Één zinnetje bij Aristoteles

'De tragedie is namelijk niet een nabootsing van mensen, maar van handelingen en van het leven. (Geluk en onheil hangen af van handelen, en de nabootsing is gericht op een handeling, niet op een kwaliteit van karakter; terwijl een karakter maakt wie iemand is, bepaalt hoe iemand handelt of die gelukkig is of ongelukkig.) Men acteert dus niet om iemands karakter na te bootsen, maar een karakterstudie staat ten dienste van de handelingen; de incidenten en het plot zijn het oogmerk van een tragedie, en zoals in alles is daar waar op gemikt wordt het voornaamste.'
Wat nou als we de kracht van een tragedie als inspiratiebron gebruiken voor onderwijs. Dat waar we we 'tragoidia' lezen 'paideia' zouden lezen? 

ἡ γὰρ τραγῳδία μίμησίς ἐστιν οὐκ ἀνθρώπων ἀλλὰ πράξεων καὶ βίου [καὶ εὐδαιμονία καὶ κακοδαιμονία ἐν πράξει ἐστίν, καὶ τὸ τέλος πρᾶξίς τις ἐστίν, οὐ ποιότης: εἰσὶν δὲ κατὰ μὲν τὰ ἤθη ποιοί τινες, κατὰ δὲ τὰς πράξεις εὐδαίμονες ἢ τοὐναντίον]: οὔκουν ὅπως τὰ ἤθη μιμήσωνται πράττουσιν, ἀλλὰ τὰ ἤθη συμπεριλαμβάνουσιν διὰ τὰς πράξεις: ὥστε τὰ πράγματα καὶ ὁ μῦθος τέλος τῆς τραγῳδίας, τὸ δὲ τέλος μέγιστον ἁπάντων.

Wat bevat deze zin, die zich hoe meer Aristoteles erop doorgaat, steeds ingewikkelder wordt om goed te vertalen? (De filosoof had geen lezerspubliek voor ogen om stapsgewijs mee te nemen in een gedachtegang. Hier is eerder sprake van het euvel wanneer je als docent wat aantekeningen maakt over de rode draad van je college met de zijsprongetjes en terughakers die deze draad vergezellen. Wees eerlijk: wie onderwijs voorbereidt met powerpoint zal over 2500 jaar ook verschillende interpretaties ontlokken als men de eerste opzet terugziet.) Voor mij bevat deze zin een mooi spoor uit de kunsten om te verkennen in de context van onderwijs. Dat de tragedie een nabootsing (‘mimèsis’) is, niet van mensen, maar van handelingen en het leven, dat het in een goed verhaal dus allereerst gaat om het plot en de wendingen daarin, dat kan je een tijdje op je in laten werken als je nadenkt over je eigen onderwijs. Als je het Griekse woord voor tragedie (‘tragoidia’) eens vervangt door het woord voor onderwijs (‘paideia’) dan zou je onderwijs kunnen opvatten als een verkenning van het menselijk handelen en een verkenning van het leven. De Griekse tragedies hebben de bedoeling en de emotionele en intellectuele kracht om hun publiek de omstandigheden en de keuzes die een mensenleven tekenen te laten onderzoeken. Zou onderwijs dan niet jonge mensen in de wereld kunnen brengen met dezelfde beroering en het opwerpen van vragen uitdagende vragen?

Als je een onderwijsomgeving ziet als een soort theater dan klopt het dat er van alles kan langskomen, kan ontstaan, kan gebeuren wat iets zegt over hoe je in de wereld kan staan, kan handelen als mens. In het onderwijs doen we een appel op anderen om iets te doen. Een student kan iets doen met de boeken op de boekenlijst van de cursus. Studenten kunnen iets maken van de groep waarin ze zijn ingedeeld door de docent. Ze kunnen iets doen met de ruimte, de vrijheidsgraden, die een opdracht aanreikt. Ze kunnen zich hoorbaar maken, of juist even niets zeggen. Ze kunnen zich herpakken als iets niet lukt of bewust ergens op teruggrijpen wat ze eerder hebben gezien, gehoord of gedaan. Als student kan je ‘op safe’ spelen of juist risico nemen in het licht van de toetscriteria. Kortom, onderwijs ensceneert de mogelijkheid voor hen om in verhouding te komen tot allerlei zaken die het handelen van mensen nabootsen in de wereld buiten de school.

Wat ik belangrijk vind om op te merken in wat Aristoteles verder hierover zegt, is dat hij stellig is in de opvatting dat ‘het karakter’ (‘ta èthè) of ‘de aard’ van de personages nooit leidend is voor een goed verhaal. De ‘praktijk van handelen’ (‘praksis’) is bepalender voor deze nabootsing van het leven dan het karakter. In de context van de Griekse tragedie is deze opvatting goed te begrijpen. De interessantste personages hebben zowel goede als slechte eigenschappen, maar het meest aangrijpende verhaal ontspint zich door de verkeerde keuzes, vergissingen of onjuiste inschattingen die deze personages maken wanneer de omstandigheden hen uitdagen. Dan doen ze iets wat rampzalige gevolgen heeft die ze nooit helemaal hebben kunnen overzien. Als publiek kunnen we begrip opbrengen vanuit hun ontoereikende karakter, maar de handeling brengt de tragische kwestie pas echt in het brandpunt van onze aandacht.

Als we dan het lijntje naar onderwijs trekken, dan kan deze opvatting van Aristoteles helpen bij verwarrende discussies over wat onderwijs moet met identiteit, persoonsvorming, Bildung, studentgerichtheid, personalisering etc. Bekeken vanuit het goede plot voor tragedies zou onderwijs zich bezig moeten houden met het richten van de student op handelen in relatie tot de wereld. Het ‘karakter’ van de student komt dan als bijproduct van de handeling naar voren en hoeft niet van tevoren uitgekamd, doorploegd, gedefinieerd, uitgebreid in het licht gehouden te worden. Dus in plaats van de student tot object van onderwijs te maken, kan de student een subject zijn dat in verhouding kan komen tot wat in de onderwijsenscenering wordt aangetroffen. Als we dit perspectief even aan boord nemen dan kunnen we vervolgens onderzoeken met welke concepten en welke vormen (zoals ‘plotelementen' en ‘pedagogische ensceneringen’) we het handelen voor een student in het brandpunt kunnen brengen. Hiermee spelen we ons dus even vrij van onderwijs zien als een reeks omgevingen met beoogde leerprocessen.

Zo lees ik dat zinnetje bij Aristoteles, als een uitnodiging om een artistiek licht te schijnen op onderwijsomgevingen en hoe je daarin als docent vorm geeft aan onderwijs voor de student.

Reacties