John Dewey - Experience and Education

Een derde weg: Leerstof centraal - Leerling centraal - Ervaring centraal

In de eerste twee hoofdstukken bespreekt Dewey hoe de bestaande perspectieven eruit zien en waarom het nieuwe perspectief om een filosofie van (onderwijs)ervaring vraagt. Het klassieke onderwijs schetst hij als een perspectief dat gedomineerd wordt door het idee dat men kennis en vaardigheden, opgedaan door de volwassene, over moet dragen op leerlingen om ze voor te bereiden op de toekomst. Dit onderwijs wordt gekenmerkt door standaardisering, een sterke afscheiding met de buitenwereld, hiërarchische relaties, etc. Het progressieve onderwijs beschrijft Dewey als een tegenreactie, waarin men de kritiek laat klinken dat het oude onderwijs te sterk gericht is op het van buiten- en bovenaf opleggen van volwassen standaarden en kennis en vaardigheden die in de toekomst achterhaald zullen zijn. Progressief onderwijs wordt gekenmerkt door tegenovergestelde waarden: aandacht voor het individu, vrije activiteit en leren in betekenisvolle situaties. Dewey stelt echter dat hierbij de focus te veel is komen te liggen op wat men níet wil, namelijk alles wat geassocieerd wordt met klassiek onderwijs. In de praktijk leidt dit ertoe dat het onderwijs te individualistisch, chaotisch en ondoordacht is.

Volgens Dewey vindt de basis van dat beoogde nieuwe onderwijs zich in het idee dat er een belangrijke relatie is tussen ervaring en onderwijs. Goed onderwijs, zo stelt hij, vraagt om een filosofie van wat een onderwijservaring ís: “Echt onderwijs gaat over ervaringen, maar niet alle ervaringen betreffen echt onderwijs” (p.26). Ook klassiek onderwijs gaat over ervaringen, maar van een verkeerde soort. De les voor progressief onderwijs is dan ook om niet zomaar iets met ervaringen te gaan doen, maar zich te baseren op een goed gefundeerde filosofie. In hoofdstuk drie werkt hij die filosofie van de onderwijservaring uit in de principes van continuïteit en interactie. Het principe van continuïteit houdt in dat iedere ervaring gevormd is door het verleden én volgende ervaringen zal vormen. Met oog op dat principe is een ervaring een goede onderwijservaring, als de ervaring verdere groeimogelijkheid bevordert. Dit is volgens Dewey ook de bedoeling van het onderwijs (die overigens wat impliciet blijft): de kans op volgende onderwijservaringen, waarin we ons steeds intelligenter leren verhouden tot situaties, vergroten. In die ervaringen is altijd sprake van een wisselwerking tussen interne condities (in de leerling) en objectieve condities (de omstandigheden). Zo komt hij bij het principe van interactie. Met oog op dat principe is er in een goede onderwijservaring gelijkwaardige aandacht voor de interne en objectieve condities.

In de rest van het boek past Dewey de principes van continuïteit en interactie toe binnen vier spanningsvelden: sociale controle, vrijheid, het stellen van doelen en subject-matter (inhoud en methode van onderwijs). Niets mag daarin een doel op zich zijn, maar moet in het teken staan van de bedoeling van het onderwijs. Bij sociale controle en het stellen van doelen is voornamelijk het principe van interactie van belang. Voor beide spanningsvelden geldt dat de verantwoordelijkheid niet bij de docent óf de leerling moet liggen, maar in interactie tussen beide en met oog op de situatie en de bedoeling van het onderwijs, moet ontstaan. De docent kan dit voordoen, maar valt zo weinig mogelijk terug op persoonlijke autoriteit. Ook de mate van fysieke vrijheid moet volgens Dewey geen doel op zich zijn. Soms vraagt intelligente ontwikkeling om het vergroten van de fysieke vrijheid, soms om een inperking ervan. Bij de inhoud en methode van onderwijs, moeten we met oog op de principes en bedoeling van het onderwijs (1) zorgen dat ervaringen in het licht staan van het verleden, zodat ze op die manier begrepen kunnen worden in het heden, (2) onderwerpen uitbreiden doordat/waarin zich iedere keer nieuwe problemen voordoen en (3) het kind een groei door laten maken in intellectuele organisatie (afgeleid van de wetenschappelijke methode), waarin het kind zelf leert observeren en beoordelen.

In het laatste hoofdstuk geeft Dewey aan dat hij is uitgegaan van de vanzelfsprekendheid van het volgende principe: willen we zowel voor het individu als voor de samenleving niet voorbij schieten aan het doel van onderwijs, dan zal dat onderwijs gebaseerd zijn op onderwijservaringen. Onderwijservaringen zijn daarmee niet alleen maar een middel, maar steeds ook weer een doel op zich:

We always live at the time we live and not at some other time, and only by extracting at each present time the full meaning of each present experience are we prepared for doing the same thing in the future. This is the only preparation which in the long run amounts to anything. (p.49)


Reacties