18- Citaatgesprek- over inspiratie

Ik stel me voor dat jij lezer morgen of volgende week van plan bent om een citaatgesprek te doen? Iedereen bronnen mee en dan het gesprek in bv drietallen. Je hebt het al eens met die groep gedaan, maar vraagt je af of een tweede keer ook zou kunnen. Ik heb er al vaak over geschreven, maar raak er niet over uitgepraat. Ik stel me voor dat ik je uitnodig op een wandeling en dat ik nog eens mijn fascinatie mag delen. Loop je mee?

Als we een tijdje onderweg zijn stel je me de vraag die je bezighoudt. In de trajecten die jij maakt, lezer, zit het er meestal maar één keer in het citaatgesprek: aan het begin. Nu ga je het voor een tweede keer doen. Of dat kan? Ik denk dat je het zeker vaker en zelfs veel vaker zou kunnen doen. Ook in een groep die elkaar al kent. Wat betekent ‘kennen’ overigens als je net een paar modules met elkaar bent bezig geweest? Dat kennen is nog heel dun. Ik heb het citaatgesprek overigens ook gedaan met teams die al jaren door dik en dun met elkaar samenwerkten. Een beroep doen op je bronnen van inspiratie en dat delen met een ander is altijd verrassend en verdiepend. Dus gewoon doen zou ik zeggen. Maar je opmerking zegt ook iets over het inleiden daarvan. Die vraag houdt me bezig, precies op die overgang van bos naar hei waar we het paardenpad kruisen en die ruimte, vandaag met mooie wolken zich opent. 

Allereerst is het mooie van een citaatgesprek dat het ook werkt als je het niet inleidt. Je vraagt gewoon iedereen om een bron van inspiratie mee te nemen. Het enige waar je voor moet waken is dat ze (de deelnemers) niet gaan zeggen ‘mijn man’, ‘mijn kinderen’, ‘een fancy hobby’ of ‘de natuur’. Natuurlijk gaat daar enorm veel inspiratie van uit. Maar voor een gesprek werkt het beter dat de deelnemer kiest voor een stuk tekst, een afbeelding of een muziekstuk, kortom iets dat door een ander gemaakt is. Een artefact. En dan ook nog liever een afgebakend citaat (daar komt de naam citaatgesprek vandaan) van meerdere regels tot een halve bladzijde dan een heel boek. Vervolgens is er niet meer nodig dan een uur uitwisseling in drietallen met wat gespreksaanwijzingen die deelnemers helpen elkaar in het gesprek te trekken (elkaar te vragen ‘wat roept het op”), om echt in te gaan op de bronnen die zijn meegebracht (na een tijdje te vragen ‘doe het nog eens’ dat citaat/ die bron) en om op de tijd te letten. Punt. Dat loopt vanzelf.

 

Waarom zou je dan toch kiezen voor inleiden of nabespreken? Zo gaat het in mijn hoofd verder op het smalle paadje waar je altijd achter elkaar moet lopen. Zelf vind ik het belangrijk om het gesprek over bronnen van inspiratie bijzonder te maken. Om het op te tillen boven het gewone werk uit. Om er vooraf al extra waarde aan toe te kennen. Want het is veel meer dan een kennismakingsgesprek of een ‘energizer’ tussendoor. Wat mij betreft kan je de diepere werking en betekenis maar moeilijk overschatten. ‘Daar gaan we…’ hoor ik je al denken. Je kent dat natuurlijk van mij dat ik over sommige dingen helemaal in vuur en vlam kan staan, tot het geëxalteerde aan toe. Inspiratie is zo’n onderwerp! Als ik zo in die ruime hei loop is de aandrang groot om van gewoon lopen over te gaan in rennen. De heuvel op en aan de andere kant er weer af. Dat is net zoiets.

 

Daar komt mijn lijstje met vijf invalshoeken voor in- of uitleiding. Ik doe het zoveel mogelijk in spreektaal.     

