Citaatgesprek

Bijeenkomsten waarin mensen met verschillende achtergronden en vanuit verschillende disciplines samenkomen willen vaak geen diepgang krijgen. Na het obligate voorstelrondje vol krachtige elevatorpitches treedt vrijwel meteen verwijdering op. Mensen schieten hun vertrouwde straatjes en kiezen voor CV’s en wapenfeiten als vluchtheuvels van veilige betekenis. Meningen over de ander – O, je bent cellist…Aha, hij is dus accountant…en zij? Typisch een wetenschapper… – liggen al klaar. Het Citaatgesprek voorkomt deze reflexen en legt de basis voor een verbindend en verdiepend gesprek.

Aanwijzingen

Deelnemers aan het citaatgesprek krijgen vooraf een brief of een email:

“Neem een bron mee die je inspireert. Schrijf hem van tevoren uit als het een citaat is of kopieer hem op papier als het een beeld is. Voeg er een paar regels aan toe: waarom die bron en wat heeft die bron je te zeggen? Neem die voorbereiding mee”.


Op de dag van de sessie vormen de deelnemers bij aanvang meteen groepjes van drie. De stoelen staan klaar. De groepjes krijgen een aantal strikte spelregels mee voor het voeren van een gesprek op basis van de bronnen.

  1. Elke inbreng krijgt 12 tot 15 minuten de tijd.
  2. Degene die begint vertelt zijn citaat en licht het toe.
  3. De anderen zeggen wat het bij hen oproept en wat ze gehoord en gezien hebben in de bron met toelichting.
  4. Telkens is het in het gesprek belangrijk om alles wat gezegd wordt terug te brengen naar de bron of naar wat eerder gezegd is. Stel elkaar vragen zoals: waar staat dat dan, of welk woord in het bijzonder?

Na maximaal drie kwartier zetten de deelnemers het gesprek even stil om zichzelf (in stilte met een pen en papier) de vraag te stellen: wat haal ik er uit en wat leek betekenisvol? Het laatste kwartier wordt benut om de uitkomsten te delen.

In het citaatgesprek gaat het er om te ontvouwen wat de bron zelf in verbinding met de persoon die hem heeft ingebracht, te zeggen heeft. De opgave is om daar bij te blijven en dat te verdiepen in plaats van te begrijpen in de zin van toe-eigenen. De gewoonte is om bronnen instrumenteel en metaforisch uit te leggen, ze dus te gebruiken voor iets anders dat we willen zeggen in de trant van “Ik heb een bril meegenomen omdat helder en scherp kijken voor mij belangrijk is”. Daarna gaat het vaak alleen nog maar over helder en scherp kijken maar niet meer over de bril en ook niet om vragen als: “Wat is het montuur, de kleur en de manier waarop de pootjes scharnieren?”

Halverwege het programma, of soms zelfs naar het eind, is er ruimte voor een voorstelronde. Ook inleidende tekst en uitleg of toelichting op het onderwerp worden geskipt en naar een later moment verplaatst.

Werking

Verhalen zijn dragers van waarden. Het materiaal in een citaatgesprek is letterlijk waardenvol. Als de deelnemer vertelt over een boek, een schilderij of een kinderliedje, dan gaat het ergens over. Er klinken waarden in mee. Het gaat als vanzelf over moed, over zorgzaamheid, over liefde, over inzicht, over rechtvaardigheid, over loyaliteit, over de waarde van niet-weten, over strijd, over animositeit, over jaloezie en zo verder. Vertellen over bronnen is delen wat er toe doet. Dat schept een morele horizon. De verteller schrijft het niet voor, in de trant van “je moet dit”, “ik vind dat”, maar geeft dat wat hem aanspreekt door in de vorm van inspiratie: “dit is wat mij aanspreekt, daar ben ik op aanspreekbaar”. Hij gaat er voor staan en versterkt daarmee zijn eigen stem.

Over bronnen vertellen opent potentiële verbindingen tussen verschillende delen van een persoon, die vaak afgezonderd lijken te bestaan: de privé-persoon, de professional met een vak, de medewerker in een organisatie en de burger met een maatschappelijke bijdrage.  

De verbeelding van een richtbeeld als een stip op de horizon is belangrijk voor de vorming van de mens. Het meenemen van citaten is een kleine letterlijke uitbeelding van dit richtbeeld-motief. Dat wat deelnemers inbrengen heeft vaak het karakter van een lichtend voorbeeld: zo zouden ze wel willen zijn, of zo zouden ze wel willen handelen. Door vaker met bronnen te werken ontstaat een vanuit bronnen opgebouwd verhaal over de persoon.

 Het citaatgesprek heeft iets van een mini-praktijk. De intrinsieke motivatie is sterk. De deelnemers gaan in het gesprek op. Er is speelplezier. De kwaliteit van de uitvoering stijgt door precieze toepassing van de spelregels.

Duur: 70 minuten waarvan 45 minuten citaten, 10 minuten schrijven en 15 minuten nagesprek.

Groepsgrootte: minimaal 3 en zonder maximum 

Benodigdheden: stoelen gearrangeerd in groepjes van 3, kaartjes met aanwijzingen en schrijfgerei