Mensen. En geduld.

Zoals traditioneel gebruikelijk wil ik als eerste een grote dank aan de opponenten voor hun vragen uitspreken. Ik heb de vragen tijdens de verdediging als zeer treffend ervaren, en als verrijkend voor Bart van Rosmalen's onderzoek.

Het meest belangrijke punt wat ik uit de vragen gehaald heb, is de vraag naar duurzaamheid en verankering van het muzische in organisaties. Daarbij viel mij op dat de virtuoos uitgevoerde antwoorden zich vooral, net als de vragen, op een theoretisch en conceptueel vlak bevonden. Met deze kleine bijdrage wil ik, als één van de praktijkonderzoekers in het lectoraat Muzische Professionalisering, vanuit de praktijk op een aspect van de vragen ingaan.

Een essentieel kritisch punt, in mijn eigen woorden, was dat het muzische, misschien de muzische ervaring, als het uitgevoerd wordt in de context van, of misschien in de ontmoeting met, een organisatie, het risico in zich heeft om weliswaar een mooie, creatieve, inspirerende ervaring te zijn, maar verder niet op een duurzame manier doorwerkt. Het is iets wat wij in het Duits ”Eintagsfliege” noemen. Het is leuk, inspirerend, en snel weer weg; ongevaarlijk.

Zelf ben ik muzische werkwijzen voor de eerste keer tegen gekomen bij ICON, het Innovative Conservatoire, ook één van de case studies in Bart’s dissertatie. Hier kwam ik zelf ook het probleem van de duurzaamheid tegen: Na enige ervaring op academische conferenties met de gebruikelijke modi van lezingen, round tables, poster-presentaties en wandelgang-gesprekken (wat ik op geen enkele manier negatief wil beoordelen) heb ik de ICON seminars zeker als de meest opwindende en inspirerende gelegenheden ervaren die ik ooit heb meegemaakt. Deze indruk blijft ook, en is nog versterkt, sinds ik lid van het Creative Directors team ben geworden en uit eerste hand meemaak hoe intensief en zorgzaam deze seminars woorden voorbereid. Alleen, voor mij en voor de deelnemers die ik kende, deden zich ná de seminars vaak twee verschijnselen voor: ten eerste bleven de bij ICON gemaakte ervaringen vaak bij de mensen die er daadwerkelijk waren in plaats van bredere kringen te maken, ten tweede verdwenen de ervaringen, methoden en werkvormen snel in de dagelijkse praktijk van het lesgeven.

Hier wil ik graag bij de opponenten terugkomen, met een korte, wellicht te eenzijdige tussenconclusie of observatie: Ze hebben gelijk! Het is inderdaad bijzonder moeilijk om organisaties door middel van muzische benaderingen of werkvormen te veranderen. Sterker nog, in een organisatie zoals een conservatorium, lijkt het bijna hopeloos. En dan ontbreekt het nog niet eens aan mogelijkheden vanuit de leiding, want onze directeur Jos Schillings is buitengewoon geëngageerd en geeft mij en ons als lectoraten (Muzische Professionalisering en Performatieve Maakprocessen) opdracht tot uiteenlopende activiteiten en interventies in het Utrechts Conservatorium. Ik wil mijn werk en project bij het lectoraat Muzische Professionalisering als case study gebruiken voor wat we doen en hoe we proberen het, inderdaad - duurzaam - vorm te geven. 

Een klein beetje context: Veel van mijn werk op het Utrechts Conservatorium (UC) gaat over onderzoek, over begeleiding van studenten in hun onderzoek, begeleiding van docenten in hun onderzoek bijv. voor één van de lectoraten; over de inbedding van onderzoek in curricula. Het grote, meest algemene doel van mijn werk is het ontwikkelen, mede opbouwen, en voeden van een ”onderzoeksomgeving”, waarbij ook nog uit te werken is wat een onderzoeksomgeving precies inhoudt, kan en moet zijn.

 

K&W

Eén van de activiteiten om dit te bewerkstelligen is het project K&W bij het Lectoraat Muzische Professionalisering. Het is de afkorting van ”Kunsten en Wetenschappen”: aan de ene kant een inhoudelijk idee van het programma, aan de andere kant de naam van één van de twee gebouwen van het UC. In dit project organiseer ik kleinschalige sessies met 2-3 docenten, die twee uur lang een korte maar intensieve samenwerking aangaan. Een sessie verloopt in twee delen:

Er worden inspiratiebronnen gedeeld die de deelnemers meebrengen. Zij vertellen over die bronnen en er wordt samen een gesprek erover gevoerd.

