8- een muzisch perspectief

Het gaat in dit te herschrijven artikel ov er de vier begrippen 'persoonlijk maken, samen maken, kennis maken en publiek maken'. En om de werkvorm om daar in drietallen doorheen te lopen en elkaar te bevragen op wat die begrippen 'in het werk' te betekenen hebben. Daan Andriessen centraal

In de zaal staat een publieke tribune. Op jassen, tassen en meegebrachte attributen na is die leeg. Met 40 deelnemers zitten we in een mega cirkel op de grote houten vloer van het podium. Dat is de plek waar we vandaag beginnen aan wat we de ‘Werkplaats Muzisch Onderzoek’ noemen. We luisteren niet naar iets of iemand, niet naar een uiteenzetting, niet naar een bevlogen toespraak en zelfs niet naar een huishoudelijk reglement. Want om te beginnen zijn we zelf de voorstelling. Wij vormen een tableau de la troupe: de cast van dit jaar waarin ieder van ons een eigen professionele praktijk meebrengt. Daar zitten we dan. Na een voorafgaande serie intensieve intakegesprekken in kleine groepjes worden we nu één voor één zichtbaar in de groep: de creatieve adviseur in de zorg; de (ex)musicus die bij de overheid werkt; de innovatiemakelaar bij de politie; de kunstenaar die werkt met ouderen met dementie; de docent beeldende kunst die ook systemisch werkt; de programmaleider van een honourstraject; een alumnus van de master kunsteducatie; de organisatieadviseur die ook danst, en zo verder de hele meerstemmigheid van die grote cirkel langs. Veertig eigenzinnige professionals die ieder in hun praktijk het verschil zullen gaan maken vanuit wat we noemen ‘een muzisch perspectief’.

‘Wat een rijkdom, wat een diversiteit’ denk ik, ‘het lijkt erop dat er zoiets als een beweging aan het ontstaan is’. En dwars daardoorheen in mijn hoofd: ‘Zal de folder op tijd zijn? Die zou er nu toch moeten zijn verdorie’. Op het allerlaatste moment heb ik doorgezet dat we dit traject niet moeten eindigen met een mooi vormgegeven verhaal als opbrengst, maar er juist mee moeten beginnen. Als je beweging wil maken heb je toch iets van een ‘tune’ nodig, iets om op af, of mee in te stemmen? Wat is het onderliggende ritme dat ons als een hartenklop bijeenhoudt? Waar blijft de folder die daarover gaat? En precies op dat moment gaat de deur open en komt er iemand met een doosje onder de arm naar me toegelopen. “Is dit voor jullie?” Ik pak het aan en maak het open. Ja hoor, daar is ’ie!

En wat is nu dat muzisch perspectief? Laten we dat terplekke onderzoeken in dialoog met de praktijk die ieder van ons mee brengt. Op vier A0 platen hebben we de kernbegrippen geschreven: persoonlijk maken, samen maken, kennis maken en publiek maken. De woorden verschijnen tegen een achtergrond van zeewieren op een bij eb drooggevallen strand. We leggen deze vier woordbeelden met veel ruimte ertussen op de grond. Dan doe ik een stap in de cirkel om de oefening voor te doen.

‘Een muzisch perspectief’ is de titel. En ‘persoonlijk maken, samen maken, kennis maken en publiek maken’ de ondertitel. Als ik de folder opensla lees ik in grote letters GOED WERK, met daarnaast de vraag ‘wanneer is het werk dat je doet goed’? In een korte toelichting wordt gesteld dat ‘het werk dat we doen complexer wordt door nieuwe verbindingen tussen disciplines, door een diversiteit aan stemmen om rekening mee te houden en grenzen aan de maakbaarheid’. Dat klopt wel aardig met het gezelschap waarmee we hier nu bij elkaar zitten. De notie ‘Goed Werk’ bevraagt ons en onze professionele praktijken: doen we nog wel het goede met betrekking tot de wereld waarin we leven? Gaan we goed met elkaar om en zijn we echt betrokken bij wat we doen? Vertellend en lezend deel ik zo de eerste zinnen van de folder in onze beginnende kring. Tot aan de woorden: in de Werkplaats Muzisch Onderzoek ontwikkelen we een muzisch perspectief op goed werk. Zo de kop is er af.

