6- vier soorten gesprek

Het gesprek als een plek der moeite. Bekende gevoel van in een gesprek verdwaald te raken. De anderen wel horen/ de hoog oplopende toon. Maar bv zelf niet ingevoerd zijn of zelf geen specifieke kennis hebben. Op pad in de wereld gesprek als centrale voertuig. Een kleine beschouwing over wat voor soorten gesprekken er zijn. En waar (aan welk type) we vanuit muzisch perspectief aan kunnen bijdragen.

Een zekere grillige onvoorspelbaarheid in het aangaan van het gesprek blijft mij fascineren. In het lectoraat Kunst en Professionalisering van HKU, waar ik als lector richting aan geef, ontwerpen we al jaren allerlei werk- en gespreksvormen. Gaat het daardoor inmiddels allemaal van een leien dakje? Nee dus!  Ik beleefde een week met een paar pijnlijke momenten. Het blijft een complex ding: het gesprek!

Tot twee keer toe val ik tot mijn eigen verrassing de afgelopen week helemaal stil in verschillende gespreks- arena’s. De eerste keer, met een groep studenten, introduceer ik de werkvorm ‘wendingen in gesprekken maken’. Maar ik maak niet goed aannemelijk waarom we die gaan doen. Het onderzoekende gesprek waar ik op uit ben wordt een felle discussie over de vraag of je nu wel of geen interventies moet doen. ‘Is niet elke interventie een vorm van macht’? Dat is de, op zichzelf mooie, onuitgesproken vraag die eronder lijkt te liggen. Maar die vraag betekent ook dat ík in de hoek van de macht wordt gesitueerd, precies waar ik met de wendingen juist uit weg wil komen. Die zag ik niet aankomen. Ik loop vast. En alle potentiele wendingen ten spijt weet ik niet hoe er weer uit te komen. Elke volgende actie van mij lijkt mijn macht juist verder te onderstrepen.

Vijf dagen later zijn we met een onderzoekgroep bij elkaar om, mede geïnspireerd door vooraf toegestuurde filosofische tekstjes, de voors en tegens van ‘bureaucratie en regels’ in onze eigen praktijken te verkennen. We hebben allemaal een praktijkervaring meegenomen en krijgen een rol toebedeeld om voor of tegen te zijn. In een tweede gespreksronde wisselen we dan van rol. Dat moedigt aan om meervoudig te kijken. Maar ik kan niet meekomen in het gesprek dat zich met een wat zoekend karakter ontwikkelt. Ik hoor de een na de ander praten, maar krijg zelf niet scherp wat we aan het doen zijn. Wie was ook weer voor en wie tegen en merk ik daar iets van en wat doet dat met het gesprek? Ik kom er niet uit en niet in! Mijn ervaring is dat de gespreksvorm die we hadden bedacht niet werkt en dat de natuurlijke pikorde zich als vanzelf meester maakt van het gesprek. Weer die macht, maar nu niet in mijn handen, maar bij enkele anderen! Wat is dat ‘niet in het gesprek komen’ toch een buitenproportioneel onaangename ervaring, vol van innerlijk vluchtgedrag, frustratie over niet gezien worden en noem maar op. Lastig om dat als een vloedgolf opkomend gevoel te relativeren terwijl mijn hersens tegelijkertijd weten dat er niet echt iets aan de hand is.

In een time-out praten we over de poging van ons ‘voor en tegen spreken’ en waarom dat nog niet wilde vlotten, want daarover zijn we het met elkaar eens. Ineens valt mij het modelletje in dat fields of conversation heet en dat is bedacht door Otto Scharmer. Hij rangschikt vier soorten gesprek, ieder met kenmerkende eigenschappen, in een kwadrant. Ik begin erover te vertellen en merk dat het mij helpt om iets van mijn eigen verwarring te snappen. Ik merk dat ik, zoals wel vaker het geval, uit ben op een zogenaamd generatief gesprek. Maar het gesprek waar we in terechtkomen heeft veel meer het karakter van een discussie of een onderzoekend gesprek. Dat is heel anders. Ook de anderen zien wel wat in de hulpbron van de fields of conversation die op tafel komt. Op basis daarvan herontwerpen we alvast de volgende bijeenkomst en dat is plezierig. Als ik de week daarop de studentengroep opnieuw lesgeef bespreken we wat er de vorige les gebeurde. Wat ging er mis? Ieder komt aan het woord over wat de ervaring was, de interpretatie en het wel of niet aangesproken voelen om te handelen. Dat blijkt voor iedereen, mijzelf incluis, heel leerzaam te zijn. Ook nu vertel ik na een tijdje iets over de vier soorten van gesprek, wat de waarde van elke soort is, hoe je ze kan herkennen, en hoe je met elkaar kan besluiten om tussen verschillende soorten gesprek heen en weer te bewegen. Dat lijntje dat zich de afgelopen week aandiende zet ik door in het stukje dat ik hier schrijf. Ik schets hieronder in het kort vier soorten gesprek die zijn geïnspireerd door het idee van de fields of conversation van Otto Scharmer zoals ik het toen ik het na ben gaan kijken terugvond in het boek Dialogue- the art of thinking together van W. Isaacs (1999).