Er worden praktijken gedeeld. Iedereen brengt een voorbeeld uit zijn eigen (maak- of onderwijs-) praktijk mee die hij in vorm van een opdracht met de andere deelnemers daadwerkelijk doet. Deze activiteiten staan vaak in relatie tot de vraag wat onderzoek of onderzoekend te noemen is in de eigen praktijk. Centraal staat dat iedereen het doet en zo de werkwijzen niet alleen vertellend gedeeld worden, maar beleefd en doorleefd worden.

De sessies worden in beeld en geluid gedocumenteerd. Na afloop komt een reflectief verslag online, zo dat er gedeeld en openbaar gemaakt wordt wat er gebeurt is en wat gedachtes, praktijken, etc. waren en inhouden. De sessies die wij tot nu toe hadden waren zeer inspirerend, voor de deelnemers, voor de soms aanwezige Bart en voor mijzelf. En mooie praktijk in kleine kiemcellen.

 

Weerbarstige realiteit

Maar hoe zat dat toch nog met de duurzaamheid? Daarover nadenkend en aan de organisatorische realiteit van de praktijk denkend, blijkt het conservatorium dan toch een moeilijke omgeving te zijn voor het opzetten voor een dergelijke activiteit. In de opzet was bedacht, met het oog op ontwikkeling, groei en duurzaamheid, dat K&W redelijk vaak en regelmatig zou moeten plaatsvinden - om de twee weken, om ook nog genoeg tijd te hebben om het uit te werken en online beschikbaar te maken wat er gebeurt is.

Alleen, we krijgen de mensen niet. In ieder geval maar heel langzaam.

En de reden voor deze bepaalde stroefheid ligt volgens mij, de opponenten zullen met me eens zijn, in de organisatie en cultuur van het conservatorium, en het door traditie ontwikkelde gedrag van de mensen die er werken; en dat deze cultuur zich stroef verhoudt met muzische benaderingen (of elke andere benadering, die niet binnen deze traditie en cultuur gangbaar is, het cultiveren van een onderzoekende houding en onderzoekend gedrag, met alle consequenties van dien, hoort hier zeker ook bij). Reacties zijn vaak: "een lectoraat? Wat is dat? Wie is daarvoor verantwoordelijk? Hoe veel uren zijn beschikbaar?"

Maar deze reacties komen er ook alleen als er überhaupt een reactie komt. Excuses voor mijn licht negatieve ondertoon: het gedrag van sommige mensen. Terugmailen? Vaak niet. Laatst kreeg ik een mail na ca. 3 maanden van mijn herhaaldelijk verzoek tot contact. De uitkomst daarvan was dat de betreffende persoon eigenlijk nooit definitief kan toezeggen, omdat hij zijn agenda flexibel moet houden voor eventuele muzikale activiteiten.

Hoewel dit zeer zwartmakend klinkt, is het paradigmatisch en kenmerkend voor veel mensen die bij het conservatorium werken. Ten eerste is het werk bij de HKU bijna altijd niet de enige baan, de meeste docenten doen er nog een grote hoeveelheid werkzaamheden naast, wat artistieke, pedagogische, onderzoekende of andere activiteiten inhoud. Tegelijkertijd lijkt ten tweede een vreemde soort werknemershouding op te treden - naar mijns inziens door traditie opgebouwd, alsof mensen in een fabriek werken en buiten deze werktijden vooral vrij (lees: ruimte voor andere activiteiten) willen hebben. Wellicht ook om de werknemersschap bij het conservatorium van de identiteit als ZZPer in andere beroepsgebieden af te zetten. Ten derde is het onderwerp van onderzoek lang niet bij elke docent een welkom onderwerp, te gevaarlijk lijkt het soms om de eigen (les)praktijk op de proef te stellen, zich kwetsbaar op te stellen ten opzichte van andere werkvormen en opvattingen.

 

Aanpak en ideeën

Dit is nu zeer uitvergroot gepresenteerd en betreft lang niet iedereen. Maar vast te stellen blijft dat de mensen in de organisatie zich stroef verhouden met onze geëngageerde en muzische plannen. Maar wat is een alternatief? Het niet te doen? Hier ligt nu juist de grote uitdaging, dat we de ideeën die achter het lectoraat en achter het concept van Muzische Professionalisering, achter onze plannen en activiteiten, serieus willen nemen. Ik wil aan het einde van mijn kleine bijdrage een korte terugblik geven op hoe wij, uitgaand van de huidige situatie o.a. het project K&W benaderen. Op het moment werken we met verschillende aanpakken:

