Muzisch Denken door Michael van Hoogenhuyze

In 2008 las ik het boek Muzisch Denken. Ik zat in het derde jaar van de Toneel Academie Maastricht in de performance opleiding. Ik bouwde een witte doos om me heen en liep er mee rond op verschillende locaties in steden. Het boek Muzisch Denken gaf mij context aan de experimenten die ik deed en nog steeds doe.

Hieronder mijn uittreksel van dit boek. Dat ik nog steeds regelmatig bekijk.

Muzisch Denken Michael van Hoogenhuyze

 

Gedurende het scheppingsproces gaat het werk steeds meer onafhankelijk van de kunstenaar spreken en trekt de kunstenaar zich terug.

De gedachte dat in het kunstwerk de gedachten en gevoelens van de kunstenaar tot uiting komen is dan maar zeer ten dele juist.

De intuïtieve aanpak maakt dat vooral strategieën om spontaniteit op te wekken en technieken die geschikt zijn om emotionaliteit te registreren het belangrijkste zijn.

Als een kunstenaar afstand neemt van een werk door het buiten de studio te exposeren of door er een tijd niet aan te werken, kan blijken dat het werk een eigen verhaal heeft te vertellen, los van de maker. Dat verhaal lijkt ook los van de inbreng van de maker ontstaan te zijn.

Kunstenaars en schrijvers herkennen het verschijnsel dat het maakproces van een kunstwerk een andere wending neemt dan de kunstenaar van plan was. Het lijkt dan of een kunstwerk de ontwikkeling stuurt in plaats van de maker.

De schilder wel een halve dag achtereen in beschouwing verloren te zien staan. Breedvoerig sprak de schilder zelf hierover en hij maakte duidelijk dat verheven vernuften soms meer doen naarmate ze minder werken, omdat ze dan nieuwe dingen bedenken en voor zichzelf de volmaakte ideeën vormen waaraan ze vervolgens uitdrukking geven en die ze met hun handen afbeelden.

Idealiter zal een kunstwerk zelf aangeven waar het spel begint en de werkelijkheid er omheen ophoudt van betekenis te zijn. Een zekere afgeslotenheid, een samenhangend geheel, en een tonen van de regels in het werk zelf zijn ook van die eisen die maken dat het werk alleen daardoor al aan bepaalde esthetische maatstaven zal voldoen. Tegelijkertijd is dit het gebied waarmee de kunstenaar kan spelen in het spanningsveld tussen verwachting en verrassing voor de toeschouwer en het handhaven van regels en die regels juist wijzigen.

 Kunst levert een methode om de wereld om ons heen een laag van extra betekenissen of ervaringen te geven en die ook te kunnen ervaren. Het is daarmee een methode waarmee de wereld drastisch wordt uitgebreid. Mensen die erin leven krijgen nadrukkelijk ruimte voor extra interpretaties.

Om het spel als kunst te ondergaan en niet louter als een gewoon spel moet kunst op een bijzondere manier tegemoet getreden worden. Spel kan mogelijkheid bieden tot verstrooiing, tot het vergeten van de wereld om ons heen. In de kunst beseft men steeds weer dat het gerealiseerd is op een bepaald moment door bepaalde personen die zoeken naar een visie op het bestaan. Daarmee is kunst het zoeken naar nieuwe spellen of spelregels. Kunst is het presenteren van een visie op de wereld in de vorm van een spel.

Door het werk te beschouwen als iets dat beoordeeld kan worden bevestigen kunstenaar en publiek hun positie als vrije personen die in alle vrijheid kiezen het spel aan te gaan of te verwerpen. Het tonen en het beoordelen zijn essentiële stappen in het spel van de kunst en daarmee een noodzakelijke fase in het creatieve proces.

 In de kunst heeft men in de loop van de laatste twee eeuwen methodes ontwikkeld om doelgericht handelen of logisch nadenken uit te sluiten om langs die weg verbeelding en intuïtie een kans te geven.

Deze benadering heeft sinds de erkenning van het belang van het onderbewuste in de menselijke geest een belangrijke plaats gekregen. 

