Speech van mijn leven

Muzische werkplaats, 25 januari 2019, Speech van je leven

 

Als ik nu begin met spreken, luister je dan?

Ben je nu bij mij?

Of moet je eerst nog aankomen?

In gedachte je jas uittrekken, koffie inschenken, een mailtje afmaken, je telefoon op stil zetten, een gedachte vasthouden om niet te vergeten,…

Hoe vaak moet je hoofd niet eerst aankomen in een gesprek, in een werksituatie, een vergadering, terwijl je lichaam er al lang is, handen schudt, glimlacht, beleefdheden uit?

En hoe vaak ben je eigenlijk al vertrokken nog voordat je daadwerkelijk bent weggegaan?

 

Morgen is mijn dochter jarig.

Ze wordt 11 jaar.

Gisterenavond bracht ik haar naar bed.

Ik sta op de stoel naast haar hoogslaper om haar een kus te geven:

‘Mama, kun je me alvast het verhaal van mijn verjaardag vertellen?’ vraagt ze.

Ik weet heus wel dat dat is om de tijd van slapen nog een beetje uit te stellen.

‘Alsjeblieft? Dat kun jij altijd zo goed, dan kan ik me alvast verheugen.’

Ik begin te vertellen.

Dat het nu 11 jaar later weer zaterdag is, net als toen ze werd geboren.

Hoe ze wakker zal worden, hoe de tafel mooi gedekt zal zijn, de kamer versierd, hoe ze als ontbijt slagroomsoesjes mag eten.

Hoe we samen taart zullen bakken voor het bezoek.

Hoe het bezoek zal komen, en wie er komt.

Dat opa en oma natuurlijk de eerste gasten zullen zijn.

Ik vertel tot het bezoek de deur uit is.

Dan is het echt tijd om te slapen.

 

Wat is dat toch met taal?

Hoe kan het toch dat we via de taal ons op een feestje kunnen wanen dat er nog niet is?

En waarom mis ik dat feestgevoel zo vaak in mijn werk?

Waarom voelt de taal daar zo vaak versleten?

Zo leeg.

Als gebaksbordjes met zuur geworden restjes slagroom aan het einde van de dag.

Kunnen we onze woorden weer herwaarderen?

Kan taal weer een belofte in zich hebben, een verheugen?

Kan in de zinnen ‘de zin’ weer voelbaar worden?

 

Bart (van Rosmalen) schrijft in zijn boek ‘Muzische Professionalisering’ over een opvallende interpretatie van retorica in een lezing van Gadamer.

Hij schrijft: ‘Mooi spreken is niet alleen maar mooi. Er ligt een vorm van goed spreken in besloten. Daarmee legt hij (red: Gadamer) een directe verbinding tussen het schone en het goede. Mooi spreken gaat in zijn lezing niet over manipulatie en effectbejag, maar schept juist gedeelde waarden.’

 

Mooi spreken verbindt.

In het vertellen van zinnen, kunnen we zin geven, zin maken en zin hebben in een aanstaand feestje.

We kunnen ons gezamenlijk verheugen.

 

Ik ben schrijver en ik zoek.

Naar woorden.

Naar zinnen.

Mooie en goede zinnen.

Mooie en goede zin.

Hebben.

Maken.

Geven.

Ik probeer de taal nieuw leven in te blazen.

Oren zijn alzijdig.

Ze kunnen niet niet horen.

Maar we hebben ons zo goed geoefend in niet luisteren.

Wanneer luister jij weer?

Welke van mijn zinnen geeft jou zin?

Wat zou jij willen zeggen als je straks ergens bent waar de afwasmachine met lege taal weer eens wordt ingeruimd?

 

Luister je nog?

Nu?

 

En nu?

Reacties