Dragend citaat

Dragend citaat over alledaagsheid

Uit: Kolen, M. (2016). De ongekende mogelijkheid van het alledaagse. Een kwalitatief-empirische, zorgethische studie naar morele betekenissen in de alledaagse omgang tussen jongeren met een licht verstandelijke beperking en zorgprofessionals. Utrecht: Universiteit voor Humanistiek

 

 

Alledaagsheid beschouwen we vaak als onbelangrijk omdat we vanuit onze laatmoderne culturele context permanent op zoek zijn naar bijzondere ervaringen (Dorfman 2014). Ook in professionele zorg krijgt alledaagsheid nauwelijks aandacht. Het wordt, in combinatie met het precaire karakter ervan, toegeschoven naar de informele zorg of het welzijnswerk (Elberse & Hoijtink 2015). ‘Echte zorg’, zo lijkt het adagium, houdt zich niet bezig met ‘het onnozele en het triviale’, met routines en gewoontes, met het onbeheerste, met complexiteit, tegenstrijdigheid en ambivalenties die het alledaagse kenmerken (De Haardt 2011). De zorgethiek, echter, wijst ons juist op de waarde van de alledaagse omgang. Zorgethici zoals Selma Sevenhuijsen (1996) en Joan Tronto (1993) bepleitten reeds in de jaren 90 dat de zorgrelatie zelf moreel van betekenis is. Zorgethische reflectie start dan ook vanuit het alledaagse samenleven, eerder dan vanuit de professionele praktijk en ziet het alledaagse als een bron van kennis en inzicht binnen de professionele context.

Zorgethica Marian Barnes gebruikt het alledaagse als lens in haar empirisch onderzoek naar zorgrelaties. Zij toont aan dat professionele zorg steeds specialistischer is geworden en daarmee gesegmenteerd en gefragmenteerd raakt. Ze concludeert dat professionele zorg hierdoor nauwelijks oog heeft voor collectieve verantwoordelijkheid (zoals rechtvaardig samenleven) en voor de behoeftes, kwetsbaarheden en afhankelijkheid van zowel zorgontvangers als zorgverleners (Barnes 2012, Barnes et al. 2015). Barnes laat de waarde zien van ontmoetingen in het alledaagse en ziet deze als ruimtes in een ruimte. Ervaringen van mensen kunnen daar verbonden raken met ervaringen van anderen. Zo wordt kennis gegenereerd van wat goed en rechtvaardig samenleven betekent (Barnes 2012).

Dorfman stelt dat het alledaagse zich in een crisis bevindt. Moderne mensen zullen er in de ogen van Dorfman alles aan doen om het alledaagse te vermijden en kennen permanent de angst om kansen te verspillen. Het gevolg is echter dat het alledaagse wordt overstegen en mensen er niet meer naar terugkeren. Terwijl volgens Dorfman juist in de beweging tussen alledaagsheid en ‘events’ de mogelijkheid tot fundamentele betekenisgeving ligt.

Dorfman ziet in de crisis echter ook de mogelijkheid iets nieuws te realiseren. Dorfman ziet het alledaagse vooral als een concept waarmee de laatmoderne mens de wereld kan beschrijven en zichzelf kan gidsen in de permanent in verandering zijnde wereld. Hij stelt zich in zijn boek de vraag waar het alledaagse uit bestaat. De ambitie van Dorfman is om met een betere theorie over het alledaagse leven te laten zien dat het hierboven beschreven mechanisme van het alledaagse ook de mogelijkheid in zich draagt iets nieuws te realiseren. Het alledaagse ziet Dorfman dus als een fundament van zin, van betekenis. Hij verwijst daarmee naar drie belangrijke begrippen in zijn betoog, te weten schok, uitstel en herhaling. De ervaring van de herhalende tijd is voorwaarde voor het bestaan van de veelbewogen tijd, zoals Dorfman het zegt. We leggen de drie begrippen in onderstaande paragrafen kort uit.