Emoties zijn van voorbijgaande aard, terwijl een kunstwerk doorgaans een inspanning verlangt van langere duur. Het betekent dat de kunstenaar de emotie op zijn minst voor een deel zou moeten spelen. Daarvoor is een inzicht in de grammatica van de expressie een mogelijk hulpmiddel.

Door iets te realiseren dat contrastrijk is, maar toch duidelijk getuigt van het moedwillig nastreven van betekenis wordt het publiek uitgenodigd om aan dat getoonde contrast een betekenis te verbinden.

Kunst ontstaat pas als er afgeweken wordt van de ideale compositie, omdat met dat verstoorde evenwicht pas sprake kan zijn van expressie.

De grote vraag is nu of de expressie van een kunstwerk voortkomt uit het innerlijk van de kunstenaar, of dat het kunstwerk zelf het gevoel in de kunstenaar versterkt of zelfs oproept.

Als er een wil is tot expressie spelen opvattingen als hoe vernieuwend een werk is, of hoe degelijk de compositie in elkaar zit geen prominente rol.

Een ieder die gesprekken voert met kunstenaars in een atelier in aanwezigheid van het werk zelf kan dat meemaken. De praktische vragen die daar aan de orde komen , de concrete technische problemen, maar ook de onzekerheid om te kiezen en te beslissen ten aanzien van het werk dat tot stand komt, doet alles daarbuiten vergeten, de kunstwereld, en zelfs het gevoelsleven van de maker of de toeschouwer.

De kunstenaar met een rijke fantasie, een intens gevoelsleven en een grote creativiteit is de held van het kunstwerk geworden. Deze opvatting leidt ertoe dat men het kunstwerk vooral verklaart vanuit de maker. Tegelijkertijd blijkt uit de denkprocessen in het atelier dat juist het kunstwerk zelf bron kan zijn van creativiteit en verbeelding, en dat de emotie versterkt wordt door de expressie van het kunstwerk, in plaats van dat de emotie van de maker het kunstwerk bepaalt.

Het onverwachte, het lelijke, het niet rationele, het verontrustende, dat zijn zoal elementen die juist in de kunst en in de manier waarop kunst beschouwd wordt een plek kunnen krijgen.

Terwijl wetenschap tracht vat op de wereld te krijgen, benadrukt kunst het feit dat er verschijnselen bestaan waarop de mens geen greep kan krijgen.

Het kan niet anders of een dergelijke benadering vraagt om een wereldbeeld dat slechts vorm kan krijgen in de wijze waarop de mens emotioneel op verschijnselen in de wereld reageert. De onmetelijke en ondoorgrondelijke wereld kan slechts getoond worden zoals deze ‘gefilterd’ wordt door het gevoelsleven van de kunstenaar aangezien het verstand ‘er niet bij kan’.

Kunst werd op die manier een vrijplaats om te ontsnappen aan de zakelijke wereld gebaseerd op utilitair denken en steunend op een natuurwetenschappelijk wereldbeeld.

Naast de ready mades van Duchamp, waarbij een voorwerp tot kunstwerk werd bestempeld en als zodanig werd getoond, kan ook het gebruik van krantenpapier in kubistische collages gezien worden als het vervagen van de grens tussen kunst en dagelijks leven. Later zien we dergelijke uitspraken in bijvoorbeeld het “Silent piece” van John Cage, de Brillo Box van Warhol, de ‘events’ van Fluxus, installaties van Beuys of sommige werken van Jeff Koons. Er is in de twintigste eeuw een traditie om in de kunst de vraag te stellen wat kunst nu eigenlijk is. Kunst die over kunst zelf gaat is al bekend, zeker sinds het maniërisme, maar vanaf het begin van de twintigste eeuw is het een voortdurende discussie geworden. Vanaf die tijd is een kunstwerk ook altijd een uitspraak: “Dit is kunst” of “Is dit kunst?”

Het gaat in de kunst eerder om het realiseren van een op zichzelf staand verschijnsel, bereikt in een zoektocht naar betekenis. Die ‘zoektocht’ heeft het karakter van een dialoog van de kunstenaar met het beschikbare materiaal of het kunstwerk dat tot stand komt.