Persoonlijk maken Regels maken we met de beste bedoelingen. Maar regels worden gemakkelijk systemen die ons klem zetten. Dan worden protocol, resultaatverplichting en afvinklijst bepalend. Wat kunnen we daarin nog aan tegenkracht en menselijke maat ontplooien? Hoe kunnen we het werk weer persoonlijk maken? We zijn in organisaties steeds vaker op zoek naar de eigenzinnige professional, naar makers in plaats van volgers met de moed om zichzelf op het spel te zetten. Bronnen om verder te verkennen zijn First Person Action Research, Living Life as Inquiry (2016) van Judi Marshall en Tempered Radicals (2001) van Debra Meyerson.

Herken je dat? De noodzaak soms eigenzinnig te willen of moeten zijn? Hoe ervaar je zelf dat begrip tegenkracht, als een op de barricade staan en strijd voeren of als ruimte maken voor de menselijke maat en verbeelding? Dat er inspirerende bronnen zijn noemen we ook. Dat geeft extra gezag.

Samen maken We willen liever geen solisten. Want, werkend in complexiteit en toenemende onvoorspelbaarheid, kunnen we het niet langer alleen. Het wordt steeds belangrijker om de grenzen van hiërarchie, discipline en organisatie actief over te gaan en nieuwe verbindingen te maken: transdisciplinair en crossover. Omdat er anders niets verandert neemt de noodzaak toe om de aandacht te richten op het concreet samen maken en iets neerzetten, in plaats van alleen te praten. Hoe kunnen we die cocreatie van verandering (Wierdsma, 1999) realiseren en elkaar in de ontmoeting met de ander tot goed gezelschap zijn (Harry Kunneman, 2019).

Ook in dit tekstje wordt een eigentijds vraagstuk in het werk geduid. Hoe samen te werken in toenemende complexiteit? En het niet in je uppie aan te pakken? Herken je ook in jouw werk de noodzaak tot samen werken met verschillende vakgebieden en organisaties? En ook dat er manieren van werken nodig zijn die daarbij helpen? Kortom: hoe zit dat bij jou, dat ‘samen maken’?

Kennis maken Welke kennis is bruikbaar voor onderweg? Dat kun je vooraf niet zeggen! Gaandeweg komt op wat er nodig is ‘in’ het werk, net als wat er en waarom het lukt of mislukt, wat volgende stappen en nieuwe verbindingen kunnen zijn. Dat daagt ons uit om onderzoekend heen en weer te bewegen tussen wat we doen en hoe we ernaar kijken. Dat daagt ons uit tot kennis maken in de praktijk. Donald Schön maakte in The Reflective Practitioner (1983) al onderscheid tussen reflection ‘on’ action en reflection ‘in’ action. Bovendien is de vraag naar kennis voor onderweg niet louter cognitief, maar strekt zich uit van handelingskennis tot en met materiële en belichaamde kennis (Epistemic Fluency and Professional Education (2017) van Peter Goodyear en Lina Markauskaite).

In het blokje over kennis maken komen in kort bestek verschillende aspecten van kennis aan de orde. Het eerste is het motief van ‘gaandeweg zien wat er nodig is’. Het tweede is het heen en weer bewegen tussen praktijk en reflectie. En het derde is dat van verschillende soorten kennis. De uitnodiging is om ook in je eigen praktijk eens stil te staan bij hoe je (en wat je voor) kennis haalt uit wat je praktisch doet.

Publiek maken We hebben het verlangen om wat werkt en wat betekenisvol is publiek te maken. Maar hoe doe je dat, de ander in beweging brengen? Kunnen we nog wel het verschil maken met een rapport of een notitie, met een conferentie of expertmeeting? Uitkomsten en resultaten van onze reizen zijn op zichzelf niet genoeg om tot duurzame doorwerking bij anderen te leiden. Daarvoor zullen we ook tot de harten van de mensen moeten spreken. Hoe kunnen we de toeschouwers langs de lijn betrekken bij het gemeenschappelijke, het publieke ‘goed’ dat we delen? Hoe kunnen we publiek maken?

