Performance Studies: An Introduction

Deze introductie op performance studies las ik tijdens mijn studie en door de thesis van Bart van Rosmalen werd ik er weer aan herinnerd. Ik schreef de volgende tekst als voorbereiding op het seminar van 29 en 30 mei 2015.

Jochem Naafs

De aanleiding van mijn bijdrage komt – wederom – voort uit de manier waarop Bart van Rosmalen schrijft over de rol van spel. Ik ben niet bekend genoeg met Gadamer om te weten hoe hij naar spel kijkt, maar ik kan me er niet aan onttrekken dat er steeds iets spaak loopt bij mij in de visie op spel van Bart in zijn thesis. Ter illustratie een aantal fragmenten:

Op de vierde pagina van hoofdstuk 9, bij 2-Spelen, schrijft Bart het volgende: “Met Gadamer heb ik laten zien dat de muzische ‘opvoering’ als spel gezien kan worden. Het zichzelf verliezen in het spel, dus het meegaan in het vreemde en ongewone en het daarna weer terugkomen bij zichzelf wekt de normatieve substantie”. Naast dat ik niet precies begrijp wat in deze context bedoelt wordt met dé normatieve substantie, als dat al mag bestaan, snap ik niet zo goed waarom het zich verliezen in een opvoering direct gelinkt is aan spel. In de context van de performer begrijp ik dat, en dat de toeschouwer dat wat gebeurd als spel ziet, begrijp ik ook, maar dat de toeschouwer daarmee onderdeel wordt van het spel, vind ik een ietwat vreemde conclusie. (Wellicht begrijp ik het verkeerd?). Wellicht doordat ik spelen koppel aan een zekere activiteit, als een actief meedoen aan de play acts. Deze kunnen vrij en onderzoekend zijn, of gebonden aan strikte regels. Roger Caillois onderscheid vier categorieën van spel: agon (competitie), alea (kans), mimicry (simulatie) en ilinx (duizeligheid). Vier categorieën die ik kan herkennen in de rol van opvoerder (dat kan uiteraard ook een actieve deelnemer zijn), maar niet per se in de rol van toeschouwer of toehoorder.
    Ik schrijf dit ook op omdat ik me de afgelopen dagen steeds meer ben gaan realiseren dat ik me in de benadering van performatief onderzoek teveel op de initiële onderzoeker heb gericht en te weinig op de voor performance essentiële toeschouwer/toehoorder. Zonder deze laatste is er immers geen sprake van een performance. NB: Onder andere Heiner Goebbels met Stifters Dinge heeft bewezen dat de fysieke aanwezigheid van een levende performer geen eis is. Ik realiseer me nu meer dan eerst dat de vormgeving van de rol en de benadering van je publiek bij performatief onderzoek cruciaal is. Naar aanleiding van mijn scriptie voor de master Nieuwe media en digitale cultuur, getiteld “De spelende bezoeker van playful performance”, heb ik mijn website de url www.playfulperformance.nl gegeven. Nu kom ik erachter dat mijn onderzoek misschien wel meer playful moet worden, dat wil zeggen dat de mensen die ik in mijn onderzoek betrek op het moment van onderzoek én disseminatie spelende bezoekers moeten worden van mijn wordende onderzoek.

Een aantal pagina’s verderop gaat Bart in op overgangen en zet me daarmee aan het denken over de liminaliteit waar Victor Turner over schrijft in zijn werk The Ritual Proces. Hij schrijft onder andere: “Liminal entities are neither here or there; they are betwixt and between positions”. Een limen is daarbij een drempel of een dunne streep die niet binnen of buiten is, niet hier of daar, het is een plek die verbindt, maar er ook scheidt. Hij baseert dit op rituelen en verwijst naar ritueel-achtige handelingen als liminoid. Bart schrijft: “Altijd is er een overgang van wat we eerst aan het doen waren naar de werking van het muzische spel. En er is weer een overgang terug naar het gewone als de verheviging van de muzische modus weer klaar is.” Het spel wordt hier beschreven als ritueel, terwijl volgens mij essentieel is aan spel dat je altijd weet dat je doet alsof.
Deze dubbelzinnigheid van spel (onder andere beschreven door Brian Sutton-Smith in The Ambiguity of Play), geldt juist niet voor een ritueel waarin je als het ware de werkelijkheid vergeet om de limen over te stappen en een alternatieve werkelijkheid te betreden. Voor mij ligt de kracht in performatief onderzoek in de dubbelzinnigheid, in het spelen met de realiteit en daarmee eerder in de overgang zelf, dan in het moment voor en na de overgang. Of zoals ik in mijn lecture performance Projecting on Der (kommende) Aufstand nach andcompany&Co. zei: “Ik wil op de grens staan, de grens tussen hier en niet hier, een grens die nooit vastligt. Een grens die je moet volgen. Waarin je actief moet blijven.” (NB: Mocht je de video willen bekijken, stuur me dan een bericht zodat ik het wachtwoord kan geven).

Reacties