beginnen: potlood en papier

In een maak- driedaagse met een groep theatermakers, beeldend kunstenaars en musici (vriendelijk gehost door buitenkunst- Dronten) onderzoek ik de mythe waarin Orpheus zijn geliefde Euridycee verliest. Op hun huwelijk wordt ze gebeten door een giftige slang. Later haalt hij haar terug uit de onderwereld. Maar dat mislukt op het laatste moment. Tegen de afspraak met de god van de onderwereld in kijkt Orpheus om. Hij verliest Euridycee ten tweede male. In 18/19 werk ik met Anouk Saleming aan een voorstelling over dit thema. In deze driedaagse onderzoek ik het aspect 'schuld'. Voelde Orpheus zich schuldig? Was alleen haar liefhebben al een basis voor schuld? Is beginnen altijd ook verstoren? Wat ging aan het begin vooraf? Hoe blijft Orpheus uiteindelijk over?

Wat heb ik gedaan?

Waarom heb ik het gedaan?

Wist ik wat ik deed?

Ik kon niet meer terug toen ik eenmaal begonnen was.

Het papier gepakt en klaargelegd.

Het potlood zorgvuldig geslepen. Heel precies en scherp.

Alles daaromheen weggelegd.

Wist ik wat ik deed en waarom?

Het papier is wit. In mijn hand potlood: zwart.

Zonder iets aan grijs daar tussen.

Wit en zwart.

Doen of niet?

Beginnen is doen en niet niet- doen

Niets daartussen.

Dus?

Ja ik zet een kras.

Nu!

Precies op dit moment. Onomkeerbaar.

De kras snijdt zijn zwart in wit.

Potlood doet alles, papier doet niets.

Gelatenheid.

Niets terug kunnen zeggen.

Niets in te brengen.

Niet eens een stil verzet.

Zó alles te verliezen.

Ík ben begonnen, ik geef het toe, wist niet wat ik deed en waarom maar ik héb het gedaan.

Wat rest is de herinnering.

Elke dag opnieuw op de vierkante meter waar ik leef begin ik opnieuw

En dan dringt het tot me door.

Dat jij mij vergeeft en niet zo stil en weerloos bent als ik altijd heb gedacht.

Je sprak wél, maar ik hoorde het niet.

Elke kras, elke punt, elke veeg die ik zette was er die samenklank.

Van potlood en papier.

Van jou van mij.

Onlosmakelijk en verstrengeld.

Zo kwamen wij tot klinken.

En nu pas kan ik beginnen.

Beginnen te horen.

Nu pas, nu ik jou voorgoed verloren heb.

 

Drieluik

Dat wat verloren gaat, dat wat ons toevalt, dat wat zich ontvouwt

 

1- dat wat verloren gaat

Panelen

Daar hingen ze op

De schilderijen toen ze geverfd werden

Nu zijn ze weg, de schilderijen

Alleen de randen zijn gebleven

Waar de verf over het papier ging

Scherp waar het papier ophield

Vlammen en vegen waar geen grens meer was

En de vergeten namen van de makers van toen

Luca, Erik, Liz, Ciska en Mo

En één los woord

Een gebiedende wijs: paint, schilder!

Alsof je leven ervan afhangt

Of een zelfstandig naamwoord. Paint

resten van een verfwoord

Dat verloren ging

 

Ook jouw naam staat er tussen

Dat raakt me

Want jij bent niet vergeten, nooit toch?.

Zonet zag ik je nog

En zo zal ik je weer zien,

ja toch?

Voorgoed

Wat doet jouw naam dan daar?

Tussen dat wat vergeten is

En ons overblijft?

Ik verzamel van alles onderweg

Namen, woorden , cijfers, touw, plakband en stenen

Maar jouw naam

Zeg ik nu niet hardop.

Die laat ik bewust achter

Zo neem ik haar met me mee

 

2-Dat wat ons toevalt

Later en verderop

in een weiland

de laatste zon

groen van bloeiende grassen,

paars van robertskruid,

geel van boterbloem, madeliefje en paardenbloem

Zichtbaarheid

Zichtbaarheid

Er is een essay van Italo Calvino dat zo heet: zichtbaarheid

Wat gaat aan beginnen vooraf?

Hij citeert een zin uit de Goddelijke Komedie van Dante

Poi piovve dentro l’alta fantasia

Toen daalde er naar de diepten der verbeelding XXVII25.

Calvino onderzoekt hoe nog voor de woorden die hij schrijft het beelden zijn die hem invallen, beelden die hem toevallen.

Zichtbaarheid van de innerlijke verbeelding

Dante gaat net als Orpheus door het donker

De diepte van het donker in

De diepten der verbeelding

Éen moment nu terughouden nog

De adem inhouden

Op de drempel. Alles of niets

Nog niet begonnen

Ik slijp de punt van het potlood,

Scherp, vlijmscherp

Langer dan nodig

Met meer aandacht dan anders

Het slijpsel daalt

Als een zachte zwarte regen

daalt het slijpsel

naar het witte papier

De adem inhouden 

 

3- dat wat zich ontvouwt

Dan

In het laatste licht

verschijnt de tekening van mijn hoofd

een bewegende schaduw op het papier

niet meer dan dat

Een grijze dans

Omhulling

Zonder ogen om te zien,

Zonder mond om te spreken

Slechts randen van oren om te horen

Het masker van gisteren afgelegd

De wanhopige woorden verstomd

beginnen te horen

Nu pas,

Beginnen te horen

Mijn zichtbare schaduw

In het wit


 

Reacties