Beginnend gesprek

Stel je het eerste gesprek voor van een groep die nog vorm moet krijgen, of een toevallige ontmoeting op een feestje met een aantal onbekende anderen. Het gesprek begint vriendelijk en openend. Vaak is er een fase van algemeenheden om erin te komen zoals het weer, de crisis of de politieke toestand van het moment. We vragen naar elkaars professionele achtergrond en woonplaats. Beleefdheid kenmerkt het beginnende gesprek. De eerste verhalen en opmerkingen die worden gemaakt staan als monologen naast elkaar en worden ook als zodanig gerespecteerd. Ze verwikkelen niet en leiden nog niet tot reflectie. De functie van dit gesprek is dat het de deelnemers aanwezig stelt. Ieders stem wordt gehoord. We zijn niet alleen zichtbaar voor elkaar maar worden nu ook hoorbaar. Dat stelt gerust. De ander is ook een mens en geen robot of alien. Elkaar horen schept een basis van saamhorigheid, van samen in de ruimte zijn. Je stem verheffen, ook al is het om iets over het weer te zeggen, is meer dan alleen maar fysiek en zichtbaar aanwezig zijn. De stem vult tijdelijk de hele ruimte. Ook het benoemen van de ruimte “wat een leuk oud huis met al die details”, “hé een roodborstje onder de appelboom” en “wat goed dat de boeken alfabetisch gesorteerd staan” hoort erbij. Het bevestigt het stukje van de werkelijkheid dat we op dat moment delen. Dit beleefde gesprek is als het stemmen van het orkest, het afstemmen of intunen op elkaar. Ook als groepen vaker bij elkaar komen of vrienden voor de zoveelste keer komen eten blijft deze fase, meer of minder geformaliseerd door bijvoorbeeld een incheckronde, belangrijk.

Discussie

In debat en discussie, de tweede vorm, is het in zekere zin gedaan met de beleefdheid. Het karakter van het gesprek verandert. Deelnemers beginnen vanuit standpunten en overtuigingen te spreken. Daartussen ontstaan, al dan niet vermeende, tegenstellingen. Ik schrijf bewust het woord ‘vermeend’. Heel vaak is de toon en wijze van argumenteren in een gesprek die van een (verhitte) discussie, maar vaak is niet helder geëxpliciteerd wat de inzet is. Dit type gesprek, gekenmerkt door tegenstellingen, is niet zonder risico’s. Je kan er makkelijk in vast komen te zitten doordat standpunten onwrikbaar tegenover elkaar komen te staan. Dat kan eindeloos strijden worden. Toch is dat geen reden om dat type gesprek te vermijden. De Belgische politicologe Chantal Mouffe (1943) kritiseert in haar werk een politiek van teveel polderen en compromissen sluiten. Ze laat zien dat verkennen van de tegenstelling (antagonisme) fundamentele onderliggende waardenpatronen naar boven kan halen die belangrijk zijn om verder te kunnen komen. Ook het eigenaarschap van- en identificatie met standpunten door deelnemers heeft een krachtige werking in een goede discussie: het maakt het gesprek minder vrijblijvend. Uit mijn eigen ervaring blijkt dat tegenstellingen verkennen een vorm nodig heeft om niet oeverloos te worden. Het helpt om rondes en tijdslots af te spreken, duidelijke kampen te maken of andere spelregels te ontwerpen om enige orde in het strijdperk aan te brengen. Denk bijvoorbeeld aan het zogeheten Lagerhuisdebat. Ten slotte pleit ik voor een vorm van reflectie achteraf waarin inzichten opgehaald kunnen worden. Anders blijven we hangen in tegenstellingen zonder verder te komen. Maar volgens Scharmer bewegen we met die reflectie aan boord al naar het derde type: het onderzoekende gesprek.   

