Mindsets van Design Thinking

Design Thinking is naast een verzameling methodes of ontwerpstappen bovenal te zien als een aantal grondhoudingen of 'mindsets'. Naarmate ik meer onderwijs en toetsen ontwerp en uitvoer waarin Design Thinking de kern is, schuif ik steeds meer op richting de onderliggende principes. Een methodiek aanleren kan in beknopte tijd met weinig middelen. Maar ontlokken dat men zich een mindset toeëigent, vraagt om iets verfijnders dan een reeks lessen. Dat gaat veel meer over een sfeer, een klimaat creëren waarin deze grondhoudingen vanzelfsprekend voelen. Zo zie ik dat in elk geval. Wat ik hieronder wil doen is allereerst om de mindsets van Design Thinking 'persoonlijk te maken'. Korte stukjes over hoe ze mij raken.

Ik kies ervoor om de zeven mindsets van IDEO te gebruiken. Er zijn er andere. Zo zijn ontwerpers. Ieder zijn eigen vorm. Maar die van IDEO vind ik vrij compleet en zij hebben ze ook toegankelijk gemaakt. Dat mag je verwachten van een bedrijf dat pretendeert de benchmark voor Design Thinking te zijn. IDEO onderscheidt: learn from failure, make it, creative confidence, optimism, embrace ambiguity, iterate-iterate-iterate & empathy.

 

Learn from failure

Met de billen bloot gaan. Dat is learning from failure voor mij allereerst. Dat voelt risicovol, want anderen kunnen er wat van vinden. Sterker nog, dat risico voel ik al van kinds af aan dus inmiddels heb ik voldoende innerlijke stemmen die me tegen proberen te houden om fouten te maken: mijn ‘geliefde’ voice of judgement. En toch is het ook lekker om gewoon iets te proberen en te zien hoe het uitpakt. Ik weet dat ik doodsangsten uit zal zitten in een achtbaan, maar toch ga ik ervoor in de rij staan om de kick. Toen ik voor het eerst in Paradiso optrad, wilde ik dat op sokken doen om meer te aarden. Ik gleed finaal op mijn bek met gitaar en al toen ik het podium opliep. Mijn moeder heeft alles op film vastgelegd. Ik ben er nog. Ondanks de schaamte die zo groot was als de achterkant van de maan.

Amerikaanse psychologe Carol Dweck schrijft over een growth mindset versus een fixed mindset. Zij heeft onderzocht hoe het komt dat sommige mensen zich ontwikkelen in bepaalde situaties en anderen niet. Je eigen opvattingen over of iets leerbaar is, maken nogal wat uit ontdekte zij. En eerlijk gezegd moet ik bekennen dat ik niet zou zijn in mijn leven waar ik nu ben als ik niet had geloofd dat ik er al lerende wel kom. Iemand die continu roept over zichzelf ‘Ja, maar ik ben gewoon iemand die…’, zit al gauw in mijn irritatiezone. ‘Je hebt gewoon een verhaal voor jezelf geperfectioneerd om niet te hoeven veranderen of jezelf bloot te stellen aan het onbekende’, denk ik dan. Sterke oordelen, roepen sterke oordelen op naar het schijnt. Dus ik ga hier niet beweren dat ik het beter weet dankzij mevrouw Dweck. Dat zou namelijk geen growth mindset zijn. Wat wil ik dan wel delen met je over hoe ik tegen learning from failure aankijk?

