Over liefde in tijden van brand - Mark Boog

Vroeger ging het zo: elke twee of drie jaar verzamelde ik de beste gedichten die ik in de periode ervoor had geschreven en maakte daar een bundel van. Toen dat enigszins onbevredigend werd – zodra je ergens goed in bent, zeg ik weleens, moet je iets anders gaan doen, in elk geval vóórdat het comfortabel wordt – ben ik meer en meer in projecten gaan werken. Reeksen gedichten, een Encyclopedie van de Grote Woorden, een boek dat uit één lang, verhalend gedicht bestaat en, in het geval van Liefde in tijden van brand, een hele bundel vol liefdesgedichten die wat vorm en toon betreft een duidelijke eenheid vormen.

Uit die laatste bundel zijn in dit nummer van MusePost enkele gedichten opgenomen. Geen witregels, geen titels, krachtige, aardse taal (hoop ik). Liefdesgedichten, een plan waarmee ik al langer rondliep. Het is volgens mij een van de moeilijkste genres (de clichés en open deuren liggen aan alle kanten op de loer), maar daarom ook een van de mooiste. Ik heb die clichés proberen te vermijden door de buitenwereld een belangrijke rol te laten spelen. Die buitenwereld staat in brand: instortende torens, wereldrijken die vergaan, volksverhuizingen, ga maar door. De verhouding tussen die wereldbrand en de brand in de harten en zielen van de geliefden is het eigenlijke onderwerp van de bundel. Hoe kan het dat we, ondanks alles wat we zien en wat er gebeurt, toch doorleven, soms zelfs gelukkig zijn?

Dat klinkt goed, maar het is natuurlijk wel achterafgepraat. Elke schrijver en dichter kan, na enige oefening, als een boek eenmaal af is, dit soort duidingen van eigen werk geven. De uitleg klopt, de analyse is een correcte, maar enigszins onbevredigend is het wel. Aan de ene kant omdat de gedichten veel meer zijn dan deze samenvatting. De klanken, de beelden, de toon, de stijl, allemaal zaken die eigenlijk veel belangrijker zijn dan waar het toevallig over gaat, spelen er een veel te kleine rol in.

En aan de andere kant klopt zo’n samenvatting gevoelsmatig net niet omdat van een uitgewerkt plan vooraf, bij mij althans, geen sprake is. De waarheid is in dit geval dat de hele bundel voortkomt uit wat nog altijd de openingsregels van het eerste gedicht zijn: ‘Ik heb mij nooit erg op mijn gemak gevoeld / in dit de wereld, tussen hen de mensen’. Toen ik die opschreef had ik het gevoel dat ik iets bijzonders te pakken had, iets dat misschien uit kon groeien tot iets groters, misschien wel een hele bundel. De toon was er meteen, en hetzelfde gold voor de stijl, met die inversies in de tweede regel die me prettig weerbarstig in de oren klonken. Ik hoefde alleen nog maar door te schrijven. (Zoals de meeste schrijvers ben ik erg goed in het vergeten van de worsteling, de wanhoop, de zelfhaat. Is het werk eenmaal gedaan, dan lijkt het in retrospect altijd een vloeiend, organisch proces te zijn geweest.)

Later hielp ook het toeval me nog een handje (al had ik dat liever niet gehad). De bundel kwam uit in 2019, vlak voor de eerste corona-uitbraak, en leek ineens wel profetisch. De geliefden die al dan niet gedwongen binnen bleven en door het raam van hun kleine woning uitkeken op een dreigend, onbekend landschap waren ineens personages waarin iedereen zich kon verplaatsen. Interessant is hoe anders mensen (en ikzelf tot op zekere hoogte ook) zo’n bundel daardoor lezen. Een schrijver heeft daar zelf uiteindelijk weinig invloed op.

Mark Boog

 

 

 

 

 

Reacties