De speler als maker

Een nieuwe manier van muziektheoretisch onderwijs

In 1975 verschijnt het GEDENKSCHRIFT 100 jaar MUZIEKONDERWIJS in UTRECHT 1875 – 1975 (auteur: Wouter Paap). Op pagina 45 staan enkele opmerkingen m.b.t. het theorieonderwijs aan het Utrechts Conservatorium.

NAAR NIEUWE WEGEN

De periode na 1968 was in ieder opzicht spannend, want iedereen had het gevoel dat er veel nieuws op til was, en iedereen was bereid om daarin mee te denken. Allereerst wilde men de sleur doorbreken, waaraan de “theoretische” vakken nogal eens worden blootgesteld. Deze algemene vakken (solfège, algemene muziekleer, analyse, harmonie) waren in de loop der jaren een zelfstandig, enigszins abstract bestaan gaan leiden, waardoor ze gevaar liepen het verband met het levende kunstwerk te verliezen. Er bestond nu behoefte om de theoretische studie rechtstreeks te doen aansluiten bij het “hoofdvak”, terwijl men de desbetreffende vakken tevens duidelijker in onderling wilde brengen. De Theoretische Afdeling was in dit opzicht bijzonder alert. De dorre theorie werd zoveel mogelijk vermeden; het creatieve – het vervaardigen van eigen werkstukjes, waarin harmonie en contrapunt tot werkelijk leven werden gebracht – kwam op de voorgrond. Deze integratie maakte de theoretische stof voor de leerling heel wat aantrekkelijker, want men kreeg het gevoel, er werkelijk iets mee te kunnen gaan “doen”. Wouter Paap - 1975

Over mezelf

Sinds 1985 ben ik werkzaam als docent algemene muziektheoretische vakken, aanvankelijk bij de Schumann Akademie en later ook bij het Conservatorium van Utrecht.

De opmerkingen van Wouter Paap onderschrijf ik volledig, maar ik constateer ook dat er nog wel wat werk is te verzetten. In de praktijk speelt “dorre” theorie nog steeds een (te) grote rol en komt de creativiteit van de student nauwelijks van de grond. Ik experimenteer veel en probeer allerlei methodieken uit. Maar 100% tevreden ben ik niet. Gelukkig vind ik inspiratiebronnen.

Inspiratiebron (1)

In December 2013 maakt Jos Schillings, de directeur van het Conservatorium in Utrecht, mij attent op interessante ontwikkelingen in Zwolle/Enschede (ArtEZ). Ik zoek contact met Reinier Maliepaard (docent muziektheoretische vakken en muziekgeschiedenis bij ArtEZ). Hij vertelt enthousiast over een nieuwe manier van onderwijs: de studenten schrijven zelf muziek. We hebben veel discussies en ik raak meer en meer onder de indruk van zijn aanpak.

In september 2014 starten we een soortgelijk project in Utrecht.

 Inspiratiebron 2

Een interview van Jannetje Koelewijn met Beatrix Ruf, de directeur van het Stedelijk Museum in Amsterdam, geeft extra ondersteuning aan mijn zoektocht en ook aan mijn durf om het muziektheoretische onderwijs op een volledig nieuwe manier vorm te geven. Een aantal prikkelende uitspraken van Beatrix Ruf heb ik hieronder weergegeven.

 Citaat 1        

“Op school was ze een ganz klassisches Kind, niet goed en niet slecht, een beetje verveeld, tot er op een dag een invalster voor tekenen en kunstgeschiedenis kwam die de lessen anders aanpakte dan de andere leraren. „Ze was jong, ze kwam uit het noorden, ze verbond beeldende kunst met theater, film en muziek, en ik kreeg er echt plezier in.”

 

Citaat 2

“ – wat me ook zeer heeft beïnvloed is de Fastnacht in Singen, het carnaval. Dat werd bij ons veel heidenser gevierd dan in het noorden van Duitsland en als kind vond ik het verschrikkelijk. De totale omkering van de orde, de anarchie, de spot, ik haatte het. Narren die het gemeentehuis binnendrongen en de politici eruit gooiden, leraren op school die opeens niets meer te vertellen hadden. Later begreep ik hoe goed het is dat de dingen anders kunnen zijn dan je gedacht had. Het is een reinigingsproces, niets blijft verborgen, de waarheid blijkt een leugen te kunnen zijn. Zo’n traditie is niet voor niets ontstaan. Mensen willen de orde kunnen bevragen, ook al lijkt die uit steen gehouwen.”

„Een misverstand”, zegt ze. „Dat was een opleiding in de traditie van Bauhaus, waarin verschillende kunstvormen bij elkaar komen. Beeldende kunst, film, muziek, beweging.”

 Citaat 3        

“Gestures Dance van Oskar Schlemmer, een choreografie uit 1927. Drie gemaskerde mannen, in een geel, een rood en een blauw kostuum, voeren zingend een mechanisch lijkende dans uit.

„Het was”, zegt ze, „vooral conceptueel gericht, niet zozeer op techniek. Het idee was dat dansers zich moesten bevrijden van de traditie, en dat techniek er niet zo toe deed.” Ze lacht. „Dat is natuurlijk een misvatting. Je kunt pas vrij zijn als je de techniek beheerst. Daar waar de techniek vanzelfsprekend is, kan kunst pas interessant worden.”

Reacties