De plek van herinnering en verbeelding

In de lunch voeg ik me bij het gezelschap van tweedejaars studenten aan de Master Interior Architecture en bij Bart en Peter, die sinds de ochtend met deze studenten aan het werk zijn. (Annemiek gaat net weg, als ik aankom).

Ik introduceer mezelf door te vertellen dat ik die ochtend met eerstejaars schrijvers gewerkt heb aan persoonlijke momenten uit je leven. Die momenten gaan vaak gepaard met plekken. Herinneringen zijn met plekken verbonden. In een tekst kun je je verloren voelen als je niet weet waar een verhaal zich afspeelt. In een ruimte kun je je verloren voelen als je niet weet waar je bent of hoe je je moet gedragen op die plek.

Unheimlichis een mooi Duits woord vind ik. Je niet-heim voelen. Onbehaaglijk.

Ook hebben we het over de rol van de verbeelding. Is daar eigenlijk plek voor als je ruimte ontwerpt? Of heb je toch vooral met bezwaren te maken? Mag je dromen?

Na een korte voorstelling / onderzoek van Bart en Peter, die het woord eigen-waarde onderzoeken in dans en muziek (een woord dat de studenten aandragen) en een paar fragmenten uit het werk van Bart en mij te hebben gespeeld, gaan we in groepen aan het werk met ‘werk in opvoering’.

Het spreken over herinneringen en de plaats van verbeelding, werkt in mijn groep van 5 studenten nog door.

Alda brengt haar vraag in. Ze vertelt over een markt in de Bijlmer waar ze vroeger al kwam om roomsoezen te kopen met haar moeder en hoe die markt nu steeds meer leegloopt omdat mensen alleen komen voor specifieke kramen die ze al kennen en te weinig op de markt ‘zijn’. De markt is steeds meer een doelgerichte plek en niet meer een plek om te dralen. Alda vraagt zich af hoe de ruimte bij zou kunnen dragen om van deze markt weer een plek te maken van ontmoeting. We spreken over het zichtbaar maken van de verhalen van de markt. Hoe kunnen herinneringen zichtbaar en voelbaar worden in de ruimte? Hoe kun je nieuwe herinneringen maken als mensen nieuw komen wonen in de wijk? Wanneer is een plek van zichzelf bijzonder, waardoor je het je blijft herinneren? En herinneringen van mensen die er al jaren komen, kunnen die samengaan, met mensen die er geen geschiedenis hebben?

Ik merk dat de theatermaker in mij steeds meer wordt aangewakkerd om mee te denken. Ik stel me een project voor waar oude mensen (mensen die al heel lang naar de markt gaan) iets kopen voor nieuwe mensen en daar hun herinnering bij vertellen. Een maal met een verhaal. Om via gedeelde herinneringen een markt meer te laten zijn dan de plek waar je even snel goedkoop je bananen koopt.

Hoe kun je mensen laten vertragen op een plek? Welke ingrepen zou je kunnen doen?

Nienke, die de rol van kunstenaar in de hoek op zich heeft genomen, stelt voor dat wij zelf ook onze marktherinneringen delen.

Daarna brengt Maud haar vraag in. In de zorg is er steeds minder mankracht. Ze vraagt zich af of en hoe de ruimte bij zou kunnen dragen aan een gevoel van warmte als het menselijke contact weg valt. 

We gaan allemaal op weg om in het gebouw waar we zijn (een bijzonder gebouw van de Plaatsmaker aan de Nijverheidsweg, waar allerlei kunsternaars hun atelier hebben), om foto’s te maken van wat ons ‘toevalt’. Mijn oog valt op een briefje aan de muur met de tekst: Geen kinderen jonger dan 12 jaar op de eerste of tweede etage.

In een gebouw met zeer steile trappen een logisch briefje. Wat me opvalt bij mezelf is dat ik als ik dit briefje lees, een kort moment in mijn verbeelding kinderen voor me zie die van de trap vallen. Kinderen die er in werkelijkheid niet zijn, maar die ik me wel voorstel. Daarna maak ik een foto van de brandblusspuit en de ehbo-doos. Hier gebeurt hetzelfde: een kort moment zie ik brand, zie ik een ongeluk. Tenslotte kom ik nog een briefje tegen: Deze deur graag gesloten houden. Er is hier eerder ingebroken. En we willen geen pottenkijkers die overdag hun buit komen uitzoeken.

Overal zie ik in mijn verbeelding wat er juist niet is. Ik vraag me af of dat ook zou kunnen met mooie dingen? Kun je iemand de ideale baliemedewerker laten voorstellen die er niet is? En is die baliemedewerker er dan toch een beetje? Kan verbeelding de pijn van het missen een klein beetje verzachten? Daarover spreken we in ons groepje als we terug komen. En er zijn meer foto’s en gedachten. Zo spreken we ook over de rol van de natuur. Kan transparantie helpen? Veel ramen met uitzicht op het leven in de tuin bijvoorbeeld? Hoe maak je ‘leven’ zichtbaar als je ergens alleen binnen bent?

Vivian doet tenslotte als kunstenaar in de hoek een interessant experiment met ons. Ze zet ons in een kring en Maud in het midden. We staan met de rug naar Maud toe en draaien om de beurt naar haar om. De ervaring van Maud dat een teveel aan aandacht eigenlijk heel onprettig is, geeft nog een mooie andere kant aan ons gesprek.

 

Wat blijft er van ons over?

Zullen wij nog een energie zijn, die er nog hangt als over tientallen jaren mensen deze plek betreden? Zullen wij nog aanwezig zijn in het kraken van de trap? Zullen wij voortleven, tussen de kieren van de vloer, in de spouwmuren en het stof op de plinten? Zal een vleug van ons verlangen door de kruipruimtes blijven dwarrelen? Kan een mooie gedachte zich ergens nestelen als een insect? En zal ze dan op een dag als de tijd rijp is, uitvliegen?

 

Dank studenten, voor het verkennen van deze vragen en thema’s!

 

Reacties