Mij verhouden tot Kunneman

UIT MIJN PROEFSCHRIFT MUZISCHE PROFESSIONALISERING
.....
In 2009 ga ik op bezoek bij Harry Kunneman van de Universiteit voor Humanistiek om te spreken over de vragen die uit mijn praktijk voort komen. Meteen in het eerste gesprek realiseer ik me dat ik na Keuris, Noorman en Renshaw opnieuw een groot leermeester mijn pad kruist.

Meteen in het eerste gesprek ontstaat er klaarheid in mijn queeste. Ik ga een proefschrift schrijven over Muzische Professionalisering en de rol die de muzische kwaliteiten vervullen in het versterken van publieke waarden in professioneel handelen. De ruis, de zijpaden en de afleidingsmanoeuvres die ik tot dan toe om mijn onderzoek heen had gehangen worden door Kunneman vriendelijk doch beslist één voor één ontmaskerd en onschadelijk gemaakt. Wat ruimt dat op. Kunneman zet mij in één klap op een veel groter spoor en begeleidt mij onvermoeibaar in de verbinding van het muzische perspectief met organisaties, de maatschappelijke context en het laten verschijnen van de ‘horizon van moraliteit’ waar het in tegenkracht zoals ik er aan werk allemaal om draait. Ruud Kaulingfreks, eveneens verbonden aan de Universiteit voor Humanistiek, wordt de tweede promotor. In zijn werk speelt het thema esthetica in organisaties een belangrijke rol. Van Kaulingfreks leer ik telkens opnieuw de waakzaamheid voor een te instrumentele omgang met het muzische. Het muzische motief is ten nauwste verbonden met ontvangen en ontvankelijkheid. Je kan het muzische niet dwingen er te zijn, maar slechts condities scheppen die de kans dat het zich manifesteert vergroten. Dat zuivere begrip van het muzische is het fundamentele contrapunt dat Kaulingfreks inbrengt in de dialoog die ik met Kunneman ben aangegaan.

 

Kunneman zelf werkt al sinds eind jaren ’90 met een groeiende groep promovendi aan het begrip Normatieve Professionalisering. Die term duikt voor het eerst op in het boekje Postmoderne Moraliteit (1998)[1]. Daarin kritiseert Kunneman zijn leermeester Habermas in een fascinerende openbare brief (vgl. Kunneman 1998:20-44). De scheiding tussen systeem en leefwereld waar Habermas zijn denken op baseert, is volgens Kunneman te strak. Dat ontkent de persoonlijke en professionele dynamiek van de professional, die daartussen heen en weer beweegt. Organisaties zullen rekening moeten houden met wat Kunneman “de individuele bestaansprojecten van professionals” noemt. De professional komt volgens Kunneman niet louter naar het werk om het werk te doen, maar zoekt daarin ook persoonlijk steeds meer zingeving. Daarin komt de levende, gepassioneerde en emotionele werkelijkheid van het menszijn mee in de context van praktijken van professioneel handelen. Kunneman werkt in dat verband verschillende begrippen verder uit zoals het verlangen, het onafgestemde en de lichamelijkheid. Deze laten zich niet opsluiten in de leefwereld in de strakke scheiding van systeem en leefwereld zoals Habermas die voorstelt. Voor die persoonlijk-professionele ruimte staat Kunneman op de bres. Dat spreekt me aan. Het resoneert met mijn queeste naar het muzische als tegenkracht. Bovendien is de Universiteit voor Humanistiek sterk gericht op het ontwikkelen van filosofie die werkt. Het in praktijk brengen van waarden in het werk vanuit een kritisch organisatieperspectief is de inzet van Normatieve Professionalisering. Ik draai enige tijd mee in de onderzoeksgroep Normatieve Professionalisering en schrijf de bijdrage ‘Performatief onderzoek in het kunstvakonderwijs’ voor de bundel ‘Praktijken van normatieve professionalisering’ (2013)[2].

Hoe verhoudt het concept Muzische Professionalisering waar ik aan werk zich tot Normatieve Professionalisering? Dat is een vraag die gedurende mijn onderzoek regelmatig naar voren komt. Het antwoord is dat beiden hetzelfde doel nastreven, namelijk om de menselijke maat en de daaraan verbonden waarden in en tussen professionals in hun professionele handelen te versterken. Muzische Professionalisering heeft met de werking van het muzische, en daarin begrepen de verwijzing naar kunstenaarschap en de methode van de kunst, echter een geheel eigen ingang ten opzichte van de meer maatschappijkritische ingang die Normatieve Professionalisering als vertrekpunt kiest. De denkers met wie ik de dialoog aanga over het muzische, MacIntyre, Gadamer en Sennett, staan in de humanistische traditie. In hun werk haal ik de muzische aspecten naar voren om tot een conceptuele verkenning van het muzische perspectief te komen. Het herlezen en interpreteren van de mythe van de muzen die voor mij een blijvende inspiratiebron is geworden is een sterke katalysator geworden die die queeste voortdrijft.

 

[1] Het thema Normatieve Professionalisering wordt door Kunneman verder uitgewerkt in Kunneman, H. (2009) Voorbij het dikke-ik. Bouwstenen voor een kritisch humanisme, Amsterdam: SWP en Kunneman, H. (2013) Kleine waarden en grote waarden – Normatieve professionalisering als politiek perspectief, Amsterdam: SWP

[2] Ewijk, H. van & H. Kunneman (red.) (2013) Praktijken van normatieve professionalisering, Amsterdam: SWP Het artikel performatief onderzoek in de kunsten gaat over een bespreking van de Urban Dance. Dat thema werk ik verder uit in hoofdstuk negen.

Reacties