verstrengelen en vluchten

Is deel van:


Het ziet er allemaal erg robuust uit. Hier staat niets op omvallen. Sterker nog, ik kan me goed voorstellen dat we hier vluchtelingen onderbrengen die op slaapmatjes de nacht doorbrengen. In de loop van de ochtend maken we dan weer ruimte voor wie de imposante hal als stadskamer gebruiken wil door wat lectuur te lezen aan de leestafel of voor wie aan een van de kleine tafeltjes wil schaken met een vreemde. Ik kijk om me heen. Op de achtergrond is iemand met een poetsmachine een leeg getrokken ruimte aan het boenen. ‘Lab’ staat er in dikke zwarte letters naast de ingang. Tot gister maakten daar mensen van Amnesty International geflankeerd door kunst gewichtige punten over mensenrechten. Nu kijk ik naar de ruimte en vraag ik mij af of ik mijn studenten morgen iets kan laten vormgeven wat zich zou kunnen manifesteren op die plek ten behoeve van de mensen die lijden onder het geweld aan de oostgrens van de EU.

In 1917 begint architect Joseph Crouwel met het ontwerp, de bouw start in 1920 en duurt tot 1924. Het wordt, in de stijl van de Amsterdamse School, een Gesamtkunstwerk; een gebouw met bijpassende kunst, ornamenten, meubels en gebruiksvoorwerpen als een geheel. Crouwel ontwerpt veel zelf, voor beelden, ramen en dergelijke worden kunstenaars ingeschakeld. De beelden hebben als thema de werelddelen, met elkaar verbonden door post en telegrafie.

Dit lees ik over het ‘Postkantoor’ op de Neude. Alles heeft zijn plek gevonden in dit ‘Gesamtkunstwerk’. Wat overblijft is het werk en de punten die wij er moeten maken vandaag de dag als vorm van beschaving. Onder de roltrap naar de bibliotheek speelt een jongedame, geflankeerd door een vriendin, op een zwarte vleugel. Het klinkt zoekend en mooi tegelijk. Alsof zij iets oprakelt waar vele uren van liefde en discipline in gegoten is. Mijn gedachten gaan naar hoe een beschaving zowel iets weg heeft van een object, een kolossaal ding, een verstrengelde kluwe waarin je een oneindige zoektocht kan maken naar naar hoe alles met alles vervlochten is. En tegelijkertijd lijkt beschaving iets te zijn van een moment, een enkele handeling, een keuze, een punt maken, een besluit temidden van eindeloos schipperen, terwijl je duivelse dilemma’s meetorst die je ziel maar amper dragen kan.

Van jongs af aan vind ik het leuk om spellen te spelen waarin je iets opbouwt. Op mijn computer bevindt zich ook vandaag nog het spel met de heuse titel ‘Civilization’. Ik kan erin verdwalen en na uren terugkeren alsof ik een reis door de tijd, oorlog, vrede, ontdekkingen en verwoestingen heb gemaakt met mijn beschaving. Het is ook een manier van vluchten uit een wereld die alle overzichtelijkheid heeft verloren. Een wijze van ontkomen aan een samenleving waarin men continu in een gejaagd soort galop achter doelen aan hijgt of in gewoontes verstrengeld zit die ik niet goed begrijp. Vorige week las collega Anouk Saleming een gedicht voor tijdens ons overleg in Zoom. We vielen allemaal uit galop en in de vertragende taal. ‘Een Krijgszuchtige Tijd’ van Marieke Lucas Rijneveld maakte in één klap een einde aan mijn begeerte naar nieuwsgaring over het geweld, ‘doomscrolling’ heet het tegenwoordig ook wel. Ik voelde een machteloosheid opwellen waarin ik zou verdrinken en het gedicht was een boei, toegeworpen door de kunst. Ik nam het mee mijn onderwijs in en las het voor aan studenten en collega’s. Daarna heb ik geen nieuwspagina meer geopend. Ik verzamel me om iets te kunnen doen voor wie dat nodig heeft. Ik duw de kolossale stroom aan informatie bij me vandaan en maak ruimte voor momenten waarin ik iets kan doen.