We zoeken steeds opnieuw naar mogelijkheden om K&W en mijn onderzoek bij het lectoraat met andere onderzoekers uit het lectoraat te verbinden en zo kruisbestuiving en meerwaarde te creëren. Recentelijk was Eeuwe de Jong deelnemer bij K&W. Hij heeft als eigen praktijk zijn onderzoek bij het lectoraat ingebracht en heeft samen met mij over andere docenten als deelnemers nagedacht en die ook mee uitgenodigd. Hij brengt dus zijn UC-intern netwerk mee, brengt daardoor K&W en mijn netwerk verder. K&W biedt hem op de andere kant een podium voor zijn onderzoek, stelt een plek en context ter beschikking om er aan te werken en om zijn project bij andere docenten meer onder de aandacht en in het discours te brengen.

Ik probeer om docenten die al eerder bij K&W deelgenomen hebben, opnieuw uit te nodigen. Ik zie dat daardoor een duidelijk herkenbare betrokkenheid ontstaat, voor het project zelf, voor het netwerk om mij heen, voor de rol van onderzoek binnen het UC.

Als uitbreiding en variatie van deze aanpak wil ik het voorbeeld van basgitarist en muziektheoreticus Bart Soeters noemen: hij heeft bij K&W recentelijk zijn eigen onderzoek als eigen praktijk meegebracht. Als vervolg op deze zeer boeiende sessie, discussie en praktisch werken zijn wij op het moment bezig om een volgende sessie te ontwerpen met dit onderzoek als focus. Meerdere doelen spelen hier tegelijk: Bart brengt zijn eigen onderzoek inhoudelijk verder en hij krijgt verder feedback op dit onderzoek. Meerdere (bewust uitgekozen) collega’s worden betrokken en maken zo kennis met zowel K&W als het onderzoek en gedachtegoed van Bart Soeters. En zo kan ik op de zijlijn meekijken bij het onderzoek, dat zich eventueel kan ontwikkelen tot een groter onderzoek bij een lectoraat, met zeer boeiende relevantie voor muziektheorie en de lespraktijk van muziektheorie.

Deze voorbeelden zijn allemaal voorbeelden van kiemcellen die het mogelijk maken om het project en het netwerk, en de verbindingen langzaam groter te maken. En hier worden voor mij ook eerste signalen van duurzaamheid zichtbaar: een klein aantal docenten blijft in een of andere mate betrokken bij de serie en verbindt deze serie met eigen activiteiten en zijn netwerk binnen het UC. Sommigen gebruiken de serie zelfs als podium of laboratorium, of mogelijkheid voor feedback. Door het intensieve werken in de sessies worden hier ook verbindingen gemaakt, die ik als centraal punt in dit netwerk actief kan houden. En het hangt op het moment nog aan mijn persoon. Aan de andere kant mag de vraag gesteld worden: Is dat erg? Een van de lessen tot nu toe is zeker dat het om mensen gaat. En daar ben ik er ook één van. Mensen, inclusief mijzelf, moeten het dragen en verder dragen. Ik ben als organisator dus ook zelf drager van duurzaamheid, wat een zekere verantwoordelijkheid met zich mee brengt. Maar is dat erg? Hier resoneert ook de dissertatie van Bart mee, waar het over inbreng en verantwoordelijkheid gaat. Een ander essentieel aspect, hoewel voor mij persoonlijk niet de meest makkelijke, is geduld. Geduld! Echte duurzaamheid is geen resultaat van een project dat opgezet wordt en dan "af" is, om de vruchten er van te plukken. Echte duurzaamheid is het resultaat van voortdurende inbreng en verantwoordelijkheid van mensen, van activiteiten die zich langzaam, maar hopelijk voortdurend uit gaan breiden. Ik veroorloof me, voor de tweede keer in deze bijdrage, een korte en wellicht opnieuw te eenzijdige conclusie: het ziet er helemaal niet zo negatief uit. Het gaat om twee dingen. Mensen. En geduld.

Reacties

  • Nelly van der Geest

    Dag Falk,
    Ik herken die zoektocht naar duurzaamheid, zit ook in lerende netwerken. Bart v R wil die graag omdopen in gezelschappen. Veel mooier en poëtischer woord, maar het is gesloten. Het gaat bij het duurzaam maken van Muzische Verbindingskracht (naar Myrthe ) niet om de kringen, maar de knooppunten tussen de kringen. Daar waar het water weer verder stroomt. Jij vormt zo'n knooppunt in K&W. En vind het niet erg om knooppunt te zijn, dat neem ik mee van jou. Hoe versterken we het Muzische op die knooppunten? Nelly