Wat doe jij met wat goed gaat? Komt dat ook bij anderen terecht? En zet het hen dan net zo in beweging als het jou doet?

Na ons voorbeeldwandelingetje vragen we iedereen om in navolging van ons in te stappen. Laten we de stoelen aan de kant zetten en groepjes van drie formeren. Je hebt een half uur de tijd. Neem tien minuten per persoon. Degene die centraal staat vertelt over zijn of haar werk. Probeer concrete momenten die boven komen te vertellen. De andere twee bevragen hem of haar en laten de vier kernbegrippen mee richting geven aan het gesprek. Stel je een strandwandeling voor waarbij je afhankelijk van het verloop van het gesprek met je groepje langs de vier halteplaatsen komt. Laat je route leiden door vragen, als: “mag ik je nog even meenemen naar persoonlijk maken?” Of opmerkingen als: ‘grappig dat we tot nu toe nog helemaal niet bij kennis maken hebben stilgestaan.’ 

We gaan op pad. De ontmoetingen raken direct het hart van ieders werk. Er is volop leven in de brouwerij. Mensen zijn druk in gesprek. De gesprekken veranderen van karakter als de groep zich verplaatst naar een volgende plek. Bij ‘persoonlijk maken’ worden de gesprekken ook persoonlijker. Bij ‘kennis maken’ voelen sommigen zich heel erg op hun gemak en anderen helemaal niet. Systematisch langs de vier perspectieven lopen geeft de deelnemers vier nieuwe manieren van kijken naar hun werk.

In mijn eentje ga ik op de publieke tribune zitten. Ik kijk. Veertig uitvoerenden en één toeschouwer. Wat zie ik van een afstandje? Het valt me op dat deze manier van werken kenmerkend is voor het werken in de werkplaats. De oefening doet zelf dat waar ‘ie over gaat! Persoonlijk maken zit in de uitnodiging aan de persoon om zichtbaar te worden. Iets van zichzelf op het spel te zetten. Je wordt direct gevraagd ergens voor te gaan staan. Je mag het ook niet weten. Op die persoonlijke inzet draait het werkproces. Samen maken krijgt vorm doordat deze oefening de onderlinge relaties als helpend en wederkerig uitlokt. Het gaat niet om discussie, maar om cocreatie. Die wordt gefaciliteerd door sterke spelregels als ‘tijd’ en ‘aan de beurt komen’. Daardoor ontstaat vrijheid voor de inhoud. Die kan en mag alle kanten op. Kennis maken is in dit geval het belichamen van een denkproces door een wandeling te maken met specifieke halteplaatsen. Daarin is dus sprake van letterlijk ergens bij stilstaan en letterlijk ergens op terugkomen. Dat heeft anders denken en andere inzichten tot gevolg. Denken fysiek maken werkt anders door in het geheugen. Ik zie nu al dat diverse mensen zich deze wandeling zullen heugen. Publiek maken ontstaat op de kleinste schaal doordat elke inbrenger vertelt aan twee toeschouwers. Zij zijn het publiek, de getuigen. De verkenning speelt zich af in een theaterzaal. En is onderdeel van de kennismaking en dus de inzet voor een langer traject. Het element van verantwoording afleggen speelt mee.