Kunst is denken in materie zonder daarmee een vraag op te lossen, een waarheid te vinden of een gerichte mededeling te doen.

Onder denken versta ik een proces waarbij mensen zich innerlijk een beeld vormen van een bestaande, een voorbije of een gefantaseerde werkelijkheid. Dat beeld kan ontstaan door waarneming, door herinnering of door fantasie. Uit het denken van een werkelijkheid kan men een conclusie trekken of doorfantaseren en nieuwe mogelijkheden overwegen, langs logische wetten doorgeredeneerd, of associatief in een keten van beelden. Ik wil uitgaan van de alledaagse betekenis van het denken. Het betekent dat ik in het algemeen een interesse heb voor cognitieve en rationele aspecten van de kunst zonder het emotionele te willen ontkennen. De suggestie dat het kunstwerk denkt of spreekt is dan deels een soort beeldspraak: het lijkt wel of het kunstwerk zelf denkt en spreekt. Anderzijds is er ook een reële kant aan dit verschijnsel: het kunstwerk kan een uitwerking hebben en een inhoud uitdragen die niet door de kunstenaar bij voorbaat was beoogd. Tegelijkertijd is die nieuwe inhoud of die niet beoogde werking van essentieel belang in het ontstaan van een kunstwerk.

Een kunstwerk is dubbelzinnig: tegelijkertijd meer aanwezig en dwingend in zijn wetmatigheid enerzijds en anderzijds vrijblijvender in zijn betekenis.

Het resultaat kan dan ook zijn dat er betekenissen worden gesuggereerd die nog niet in taal te vangen zijn. Een kunstenaar kan zo zoeken naar werkelijkheid in de ruimte tussen de woorden. Daarmee wordt er een inhoud getoond die niet benoembaar is, maar tegelijkertijd heel concreet aanwezig is.

De dubbelzinnigheid die in de kunst wordt opgeroepen ontstaat op een bijzondere manier. Het is niet zo zeer een bewust opgeroepen spel met betekenislagen. De extra betekenislagen of dubbelzinnigheid in kunstwerken ontstaat dankzij het gegeven dat de kunstenaar het materiaal zelf laat spreken.

Juist door dat gegeven werken die betekenissen zo overtuigend. Sommige betekenissen zijn niet door de kunstenaar van tevoren bedacht en ingebracht, maar worden door het materiaal opgeroepen en als zodanig herkend door de kunstenaar.

Kunst ontstaat pas als het de kunstenaar lukt om in een betekenisvol product de materie of het werk zelf te laten spreken. Door de dialoog tussen de kunstenaar en het werk dat hij maakt, lijkt het alsof het werk zichzelf ‘denkt’.

 Maar de kracht van de expressie van dat gevoel ontstaat juist doordat die getoond wordt in het materiaal. Darbij is het materiaal verzelfstandigd en lijkt het zelf een expressie uit te dragen. Daardoor kan het materiaal een dergelijk gevoel of zo’n stemming oproepen bij derden. Bij derden maar ook bij de kunstenaar.

De kunstenaar kan als het ware meegesleept worden door de emotie van het werk en daardoor ertoe komen om dat gevoel nog meer te versterken, en eventueel zelfs nog meer meegesleept worden. Het is daarom de vraag of de kunstenaar bij het uiten van een gevoel nu altijd een bepaald gevoel zelf moet hebben. Het kan net zo goed dat dat gevoel door het werk in de dialoog wordt opgeroepen.

Gevoel komt dan evenzeer voor uit het werk als uit de maker. 

Kunst is een strategie om de materie de dingen te laten oproepen. Maar vaak veronderstelt men vervolgens dat de inhoud een uiting is van het geestesleven van de maker.

Voor kunst zijn motivatie, een vermogen om aandachtig waar te nemen, openheid en een bepaalde mate van technische beheersing nodig om tot creativiteit gestimuleerd te worden door de techniek of het materiaal.

Op die manier wordt creativiteit niet meer zo zeer een raadsel van de menselijke geest, maar evenzeer een wonder van de materie.

