liggen. De poster maakt me bewust dat er veel voor mij verborgen is gebleven: de moeite en het benodigde vertrouwen om van een magisch moment naar iets te komen met blijvende collectieve waarde. Dat kan niet anders dan continu pendelen zijn geweest.

Beeldend kunstenaar en HKU-docente Annemiek Vera doet in de tweede helft van deze middag iets wat niemand zag aankomen. Zij keert de boel om. We gaan niet een plaatje zoeken bij een tekst of gedachte, maar verkennen via een intuïtief gekozen beeld de zeggingskracht ervan. Annemiek neemt haar publiek bij de hand en geleidt ons het schilderij ‘Game Over’ in van Sander van Deurzen. Op de beamer toont ze ons het grauwe doek met vreemde schaduwen. Ze vraagt ons om in het schilderij te komen liggen. Waar ga jij liggen? Alsof ze een meditatie begeleidt, stuurt ze onze aandacht naar wat we ervaren op die plek in het beeld. Hoe ervaren we de stukken om ons heen? Wat vertelt ons lijf daar? Ze voegt toe dat het gaat om speelstukken. Hoe voelt het om opeens heel klein te zijn? Ik volg haar als een mak schaap. Ik leg mijzelf als een offerlam in het beeld. En dan: een soort synesthesie. Ik begin de kleuren te voelen en te proeven. Word me gewaar van de substantie van de donkere stukken. Ik voel hoe ik in een kronkel lig tussen hen in en een vrees dat ik ze per ongeluk omstoot. Ik raak gevuld met voorzichtigheid, met een kwetsbaar gevoel, maar ook met een soort heimwee en mistroostigheid naar een verleden in zwart-wit.

Annemiek vraagt ons vervolgens om voor onszelf een van de beelden erbij te nemen die we aan het begin van de middag bij binnenkomst hebben gekozen uit de verzameling ansichtkaarten. Zelf koos ik er twee. Nu moet ik kiezen uit een vikingschip of een foto van een luchtscherf gestoken in een vijver. Ik kies de laatste. De bedoeling is nu dat we even opschrijven wat we ervaren als we ook dit beeld betreden. Dit schrijf ik:

'Waar ben ik in dit beeld? Voeten in het water. Blote voeten, koel en helder water. Geur en geritsel van groen binnen handbereik. En met een deel van mijn lijf uitreikend in de magische poort naar de wolkenlucht. Frisse wind en helderheid, ruimte. Mijn linkerhand voelt de wolken mijn vingers kussen. Mijn rechterhand laat zich strelen door bladeren en buigzame sprieten die me lijken toe te juichen.

Mijn hoofd steek ik nu eens in die wolkenlucht, dan weer richting het groen. Kruidige groene geuren en het geluid van kabbelend water als ik met mijn voeten over de kiezelbodem veeg. Zachte ronde kiezels. De poort heeft een buitenrand, maar geen binnenrand. De rand biedt ook houvast. Het groen biedt ook schaduw.

Waar bevindt dit beeld zich? Is dit mijn kring? Zijn er voorbijgangers? Hoor ik anderen? Kan ik hier anderen toelaten? Mag er gedanst worden in deze poel? Als ritueel? Of is de stenen omheining een grens?

Men mag mij ontmoeten via de waterspiegel. Ik zie anderen bewegen en loeren via de reflectie. Dan kan ik oogcontact maken. Dan hoor ik hen.'

Ik ben geraakt door mijn behoefte aan afstand tot mensen en mijn verlangen naar wijdse en frisse vrijheid. Even schaamde ik me ook toen ik me geen raad wist met waar ik anderen kan ontmoeten in dit beeld: ‘Ben ik zo slecht in collectieven? In ontmoetingen?’ Ik raak ook opgeladen van het stil en met al mijn zintuigen verkennen van een beeld. Er daagt zelfs een inzicht; een nieuwe aanwijzing voor wat ‘goed werk’ voor mij kan betekenen: ’Elkaar ontmoeten in de schittering van ieders innerlijke vrijheid.’ Als ik de beelden, de fragmenten en de uitwisselingen van deze dag bij elkaar optel kom ik tot een aanwijzing die ik kan neerpennen tussen de hoge grond en het moeras in, die zowel tekst als beeld in zich kan insluiten en die verwijst naar magie; ik noteer als mijn uitkomst voor deze middag:

‘Ensceneer en maak ruimte waarin men elkaar kan ontmoeten in de schittering van ieders innerlijke vrijheid.’

Dit is een nieuwe manier om iets te zeggen over ‘onderscheidend verbinden’ waar we als Musework op uit zijn. Beeld is een drager van die ‘schittering’ voor mij en een poort naar die ‘innerlijke vrijheid’. Ook via beelden kunnen we elkaar ‘ontmoeten’ en misschien is er zelfs een tijdelijk collectief beeld mogelijk, maar tekst en gesprek blijven ook een aandeel leveren. Om de magie overdraagbaar te maken is het ‘ensceneren’ en ‘ruimte maken’ misschien wel een sleutel. Een beeld zegt meer dan duizend woorden, maar welke van die woorden bedoelen we samen te raken? We kunnen anderen uitnodigen in ons beeld. We kunnen ook samen het scheppen en verkennen van beelden doormaken. Dit zijn als het ware rituele handelingen om tot collectieve zingeving te komen.

Wat niet gezegd wordt in dit inzicht is waarom het waardevol is om ruimte te ensceneren en maken voor zo’n ontmoeting? Dat is de vraag naar goed werk. Dat is de kwestie die in ons midden ligt die vraagt om collectieve zingeving en een gedeeld beeld van wat goed is, goed doet en goed voelt. Dat is een context-afhankelijke kwestie. Daarin zit een urgentie en relevantie om tot collectieve zingeving te komen.

Het Lam Gods droeg als religieus kunstwerk bij aan het redden van de ziel van de opdrachtgever in het hiernamaals en van elke christen die zich erdoor aangemoedigd voelde om de zeven deugden als richtsnoer te nemen. En het werk was ook een viering van de welvaart en het vernuft dat men in Gent kon tentoonspreiden. Het was ook een brandpunt voor gezamenlijke rituelen. Het was in deze context daarmee een goed werk. Inmiddels kennen wij ook andere waarden toe eraan. Mijn fascinatie ervoor en de mate waarin ik in een esthetische ervaring erin kan opgaan is een uiting van mijn individualisme. Ik mag in onze tijd vanuit een 'innerlijke schittering' ingaan op het werk. Dat is een vorm van vrijheid die voor ons een vorm van beschaving is.

Deze middag in de Metaal Kathedraal maakt mij duidelijk dat het gezamenlijk zoeken naar betekenis, verkennend gebruik maken van woord en beeld en zorgdragen voor rituelen waarin zo’n verkenning en uitwisseling kan plaatsvinden ook context-onafhankelijke waarde heeft. Het maakte even niet uit of het 1432 in Gent was of 2022 in Utrecht. Collectief zin geven met beelden behoort nog steeds tot ons menselijk potentieel. Het lam leeft nog. Let op!

Reacties