plotloos leven-niemand zijn

Is deel van:

O muze,

 

Wat wist ik nou wat missen was? Hoe onkundig was ik met verlangen? In de wind stond ik. Een gure wind die telkens weer opstak en nooit lang bleef liggen. Met mensen werkte ik. In elke groep opnieuw ijs breken. De toenadering zoeken. Verbindingen laten opbloeien. Ruimte maken. En onvermoeibaar uitnodigen. Mijn hart sloeg verder zonder ophouden slag voor slag. Mijn vertragen werd een plaats waar warmte kon zijn. Mijn stilte werd een ruimte waar gesproken kon worden. Jij was er niet en alles ging verder. Gewoon zoals altijd. Maar dan als onder een glazen stolp. Gestold leven waar op de grens van ijs en lente kleine sprietjes uitkomen. Maar niet meer dan dat. In de kiem gesmoord. Toen is de taal verdwenen, is mijn verhaal gestrand. Sindsdien leef ik plotloos. Zonder uitkomst en bedoeling.        

 

 

Niemand zijn

 

De ruimte leeg laten zijn

De ruimte waarin ik zit laten zijn

De leegte toelaten tussen ons 

De dingen hun leegte gunnen

De dingen horen en zien zoals ze zijn

De lege plek van jou zoals die is

De geluiden van buiten door het raam

De inzichten voorbij laten gaan

De actie voorbij laten gaan

De leegte laten bestaan

De eerste stap in de benadering niet

De eerste stap niet zetten

De benadering niet volgen

De gebeurtenissen niet vastleggen

De papieren, het potlood, de krijtjes

De mogelijkheden onbenut laten

De ruimte verlaten, en laten

De huiskamer verlaten, en laten

De studio verlaten, en laten

De zin om te experimenteren niet

De zin naar jou niet volgen

De materialen in de porseleinkast

De materialen daar laten

De ander toelaten, en laten

De netwerken toelaten, en laten

De gedachten daaraan loslaten   

De ouders, de boeken, de inspiratie

De dingen, de mensen laten gaan

De dingen, onze dialoog laten zwijgen

De woorden stil laten zijn

De leegte laten zijn

 

eventueel valt dit stukje uit te breiden met:

scene waarin Ruud Kaulingfreks terugkomt. Nu niet langer als promotor, maar als schrijver van een tekst over het verschil tussen verhalen en poezie. Als iemand die aarzelend spreekt. Verlegen is. Een italiaan ook om te zien. En de gedachte dat een verhaal altijd een plot moet hebben. En over ni Dieu ni maitre. En mijn ni muse.  Laat ik dan maar proberen een gedicht te schrijven. Ook iets over de beelden die hij vertoont. Omdat daar ook jeff koons tussen zit en die herman…(die duitse performance artist).    

En/of

Ni dieu, ni maitre, ni musicien.

Er is één manier van spelen op de cello die ik eigenlijk nooit publiekelijk ten gehore breng. Dat komt omdat ik daarbij alle normale dingen van het cellospelen achterwege laat. Ik druk mijn vingers niet op de snaren, maak geen melodie, speel geen ritme, wissel niet af tussen de snaren, laat geen stiltes vallen tussen de noten, verander niet tussen hard en zacht, ben niet expressief, breng niks tot uitdrukking en ga zo maar door. Alles wat cello spelen cello spelen maakt doe ik niet! Wat ik doe is aan muzikanten- actie zo onooglijk, zo arm en minimaal dat ik het daarom afwijs voor publieke vertoning. Toch heb ik het vandaag op het programma gezet. Het thema ni Dieu, ni maitre breid ik uit met ni musicien. Ik ben in het volgende stukje géén musicus. En in die vreemde ontkenning van alles kan het gebeuren dat er toch of misschien wel juist iets tot klinken komt dat zijn vergelijk niet kent….. Wat ik doe is mijn vinger heel zachtjes op de a-snaar leggen zonder de snaar in te drukken. En dan met die vinger gelijkmatig helemaal naar beneden glijden. En daar aangekomen omkeren en met hetzelfde tempo weer daarboven glijden, en weer keren. En nog een keer en nog een keer. Met mijn andere hand strijk ik rustig de hele stok. Ook daar keer ik als ik aan het einde ben: heen en weer, heen en weer in een constante flow. Wat er gebeurt is dat er een stukje natuurkunde tot klinken komt. Dat zit zo. Een snaar kan trillen met één buik. Dat is de basistoon. Maar als mijn vinger halverwege de snaar komt ontstaan er twee buiken en horen we een toon een octaaf hoger. Op een-derde, maar ook op twee-derde (!) krijgt de snaar drie buiken en klinkt de noot die een octaaf en een kwint hoger is. Hoe meer de snaar verdeeld wordt hoe hoger de boventoon die klinkt. En hoe hoger de toon hoe vaker ie onderweg langskomt. Als mijn vinger langs een plek komt waar de snaar tien buiken van krijgt hoor je die toon op de hele route naar beneden dus tien keer! Als ik met de stok heel dicht bij de kam strijk kunnen ook de kleinste buiken dus de hoogste tonen erop. Wat we horen is een wonderlijk ‘riedelen’ van zacht fluitende hoge en steeds hogere tonen. Ze springen in vaste volgordes tussen elkaar heen en weer logisch gestapeld bovenop de basis van de losse snaar. Intiem en abstract tegelijk. Vergelijkbaar met elektronen die hun voorgeschreven banen draaien in precieze schillen rond de kern die de basis is van atomen. Ik kan dit ‘stukje’ als het dat al is niet afdwingen er geen richting aan geven, geen muziek in de vertrouwde zin van maken. Ik kan me er alleen aan over geven, mij tijdelijk over laten nemen door een hogere logica. En dat levert iets op dat je niet snel vergeet, ook al begrijp je het niet en is het niet ‘mooi’ in de gewone zin van het woord. Hier komt het….  

 

Vermengen met de tekstfragmenten van Ruud over plotloos zijn van een gedicht.

En welke muziek?

 

 

 

Reacties