わびさび oftewel wabi-sabi is voor mij een bron om moed uit te putten om te falen en ervan te leren. Wabi-sabi is een Japans concept dat gaat over de schoonheid aantreffen in vergankelijke zaken, in verval en tijdelijkheid. Vormgeving hoeft juist niet perfect en symmetrisch te zijn. Wat een deugd is in wabi-sabi is gevoelig zijn voor de melancholie die wordt opgewekt door imperfectie, rauwheid en het toevallige. Denk aan geoxideerde materialen. Aan asymmetrisch aardewerk bij een theeceremonie. Een stapel junk journals alsof je een verstrooide alchemist bent in een rommelig atelier: overal aantekeningen en schetsen van experimenten, werktafels met brandplekken, gemorste emulsies, beschadigde erlenmeyers, en verzamelingen van ongelijksoortige dingen op sterk water zonder rangschikking of systematiek neergezet. Oud en nieuw kris kras door elkaar. In deze rommeligheid en hang naar rafelrandjes en toevallige vormen, tref ik een sfeer aan die learning from failure uitnodigend maakt voor mij.

Welke sfeer kan jou verleiden tot bloot gaan met de billen?

Make it

Mijn moeder was een maker. Zij overleed een maand geleden aan kanker, vlak voor kerst op 67-jarige leeftijd. Omdat zij altijd schilderde, knutselde, aan het breien was of een bepaalde techniek met geduld in de vingers probeerde te krijgen, hebben we bij haar uitvaart iedereen gevraagd wat terug te maken voor haar. Rond haar kist waren allerlei kleine werkjes geplaatst tussen werkjes van haar. Geen bloemen, maar maaksels. Ik schreef een drieluik en muziek waarin ik haar leven bezong. Zo kon zij verschijnen in wat wij maakten voor haar, waren er dragers voor ons verdriet en gaven we letterlijk vorm aan troost en veerkracht. Rouwen is een werkwoord. En maken is de meest tastbare vorm van werken. Zo is make it voor mij veel meer dan een werkvorm zul je begrijpen.

De van oorsprong in Chicago opgegroeide socioloog Richard Sennett heeft een prachtig boek geschreven over maakprocessen. In The Craftsman (NL: De Ambachtsman) onderzoekt hij hoe mensen door manueel werk ook betere mensen kunnen worden. In het maken en het eigen maken van vaardigheden en techniek liggen deugden besloten als geduld, doorzettingsvermogen, toewijding, coöperativiteit, esthetisch gevoel, eerlijkheid etc. Zaken waar mijn eigen moeder me ook toe aanmoedigde door hoe ze deed, niet zozeer door wat ze me vertelde. In een fascinerend hoofdstuk over de menselijke hand laat Sennett zien hoe de evolutie van onze duim ervoor heeft gezorgd dat we de wereld om ons heen op een andere manier konden grijpen en be-grijpen. En hij pakt door met voorbeelden van de cellist met gevoelige vingertoppen voor een vibrato, de slager die het vleesmes efficiënt hanteert als verlengstuk van zijn onderarm en ook de glasblazer voor wie oog-handcoördinatie en tast cruciaal zijn. Zijn boek maakt dat ik nog meer kan genieten van het vioolspel van Janine Jansen die ik bewonder om haar intensiteit en concentratie waarmee ze mij in vervoering brengt. Nu heb ik meer oog voor de bron van het geluid!

Behalve oog hebben voor makers die maken, moedigt Sennett mij in eerste instantie aan om de handen uit de mouwen te steken en mijn tastzin te benutten in mijn werk. Door te maken denk ik letterlijk op een tactiele en driedimensionale manier. Als we teveel in ons hoofd raken is iets maken heerlijk om te doen. Daarna zul je verrast worden door hoe anders je dan kan aankijken tegen waar je over piekerde. Omdat ik zelf gitaar speel en drum is een deel van mijn hersenen in staat om onafhankelijke zaken te verbinden in iets harmonieus of tot een ritme. Het voelt soms letterlijk zo als ik geconfronteerd word met diverse soorten informatie of mensen: een kans om te spelen, om er iets van te maken. Maar de meest constante vorm van maken in mijn werk is mijn dummy waarin ik schets en teken. Onze duimen kunnen verfijnde voorwerpen stabiel vasthouden, terwijl onze onderarm bewegingen maakt die ons oog helpt coördineren en door de tastzin met nuances gestalte krijgen. Geef me een potlood en een leeg vlak. Make it!

MEER VOLGT

Reacties