 

 

Schok

Het idee van schok in het werk van Dorfman is een onderdeel van menselijke ervaringen, het is iets dat buiten de alledaagsheid om probeert te gaan, het is de beweging die uit de ervaring van het alledaagse breekt. In de laatmoderniteit is de schok niet per definitie een groot media event, maar zijn het vooral veel hele subtiele momenten. “(…) a tacit phenomeon comprising all those impressions around us that we do not or cannot absorb, yet with which we must nonetheless deal” (Dorfman 2014, p. 186). De schokervaring, is de ervaring van ‘niet in control’ zijn, in de laatmoderne samenleving toont zich dit bijvoorbeeld in gevoelens van verwarring, uitputting, prikkelbaarheid, apathie, irrationaliteit, angst en agressiviteit. Het zijn gevoelens die soms samenhangen met ‘de angst om tijd te verspillen’ (Chouraqui, 2016), er liggen zoveel kansen voor het grijpen, dat het verlammend kan werken. Dorfman onderzoekt deze schokervaringen en wil ze blootleggen. “(…) the modern everyday as consisting of infinite imperceptible shocks which cannot be located outside their stubborn and automatic repetition in the symptom” (Dorfman 2014, p. 128).

Uitstel

Het begrip uitstel is bij Dorfman (2014) de opschorting, het moment van pauze, van reflectie. Een reflectie die overigens sterk gekoppeld is aan de lichamelijke ervaring. Als fenomenoloog probeert hij de alledaagsheid verder te doorgronden. Hij gaat daarvoor eerst te rade bij Husserl en zijn idee van de fenomenologische reductie als een methodologische tool om het alledaagse te kunnen opschorten en daarmee te kunnen theoretiseren. Vervolgens laat hij via Heidegger en ‘het in de wereld geworpen zijn’ zien dat daarin enkel gezocht wordt naar kicks. Het gevoel dat je leven gedomineerd wordt door anderen laat de behoefte aan ‘once in a life time’ ervaringen groeien. Het is de angst om de ‘niksigheid’ van het alledaagse onder ogen te moeten zien. Daarmee levert Dorfman ook kritiek op het idee van authenticiteit of, anders gezegd, de volledige ervaring die in de ogen van Dorfman niet in staat kan zijn de dubbelzinnigheid van de alledaagsheid te herkennen. Door zijn licht op te steken bij Merleau-Ponty, maakt Dorfman duidelijk dat er geen zuivere ervaring is en dat het juist gaat om het ervaren van de dubbelzinnigheid.

Met het idee van het volledig authentieke zelf verliest het psychologische zelf zich volgens Dorfman (2014) in ‘een oceaan van het zijn’. Daarmee maakt Dorfman zijn grootste kritiekpunt kenbaar: dat de fenomenologie voorbij gaat aan de historische situatie van het moderne zelf dat het alledaagse ondersteunt. Dorfman verzet zich tegen het tweesnijdend zwaard van romantiek en cynisme. Het alledaagse is niet alleen een veilig thuis of juist ‘de gevangenis’ waar een mens geen grip meer heeft op de werkelijkheid om zich heen, maar bevat beide; het alledaagse is precies die meerduidigheid en complexiteit. Met zijn theorie probeert Dorfman deze ambiguïteit te doordenken zonder zich te verliezen in de romantische notie van authenticiteit.

Herhaling

Het derde centrale begrip in het denken van Dorfman over het alledaagse is ‘de herhaling’, de terugkeer in de beweging van het alledaagse, de verbinding tussen het oude en het nieuwe. Om de negativiteit te snappen, schetst Dorfman met Freud en Benjamin de context van de moderniteit. Hoewel Freud moderniteit nooit heeft gethematiseerd, beargumenteert Dorfman dat in Freud’s theorie over het trauma verbindingen liggen naar de theorie over schokken en geschokt zijn in het alledaagse leven. Alles is geregistreerd, maar niets is geïntegreerd. Freud laat zien hoe het kind in het spel het trauma verwerkt, maar Dorfman zoekt uiteindelijk een manier om daar vanuit volwassen perspectief naar te kijken. Zijn conclusie is dat de voorwaarden voor de mogelijkheden (in alle ambiguïteit) een betekenisvol bestaan te leiden, in het alledaagse zijn gefundeerd. Het is niet de vraag ‘wat sticht het alledaagse?’, maar het gaat om de vraag wat het alledaagse sticht (Chouraqui, 2016).

Bronnen:

Barnes, M. (2012). Care in everyday life, An ethic of care in practice. Bristol: The Policy Press.

Barnes, M., Brannelly, T., Ward, L. (2015). Ethics of Care, critical advances in international perspective. Bristol: Policy Press.

Chouraqui, F., (2016). Eran Dorfman: Foundations of the Everyday, Shock, deferral, repetition. Continental Philosopy Review, 49 (2), 259-265.

Dorfman, E. (2014). Foundations of the everyday. Shock, deferral, repetition. London: Rowman & Littlefield.

Reacties