  • ‘’s Ochtend is ieder van jullie van huis gegaan. Daarbij heb je ook de bron in je tas gestopt. Straks kom je in een gesprek met anderen terecht waarvan je nu nog niet weet met wie. Hoe toevallig is dat welke bronnen precies in hetzelfde gesprek gaan opduiken. Hebben die elkaar iets te zeggen of juist helemaal niet? Het is zoals met een orakel. Het toeval speelt volop mee. Daar heb je het mee te doen’. Door iets over toeval te zeggen wordt het spannender: ‘wat gaat dit gesprek mij brengen’ denkt de deelnemer. Daarmee wordt dat wat er komt meer waard.
  • Ergens voor gaan staan. Ik zeg vaak: ‘Als je over een bron vertelt die je inspireert laat je iets zien wat niet zomaar uit je CV te halen is. Het is anders dan wapenfeiten of worstelingen in je werk. Je persoon komt naar voren. Je gaat ergens voor staan. Die bron helpt om dat te doen. Je spreekt met de woorden van een ander. Daar gaat zeggingskracht vanuit. Ook als het over kwetsbaarheid of over verdriet gaat’. Maar aan jou denkend Helene heb jij mogelijk nog andere woorden in huis. Iets over onderstroom? Iets over kracht en kwetsbaarheid?
  • Groter dan jezelf. ‘Maar je bént het niet: die bron’. Dat is ook prettig’. Zo maak ik de identificatie met de bron weer losser. ‘Die bron is groter of beter gezegd ‘wijder’ dan jezelf. Vaste gewoonten en overtuigingen in de trant van ‘ik vind nu eenmaal dit’ kan je links laten liggen. De bron is niet exclusief van jou maar verwijst ook naar iets gemeenschappelijks. Onze taal helpt mee. Want inspiratie kan je niet maken, die moet je krijgen’. Soms teken ik heel snel op een flap terwijl ik zeg: ‘Je kan je ons gesprek straks zo voorstellen: als je iedereen van ons een stipje is op anderhalve meter van elkaar, dan vormen de bronnen daar grotere cirkels omheen. En die cirkels vallen als het ware deels over elkaar heen. Door bronnen te delen kan je common ground ontdekken’.
  • Meervoudig kijken. ‘Krachtig aan bronnen uit de kunst en de cultuur is dat ze niet eenduidig zijn. Je kan de ander in het gesprek goed vragen ‘wat roept het op’? En een volgende zal dan verrast zeggen ‘ik zag er juist iets heel anders in’. En weer een volgende ziet of hoort weer iets anders. Dat betekent niet dat je elkaar ineens niet meer begrijpt. In tegendeel: het begrip en de waardering voor meerdere manieren van kijken (meervoudig kijken) groeit. Het is dus ook een oefening in mentale ontwikkeling zoals Manon Ruijters daarover schrijft in (check: de queeste naar goed werk). Niet alleen je eigen gedachte klopt, maar er zijn veel meer kloppende gedachten’.
  • Eer betonen. Wat levert het op, wat is het nut: vragen ze dat soms ook aan jou? Waarom moeten we dit doen? Ik probeer dan iets uit te leggen over het verschil tussen extrinsieke en intrinsieke motivatie. ‘Het gewone werk is vaak gericht op het behalen van een resultaat of doel.  We zijn vaak extrinsiek, dus van buitenaf, gemotiveerd om dat wat we doen te doen. Bij het citaatgesprek ligt dat een beetje anders. Dat vindt zijn doel voor een belangrijk stuk ‘in zichzelf’. Het is mooi, goed en fijn om te doen en is dus intrinsiek gemotiveerd. Is het dan nutteloos? Nee zeker niet. Je kan van alles vinden dat je door een te grote doelgerichtheid over het hoofd ziet. En het werkt op een niet precies aanwijsbare manier door in motivatie, betrokkenheid en onderlinge verbindingen. Maar dat werkt dus pas als je de focus daarop loslaat en je overgeeft aan het gesprek zelf. Dat vraagt de kwaliteit van het durven vertragen. Ik noem het gesprek dan ook liever een vorm van ‘celebration’ van wat ons inspireert, een eerbetoon, een viering of een ritueel eerder dan een werkvorm…Tegen jou durf ik dat laatste stukje zo wel te zeggen. Ik ken jouw vertrouwdheid met religie, geloof en spiritualiteit. Maar in groepen kan het voorstel om een werkvorm een ritueel of een viering te noemen tot opgetrokken wenkbrauwen leiden. Dan laat ik dat vaak achterwege. Hoe zou jij dat doen?      