Onderzoekend gesprek

Wat is de waarheid, wat is de kern, waar draait het om? Bij een onderzoekend gesprek, het derde type, willen deelnemers iets houdbaars ontdekken, tot een dieper inzicht komen, een kwestie verhelderen. Hoe kunnen we verder komen? Nieuwsgierigheid is een belangrijke houding in dit gesprek. Een standpunt dat wordt ingebracht laat zich ondervragen. Toon en tempo van het gesprek veranderen. Was het bij de tegenstellingen verhit, nu ontstaat bedachtzaamheid, vertraging en kunnen er stiltes bestaan zonder dat dat als een brevet van onvermogen wordt gezien. Het luisteren naar wat de ander zegt wordt minstens zo belangrijk als het eigen gelijk. ‘De vraag’ speelt een sleutelrol. Er is een besef van meerstemmigheid, de mogelijkheid van meerdere opvattingen en de intentie om daar actief onderzoekend een stap mee verder te komen in verheldering. Goed om nog te zeggen dat net als bij discussie ‘de kwestie’ centraal staat en niet zozeer het groepsproces en de saamhorigheid zoals bij het beginnende gesprek.

Generatieve dialoog

Samen één zijn. In het generatieve gesprek, de vierde vorm, komen groepsproces en saamhorigheid op een hoger level terug. Volgens het model van Scharmer is dit bijna het ultieme doel waar we in alle gespreksvormen opklimmend naar streven. Isaacs, bespreekt het model van Scharmer in zijn boek Dialogue met de ondertitel ‘the art of thinking together’.  Hij bedoelt de woorden ‘de kunst van het samen denken’ echt als een vorm van totale co-creatie zoals in dat generatieve gesprek. De groep die spreekt belandt in een collectieve flow, alles wat wordt gezegd hoort niet meer bij een afzonderlijk persoon, niet meer bij een afzonderlijk standpunt, maar telt op (dat is het generatieve) bij het geheel van het gesprek. Wat ik daar lees en wat ik in de regels hierboven opschrijf klinkt nogal verheven, vind ik, en daardoor ook wat exclusief en onbereikbaar. Kan ik dat gewoner en dagelijkser maken?

In mijn werk als ontwerper van gesprekken ben ik geïnteresseerd in gespreksvormen die inspirerend materiaal genereren om mee te werken. Even niet discussiëren, niet onderzoeken, maar een rijkdom van materiaal genereren. Dat zijn vaak vormen waarin alle deelnemers tussendoor iets schrijven (of anderszins maken), waarbij ze een beroep doen op bronnen van inspiratie, of metaforen bedenken en de uitkomsten delen in een gesprek. In het gesprek ontstaat daardoor een overvloed (abundance) die een weldadige werking heeft.  ‘Er is meer dan genoeg en wij hebben daar deel aan’ is de ervaring die optreedt, een ervaring die zich laat vergelijken met een feestje, een festival of een viering. Het effect van een generatieve dialoog is dat alle deelnemers zich onderscheiden en verbinden tegelijkertijd. En er is een inhoudelijke opbrengst van materiaal waar vervolgens bijvoorbeeld onderzoekend of in discussie op doorgewerkt kan worden.    

Wat de auteurs destijds niet hebben uitgewerkt maar waar we in de context van het kunstvakonderwijs actief aan werken is de rol van ‘maken’ en ‘creatieve maakprocessen’. Als die in het gesprek verschijnen voegen ze een belangrijke dimensie toe. Die van de genoemde rijkdom en overvloed, die van een scala aan denkrichtingen en die van versterken van gelijkwaardig deelnemerschap in een collectief. Macht wordt tijdelijk buiten de lijnen gezet doordat we samen maken, mee-maken in co-creatie. En het maken zorgt ervoor dat het gesprek zich niet louter in taal en woorden afspeelt, maar dat beeld, klank en kleur mee gaan doen, wat de flow van het generatieve gesprek ten goede komt. Overigens kunnen diezelfde kwaliteiten ook in de andere drie soorten gesprek naar voren komen. Mijn kritische kanttekening op het model van Scharmer, uitgelegd door Isaacs is het iets te veel idealiseren van het generatieve gesprek. In plaats van de wat ijle ‘kunst’ van het samen denken ben ik een pleitbezorger voormeer down to earth maken en maakprocessen als bouwstenen meenemen in het gesprek.

En jij lezer, wat kan jij er mee?

1- Voor mij werkt de oefening om te proberen deze vormen van gesprek in het wild te leren herkennen: thuis, in het werk en op de televisie. Het is als vogels spotten op een vroege ochtend. Kan je de specifieke kenmerken herkennen: de toon, de bijbehorende gezichtsuitdrukkingen, de gevoelstemperatuur, de opbrengst en dat wat er kwijtraakt? Als je ze leert herkennen neemt je handelingsvrijheid toe.

2- De tweede oefening is om de vormen in je eigen praktijk actiever in te zetten. Een beroep doen op medegespreksgenoten om je niet te laten overvallen door waar het gesprek toevallig heen gaat, maar het gesprek als een wild paard te temmen door het aan de teugels te houden. Actief kiezen en heen en weer bewegen tussen de mogelijke gespreksvormen en wat die kunnen brengen.    

Bart van Rosmalen

Reacties

Media