De wandeling in groepjes van drie langs de woorden en de wieren is halverwege. Waarom noemen we het nu een ‘muzisch’ perspectief? Waar komt het woord ‘muzisch’ vandaan? Ik bereid me voor op een paar slotopmerkingen. De folder in mijn hand zegt: “In ieder mens zit een scheppend vermogen. Ieder mens is op zijn of haar manier een verteller, een speler en een maker.” Ik herken vanuit mijn eigen achtergrond als cellist en theatermaker het vertellen, spelen en maken in de kunsten. Maar daar is het altijd gekoppeld aan het beoefenen van een vakdiscipline. Kunst is als woord te exclusief. Daar moet je voor doorgeleerd hebben. En creativiteit in het werk is een te algemeen en te veel gebruikt woord. Toen ik een jaar of tien geleden aan mijn proefschrift begon ben ik daarom op zoek gegaan naar een ander woord dan kunst of creativiteit. Dat heb ik gevonden in de mythe van de muzen uit de Griekse mythologie. Dat woord ‘muzisch’ is een nog niet zo uitgekauwd woord, dat bovendien niemand uitsluit. Het muzische is de mens in zijn blauwdruk meegegeven. Daar kom ik door het schrijven van dat proefschrift achter. De muzen waren onder andere de beschermgodinnen van Paideia, de eerste vorm van systematisch onderwijs met veel aandacht voor scheppend onderzoekend werken. Door goed naar die oude praktijken te kijken haal ik in mijn proefschrift, geholpen door het werk van verschillende grote denkers,1 vier kernwoorden naar voren. Dat zijn vertellen, spelen, maken en delen. Dat zijn krachtige woorden waar je niet snel klaar mee bent. Waarom muzisch? 1 De belangrijke denkers die mij in mijn proefschrift bij de hand nemen zijn Alasdair MacIntyre (vertellen); Hans-Georg Gadamer (spelen); Richard Sennett (maken); en Karl Weick (delen). Je kan er mensbeelden mee in verband brengen: de vertellende mens (homo narrans), de spelende mens (homo ludens) en de mens als maker (homo faber). Die drie breng ik in een muzisch mensbeeld bij elkaar. En dat wordt het een ‘muzisch perspectief’ om mee naar werken, leren en professionaliseren in organisaties te kijken. Hoe passen die vier woorden vertellen, spelen, maken en delen bij de woorden van vandaag? Ik zou zeggen dat persoonlijk maken de verteller uitnodigen is. Dat wat je te zeggen hebt is niet langer algemeen, maar specifiek. Samen maken kan erg goed met spelen in verband gebracht worden. Denk aan het sociale, de spelregels en het spel dat je meevoert. Bij kennis maken zit ook het woord ‘maken’ er al in. Kennis bestaat niet los op zichzelf, maar wordt altijd gemaakt. Kennis is geen abstractie, maar mensenwerk. Ten slotte gaat publiek maken hand in hand met delen. Het is een mooie verbijzondering van dat beetje algemene delen. Zo gaat mijn mijmering op de tribune verder. Tot ik word gered door de bel! De tijd van de wandeling, precies een half uur, is om. Ik sta met de folder in de hand klaar om die uit te delen. Iedereen krijgt er drie. Eén voor zichzelf en twee om op ieders werk uit te leggen waar je aan begonnen bent. Dat ondersteunt het idee dat we een beweging op gang willen brengen. En dat de basis van de werkplaats stevig verankerd op papier staat geeft ons bovendien de gelegenheid om te verdwalen, te vertragen, te verwarren en ons mee te laten slepen naar daar waar we nog niet wisten dat we heen zouden gaan. Allemaal moeilijk verkoopbare muzische aspecten die er zeer toe doen!

Vlak voordat ik de folder uitreik zie ik ineens bewust de foto op voor- en achterkant.2 We zien verschillende armen van mensen die schrijven. Niks ongewoons aan zou je zeggen. Totdat je beter kijkt. Ze schrijven allemaal met links. Het is een werkvorm die Melanie Kandelaars een paar jaar geleden introduceerde op een conferentie van de werkplaats. Een prachtig lange tafel bedekt met wit papier. Dikke zwarte scherpgeslepen potloden. Glanzende gouden eierdopjes voor het slijpsel als je wilde bijpunten. Het links schrijven dat in stapsgewijze oefening werd opgebouwd. De bijna monastieke concentratie die tijdens de stilte van de oefening werd bewaard. En dan de werking. Ik herinner me het gevoel ‘onthand’ te zijn door dat links schrijven. De gewoonte kwijt, het ritme van je eigen taal kwijt en het ongemak daarvan. Maar ook een nieuwe ruimte die opent, waarin nieuwe en andere ervaringen en betekenissen ontstaan. De observatie dat het geschreven woord ineens ook een grafische betekenis krijgt.