Zo zit ik dit nu te schrijven tussen de kunst, de ornamenten, de meubels in de stijl van de Amsterdamse School. Achter het oprichten van elke school zit een beschavingsgedachte. Er zit een historisch gebaar in om dwars door de waan van de dag, de gekte van een tijd en toevallige plek heen te steken en iets te vestigen wat uitreikt naar wie er ontvankelijk voor is elders en later. Nu ik mij verbind via deze plek met een andere tijd heeft dat ook iets van een esthetische ervaring. Voor historicus Johan Huizinga bestond er zoiets prachtigs als een ‘historische sensatie’. Die kan je overvallen als je op een plek bent van grote historische betekenis. Ook dat zou je als een escapisme kunnen betitelen. Ik zie dat ook als een vorm van ruimte maken; even uit de stroom stappen en iets hervinden met bezieling, met grote betekenis, met zeggingskracht in emotionele, zintuigelijke of filosofische zin. Dat ervaar ik ook dikwijls als ik met muzische vormen werk. Dat neem ik mee als ik ‘school maak’ bij de Hogeschool Utrecht.

 

Beschaving is kwetsbaar, broos, soms neigt men zelfs te zeggen dat ze flinterdun is. Hier in dit gebouw aan de Neude ziet alles er tijdloos uit, prachtig gedateerd, maar niet zichtbaar aan corrosie onderhevig. Welke bestemming we deze plek geven vertelt al meer over wat wij eren en koesteren in onze beschaving. Wie er wel en niet mogen komen verraadt van wie die beschaving is. Op dit moment trekken we een grens. Een autocraat hoort er niet bij. Oligarchen horen er niet bij. Hun vriendjes ook niet. We willen ze afwerpen, ontvlechten uit de verstrengeling die we om economische redenen zijn aangegaan. Maar of we de kachel uitzetten en bij kaarslicht gaan zitten in dikke jassen? Hoeveel gerief ben ik bereid op te geven?

Ik vlucht in gedachten weer even in de geschiedenis. Atheens staatsman Perikles vraagt de Atheners om het even uit te houden met elkaar binnen de muren terwijl buiten de oorlog met Sparta woedt. Voor wie sneuvelt voor de ‘moederstad’ klinken prachtige woorden tijdens een begrafenisrede. Daarin zegt hij ook dat Athene ‘de school van Griekenland is’. De stadsgemeenschap van Athene zoekt de weg voorwaarts met behulp van woorden, uitgewisseld tussen gelijke en vrije mensen. Het is een gemeenschap onder vuur die blijft vertellen aan elkaar dat zij het licht van de beschaving hebben gevonden en dat dienen te bewaken. Er breekt een plaag uit. Perikles sneuvelt, Athene verliest de oorlog en haar vrijheid uiteindelijk. Maar de woorden worden nog steeds bestudeerd. Een generatie later zegt Sokrates juist dat het een ultieme deugd is om je aan de politieke beslommeringen van de stadsgemeenschap te ontworstelen en ‘vrije tijd’ (scholè) te maken voor de zoektocht naar het eeuwige, het ware. Zonder de contemplatie en zelfonderzoeking die daarbij hoort, zou je ziel maar gebukt gaan onder en ‘verkrommen’ door het ‘juk van de wereld’.

 

Waar maak jij school in? Hoe maak jij even ruimte binnen het zich opdringende en kolossale? Wat neem jij op je aan beschaving? En waar geef jij vorm aan binnen die verstrengeling die er altijd al is voordat je zelf iets wil beginnen in deze wereld?

Ik doe dat soms even helemaal alleen. In vrijheid. Gevlucht in een spel of verdwaald in een historische sensatie dankzij robuuste aanwijzingen opgetrokken vanuit een zorg om wat broos is. Maar het liefst kom ik eruit tevoorschijn om met anderen goed te doen, het goede te eren en in stand te houden. Dat is mijn sterker geworden intentie voor ons festival ‘School Maken’.

Reacties