 

Terwijl we de volgende bosrand weer induiken voor het laatste stuk van de weg terug, daar waar die eindeloze stammen naast elkaar strak in het gelid staan opgesteld spreken we toch even hardop. We zeggen iets over de waarden die er in bronnen zitten. Dat de bronnen die we met ons meedragen vaak iets zeggen over hoe we in het leven willen of kunnen staan. Je kan ze lezen als een persoonlijke waardenkaart. Als die kaart zichtbaar begint te worden, eerst voor de persoon zelf, komen een paar interessante vervolgvragen in beeld. ‘Wat betekent diezelfde kaart in het vak dat je uitoefent en in de organisatie waar je werkt?’ En tenslotte nog verder uitzoomend: ‘hoe resoneren deze waarden in de wereld van nu?’. Deze vervolgvragen horen eigenlijk al niet meer thuis in het citaatgesprek van een uur dat zich echt op het exploreren van de bronnen richt. Maar ze passen wel in grotere of kleinere individuele of gezamenlijke reflectie achteraf. Want de rijkdom die is aangeboord is groot. Daar kunnen door nog even te schrijven allerlei inzichten uit ontstaan. Vaak werkt het om eerst te schrijven over wat er gebeurde en wat je opviel, dan een regel over te slaan en op te schrijven welke inzichten eruit spreken. En dat tot slot wisselen in duo’s. Maar nu lijkt mijn schrijven ineens toch nog op instructie terwijl ik daar juist vanaf wil! We lopen alweer de bebouwde kom in en staan braaf te wachten voor de brede straat waar altijd teveel verkeer doorheen gaat. Afwachten wie goedgunstig gezind is.  

Grappig die toevalligheid die als een vonk overspringt, dat ik erover wil schrijven en jij eraan werken. Eigenlijk net zoals het onderwerp waar het over gaat: inspiratie. Dat springt ook over. In de griekse oudheid schrijft Euripides een tekst over inspiratie.  Eerst is het de dichter die door God bezield zijn verzen schrijft. Dan bezielt hij op zijn beurt (het gaat gek genoeg vaak over mannen in die oude teksten) met zijn teksten de toeschouwers. En de toeschouwers vertellen de inspiratie weer door aan hun vrienden en familie. Dat gaat, laat Euripides in een beroemd geworden vergelijking zien, net zoals bij de magneetsteen waar de magneetkracht zich doorzet in elk voorwerp dat erdoor wordt aangetrokken. Nu moet ik echt stoppen met schrijven. Dit wordt anders weer een typisch geval van overkill, want als we eenmaal in de Griekse oudheid zijn aangekomen dan vormen de ontstaansgeschiedenis en functie van de muzen natuurlijk een eindeloos rijke bron…..Maar dan komen deelnemers helemaal niet meer in dat gesprek. Hooguit 5 tot 8 minuten inleiden zou ik zeggen. En anders nog wat bewaren voor achteraf. Dus over die muzen later meer. Het is maar goed dat we op die wandelingen niet over werk praten, want stel je voor dat dit allemaal langs was gekomen in die stille ochtendlucht, de dauw nog op de grashalmen: je was een zijweg ingeslagen! En nu? Dank dat je mijn eerste lezer wilde zijn. Benieuwd hoe die gaat morgen: het citaatgesprek waar ik zo gek op ben.

Reacties