de onderzoeker die ziet en tracht te beschrijven

 

De onderzoeker is de man met weinig tijd. De onderzoeker heeft tijd en concentratie nodig om te kunnen schrijven. Hij benut de spaarzame momenten dat er even niet iets moet. Hij benut momenten waarin de focus niet specifiek gericht is maar kan verschuiven. Hij kan er eigenlijk moeilijk echt voor gaan zitten, de aandacht is dan te resultaatgericht en er kan zich dan moeilijk iets vrij vormen. Reismomenten zijn hiervoor bijzonder geschikt. Onderweg tussen het ene en het andere. In die tussentijd net tussen het ene en het andere ligt er even niks vast. De soort van losheid om te kunnen beschouwen en beschrijven. Gebruik makend van vragende perspectieven waar een zoekend schrijven zich aan kan richten en woorden zich op laten uitnodigen.

 

Vorige zomer was het moeilijk te erkennen dat de beoogde vooruitgang op deze wijze niet zou gaan gebeuren. ‘Waarom niet’ zou je je dan kunnen afvragen. Er was inmiddels veel onderzocht, beschreven en uitgekristalliseerd, qua intentie stond alles in de startblokken om opnieuw vorm te kunnen krijgen. Het plan was met tijdspad beschreven. Er was een geslaagde pilot gedraaid. De intensieve gesprekken met de projectcoördinator hadden geleid tot een brede aanpak met allerlei tools. Er was nieuw fundament gelegd dat onder de verandering nodig was. Kantinebijeenkomsten waren belegd. Eerst de afdelingen, de sociotherapeuten dan alles daarna.

 

Toch maakte hij zich zorgen. Alles wat hij had onderzocht werd aangesproken maar veranderde (nog) niet. Er was een vacante verantwoordelijkheid aangesproken en die bleef ondanks alles levensgroot liggen. In het onderzoek van 3 jaar eerder werd aangetoond dat het samen naar het eigen werk kijken en hierin eigenaarschap nemen voor het eigen en gezamenlijke werk een andere samenwerking creëert. In dat opzicht zijn ze als vanzelf teruggezonken in oude structuren, oude eilanden, helaas. De constatering dat samenwerking niet gebaseerd kan zijn op individueel initiatief maar draagvlak benodigd vanuit de instelling krijgt vorm in het mogen stellen van een niet vrijblijvende vraag om overleg. Tegelijkertijd is de overlegstructuur ontmanteld en ervaart het team veel moeite elkaar te bereiken.

 

In de basale structuren worden veranderingen aangebracht, de systemen moesten op orde worden gemaakt voor een komende verandering, de functiebeschrijvingen worden aangepast. Er wordt gewerkt aan basisstructuren. Welke vraag blijft dan toch nog steeds maar liggen?

 

Met nieuwe collega’s gingen we met enthousiasme bezig met het organiseren van het werk en de zeggenschap daarover. Het is waar dat ons vak daardoor in beter daglicht komt te staan. Toch blijven de geluiden van onvrede en onverbondenheid in de samenwerking ook klinken.