Kunst is niet een ambacht waarover gereflecteerd wordt, of een gedachte die uitgedrukt wordt in materie. 

Het is ook geen doelgericht denken of handelen waarbij men van tevoren weet wat het resultaat zal zijn en waar het werk voor dient.

Kunst is vrij en associatief denken met materie totdat die materie zichzelf rechtvaardigt, zelf als het ware spreekt zonder steun van de maker.

Het wetenschappelijke wereldbeeld als uitgangspunt voor nieuwe technische ontwikkelingen is tegenwoordig alles bepalend.

Een samenleving die overal gebruik maakt van de recentste ontwikkelingen op het gebied van technologie moet wel een wetenschappelijk wereldbeeld als overheersend gegeven accepteren. Dus ook in de kunst moet dat wereldbeeld een rol spelen. Mochten er buiten de wetenschap bijvoorbeeld in de kunst nieuwe inzichten doorbreken, dan zal uiteindelijk de wetenschap bepalen of die inzichten op waarheid berusten.

Het heeft gevolgen voor het denken in een samenleving als men registreert met een digitale videocamera in plaats van met een stuk papier en een potlood. Hierdoor worden er andere dingen gezien, en zoekt men naar andere ordeningen.

Het gegeven dat een kunstenaar voortdurend in zijn werk een metamorfose of een transformatie bewerkstelligt naar werk dat er daarvoor niet was, maakt dat een kunstenaar in zekere zin een tocht maakt naar het onbekende. Dat gegeven wordt aangeduid met de term onderzoek.

Elke kunstenaar heeft een eigen strategie of methode om de dialoog met het werk en met het materiaal aan te gaan om langs die weg te komen tot een definitief werk. Het bewust hanteren van die methode is het onderzoek van de kunstenaar.

Ook ontwerpen komen tot stand in een dialoog met het materiaal en tonen een dubbelzinnigheid. In dit geval een dubbelzinnigheid van toepasbaarheid enerzijds en de eigenzinnigheid van een teken of signaal anderzijds.

Een beschrijving van muzisch denken is onherroepelijk bepaald door reeds bekende kunstwerken.

Elk kunstwerk kan als model dienen voor een grammatica van nieuwe kunstwerken.

Voorgrond en achtergrond, als neutraal veld waarop tekens zichtbaar worden, worden vermengd.

Wat overblijft zijn kunstwerken zonder duidelijke kern als strategieën om nieuwe relaties in de werkelijkheid te doen ontstaan.

Het Gesamtkunstwerk is een ideaal uit de negentiende eeuw. Het ontstond naar aanleiding van het verdwijnen van situaties waarin verschillende kunstvormen werden gecombineerd tot een productie. Het Gesamtkunstwerk was een ideaal om die verschillende kunstvormen te herenigen. Hoogstwaarschijnlijk heeft het verdwijnen van die eenheid van de kunsten veel te maken gehad met het verdwijnen van het spelelement uit de cultuur. Het Gesamtkunstwerk zoals dat door Wagner werd nagestreefd was een combinatie van kunstvormen waarbij het publiek als buitenstaander een andere wereld werd getoond waar ze zich in hun fantasie in konden projecteren.

De eenheid der kunsten werd nagestreefd in producties waarin het publiek toeschouwer was in een gebeurtenis buiten de werkelijkheid.

Daarnaast is er een absoluut criterium. Een kunstwerk is pas een kunstwerk als het werk volledig op zichzelf kan staan, als het voldoet aan het eigen criterium.

Pas als de kunstenaar als ideaal nastreeft dat een kunstwerk volledig op zichzelf staat, kan er van kunst worden gesproken.

Het verschil tussen ambacht en kunst:

Een ambachtsman doet wat mogelijk is.

Een kunstenaar streeft het onmogelijke na.

Het verschil tussen een wetenschapper en een kunstenaar:

Een wetenschapper presenteert een nieuwe ontdekking als een vaststaande waarheid.

Een kunstenaar kan iets wat ogenschijnlijk al vaststaat presenteren als een ontdekking. Daarin ligt de kwaliteit van een kunstwerk: de wereld tonen als ontdekking.

 

Reacties