Dat maakt ruimte voor een niet-absolute betekenis van het woord, dat het woord in zekere zin ook een tekening is. En natuurlijk de vertraging die er in dat proces van links schrijven zit. Paul Cilliers (1956 – 2011, oprichter van het Center for Complexity Studies aan de Stellenbosch Universiteit in Zuid-Afrika) schreef een belangrijk artikel met de titel ‘On the importance of a certain slowness’. Dat artikel stelden we bij afsluiting van de werkplaats vorig jaar centraal. Dat komt allemaal tevoorschijn in de herinnering aan het links schrijven. Ja, zó kan ik ook iets zeggen over het muzisch perspectief! Ik vertel dit verhaal en laat dat stuk over vertellen, spelen, maken en delen maar even zitten. Want juist het verhaal over links schrijven doet en zegt op dit moment het juiste. Ik besluit met een citaat uit het artikel ‘On the importance of a certain slowness’ van Paul Cilliers over de novelle ‘Slowness’. “Milan Kundera (1996) shows with great conviction how a certain slowness is a prerequisite for being fully human. What is at stake in this novel is not moral integrity, or a kind of Calvinist dependability, but the sensuality of human interaction, the beauty of a relationship that unfolds in time, the ecstasy of a love that has a history and a future. Being human implies having a body, something with its own rhythms and demands. If we reduce all of this to something merely instrumental, to transactions written in legal terms (not in lyrical prose), if we demand results now, then we will stop being human. Language cannot be reduced to a code; it plays itself out in a certain context. What is more, even if we immerse ourselves in the context we have to wait beyond the last sounds. When all is said, the meaning has not finally arrived yet. It is the anticipation of what it could yet mean that draws us forward. Einmal ist keinmal.” 25 Wat me raakt in dit citaat is de ‘sensualiteit van menselijke interactie’, ‘de schoonheid van een relatie die ontwikkelt in de tijd’, ‘de vervoering van een liefde die een geschiedenis en een toekomst heeft’. Het zijn misschien grote woorden en toch gaan ze ook over het soort ontmoetingen die we in de werkplaats aangaan. Zoals de dialoog waar ik met Daan in ben. En het gesprek en de ontmoetingen waar we vandaag op de vloer aan zijn begonnen. Dat kunnen we, zoals het citaat zegt, nooit vangen in gewone woorden. Taal kan geen code worden. Dan verliezen we het mens-zijn. En helemaal schitterend zijn de laatste zinnen: als alles gezegd is moet de definitieve betekenis nog komen. “It is the anticipation of what it could yet mean that draws us forward. Einmal ist keinmal.” Daan De doorontwikkeling van het muzisch perspectief vraagt om vertraging. Het is nieuw. Het is nog volop in ontwikkeling. En de Werkplaats Muzisch Onderzoek speelt daarin een belangrijke rol. We gaan dit perspectief laten groeien door het samen te ontwikkelen, toe te passen en te onderzoeken. En we doen dat weer vanuit een muzisch perspectief.

Cilliers, Paul. (2006). ‘On the Importance of a Certain Slowness.’ E:CO Emergence: Complexity and Organization 8 (3): 105–12. • Kunneman, Harry (2019). Waardenwerk. • Markauskaite, Lina, and Peter Goodyear. (2017). Epistemic Fluency and Professional Education. Dordrecht: Springer Netherlands. • Marshall, Judi. (2016). First Person Action Research: Living Life as Inquiry. New York: Sage Publications Inc. • Meyerson, Debra. (2001). Tempered Radicals. Boston: Harvard Business School Press. • Montuori, Alfonso. (2008). ‘Forword Edgar Morin’s Path of Complexity.’ In On Complexity, vii–xliv. Cresskill: Hampton Press. • Schön, Donald. (1983). The Reflective Practitioner. New York: Basic Books. • Wierdsma, André. (1999). CoCreatie van Verandering. Delft: Uitgeverij Eburon. 27 Utrecht, 2020 Redactie: Bart van Rosmalen, Peter Rombouts en Hanke Drop Eindredactie: Hanke Drop Vormgeving: Anton Feddema, www.afeddema.nl Hogeschool voor de Kunsten Utrecht (HKU), Lectoraat Kunst en Professionalisering

Reacties