Reflectie op de tweede Muzische Werkplaats

Tijdens de laatste tweedaagse bijeenkomst van de Werkplaats Muzisch Onderzoek deden zich voor mij persoonlijk vooral twee rode draden voor: Mijn eigen vraag die ik als opdracht meegebracht had en de onderzoekscircel die Daan Andriessen gedurende de eerste ochtend van de tweedaagse voorstelde.

 

Mijn eigen vraag was:

Wat kunnen verschillende vormen van “maken” zijn en op welke manieren kunnen die met de identiteit van de onderzoeker verbonden zijn/worden?

 

Dat was ook de vraag die ik tijdens de werkvorm Kunst van het Maken gebruikte. Het gaat in deze vraag juist om de relatie van de stem van de maker en de stem van de onderzoeker. Mijn intentie was om met deze vraag vooral naar de mogelijkheden van maken te kijken die anderen meebrengen. Ik heb hier zelf wel ideeën over, maar ben op dit moment geïnteresseerd in wat anderen kunnen inbrengen. En als we naar vier potentieel essentiële elementen van muzisch onderzoek kijken: spelen, vertellen, maken, delen - dan houd zich deze vraag expliciet met de uitwerking van het maken bezig, vanuit de praktijk die er al is. 

Er kwamen mooie voorbeelden van maken langs. Carolien Oostveem bracht haar eigen beelden werk in, wat op een bepaalde manier verrassend was: De “echte” beeldende praktijk ten opzichte van de stem als onderzoeker komt in onze context hier niet altijd vanzelfsprekend langs (terwijl die praktijk in artistiek onderzoek in de meeste gevallen juist centraal staat). Ook zagen we schetsen die technische aspecten van het tekenen explorerend onderzoeken. Het maken van “fysieke slides” in plaats van projecties in lessen met studenten kwam ter sprake. Ook schrijfsels van verschillende aard als tijdelijke uitkomsten gedurende het proces van onderzoeken - deze kunnen meer als een theoretisch reflecterend verslag geschreven zijn, maar ook meer poetisch en associatief.

 

 

De tweede rode draad door de tweedaagse was de onderzoekscircel, van Daan Andriessen gemodificeerd naar muzisch onderzoek:

 

In wezen is de circel een modificatie van de onderzoekscyclus die veelvuldig in de literatuur besproken wordt, maar hij houdt in deze versie een aantal interessante gedachtes in. Naast een genuanceerde herformulering van de hoofdonderdelen lijken er, uitgaand van de fascinatie en vraag, twee hoofdgroepen te ontstaan: één groep met betrekking tot data en één met betrekking tot  inzichten. Deze twee groepen, samen met (in rood) mogelijkheden voor iteraties binnen deze circel, heb ik in een “getekende reflectie” geprobeerd naar voren te brengen:


Maar wat de circel daadwerkelijk complex maakt zijn de drie circels op elke hoofdfase: vertellen, spelen en maken. Deze zijn dezelfde voor alle fasen, ik vind het interessant hoe die dan over de verschillende fasen heen met elkaar kunnen samenhangen - of juist niet? Is maken ten opzichte van de vraagstelling anders dan tijdens het interpreteren van data? Kunnen meerdere groepen/onderzoekers/makers in dezelfde ruimte met spelen bezig zijn, in verschillende fasen van hun onderzoek? Dit zijn vragen die mij methodologisch interesseren en waar ik me in de komende weken mee bezig ga houden.

Reacties