Fenomenologisch schrijven als onderzoeksinstrument

De fenomenologie is de wetenschappelijke benadering die de werkelijkheid wil beschrijven zoals die zich in zijn betekenisvolheid aan ons voordoet. Het is de filosofische stroming die zich richt op het overgangsgebied tussen mens en wereld, waar de dingen ons aanspreken, uitnodigen, aansporen, verbijsteren, ontmoedigen, kortom, waar de dingen ons raken omdat ze voor ons verschijnen in hun zeggingskracht. Het is de kunst van de fenomenologie om de ervaring van onze omgang met de wereld zodanig op te schrijven dat die ervaring verhelderd wordt en dat de betekenisvolle kern ervan overdraagbaar wordt naar anderen die de beschrijving lezen. De fenomenologie wil de wijze waarop de werkelijkheid aan ons verschijnt als levende en geleefde ervaring in geschreven woorden vatten en daardoor (beter) verstaan. In de fenomenologie is daarom het schrijven zelf een manier van onderzoeken (Van Manen, 1990)

 1. Waar in de onderzoekscyclus?

Het fenomenologische schrijven heeft in de onderzoekscirkel op twee plaatsen een uitgesproken rol. In de eerste plaats bij het verzamelen van gegevens. Door ervaringen in diverse rondes te beschrijven en in elke ronde verder te verrijken is het fenomenologische schrijven op zich een vorm van het bijeenbrengen van onderzoeksmateriaal. In de tweede plaats heeft het fenomenologisch schrijven ook een belangrijke functie bij het beschrijven van de inzichten, zodat die ook voor anderen die de (onderzoeks)ervaring van niet zelf hebben meegemaakt, toch navolgbaar en overtuigend zijn.

De overige drie stappen uit de cirkel voor muzisch onderzoek zijn via de twee genoemde ook nadrukkelijk aanwezig. Door het verrijken van de ervaring via het op- en uitschrijven van die ervaring ontdekt de onderzoeker doorgaans pas de kern van zijn of haar fascinatie. Dat wat eerst vragenderwijs en als een vaag aanvoelen stimuleerde tot onderzoek wordt in zijn vraag steeds helderder. Niet zelden ontstaat er in het fenomenologisch onderzoek een soort ‘Aha-erlebnis’: dat was het waar ik naar zocht!

Misschien zou men kunnen zeggen dat de vraag pas helder wordt, als het antwoord gevonden is. Het paradoxale is dat het fenomenologisch schrijven dit bereikt door de derde fase van de onderzoekscirkel, het interpreteren, zo lang mogelijk uit te stellen. ‘Epoché’, wordt dat in het jargon genoemd: het opschorten van het oordeel en de verklaring. Fase 3 van de cyclus van het onderzoeken doet dus vooral mee doordat die bewust even op ‘onhold’ wordt gezet. Daardoor kan (opnieuw paradoxaal) het inzicht zichzelf als een ‘gegeven’ aandienen en als zodanig ontvangen worden.

Ten slotte is er de vijfde fase in de onderzoekscirkel: de opvoering. Het is de kunst van het fenomenologisch schrijven om dat wat beschreven wordt, door de manier van schrijven bij de lezer ook weer op te roepen. Fenomenologische teksten zijn evocatief, ze roepen de werkelijkheid op die ze beschrijven. Soms zijn ze ook provocatief, ze zetten aan tot actie omdat er waarden in het geding zijn! Het lezen, zeker als dat lezen vóórlezen wordt, is de opvoering van het schrijven.

 2. Doel

Het doel van het fenomenologisch schrijven is de (muzische) ervaring te onderzoeken. Door de ervaring al schrijvend te verdiepen, ontsluit die zich steeds meer en komt die in steeds rijkere vorm tot de onderzoeker. Het doel is vervolgens om de kern, de essentie daarvan zodanig in geschreven woord te vatten, dat die ook voor anderen tot een sprekend inzicht wordt.

 3. Synopsis

Door de eigen ervaring schrijvend te onderzoeken ontdekt men de diepte ervan. Het beschrijven en verrijkend beschrijven van de ervaring creëert een zekere afstand tot de ervaring. Men valt er niet meer mee samen, maar onderzoekt die. Tegelijkertijd ontstaat er daardoor een geïntensiveerde betrokkenheid op diezelfde ervaring en wordt die in zijn betekenis meer eigen. Het schrijven brengt als het ware naar buiten wat er vanbinnen is, waardoor dat vervolgens op een dieper niveau weer kan worden toegeëigend. Door de ervaring in schrift te objectiveren als een te lezen tekst, ontdekt de onderzoeker des te meer wat hem of haar bezighoudt en wordt hij of zij zich meer bewust van het eigen handelen. Al schrijvend onderzoekt de fenomenoloog zijn betrokkenheid op de wereld en door het (transformatieve) inzicht dat het oplevert, geeft hij of zij die betrokkenheid ook vorm met een nieuw engagement. Fenomenologisch schrijven is een vorm van persoonlijkheidsontwikkeling (Maso, 2004).

 4. Werkwijze: het verzamelen en duiden van gegevens

De methode van het fenomenologisch schrijven bestaat uit twee delen. Het eerste deel betreft het onderzoekend schrijven en het schrijvend onderzoeken door een ervaring te verrijken en om zo tot de kern van de ervaring te komen. De onderzoeker gaat een proces aan van schrijven en herschrijven van de ervaring. Dit schrijven is een vorm van gegevens verzamelen. Enigszins gesystematiseerd laat het verloop van dat schrijf- en onderzoeksproces zich indelen in een aantal fasen of stappen. Deze vragen een spreiding in de tijd van in totaal minimaal twee weken waarin de onderzoeker geconcentreerd betrokken is op de te onderzoeken ervaring. De stappen die hiervoor gezet moeten worden, zijn de volgende:

  1. Beschrijf de (eerste) fascinatie. Benoem de concrete aanleiding tot het fenomenologisch onderzoek. Welke verwondering of vraag ligt er ten grondslag aan de wens om een ervaring te onderzoeken?
  2. Beschrijf rond deze fascinatie een concrete ervaring, zo waarnemend mogelijk. Laat alle (achteraf-) verklaringen en oordelen achterwege. Als ze toch mee komen bij het schrijven, schrap ze dan later weer. (Let op: in de ervaring zelf kunnen zich ook oordelen voordoen. Ze vormen dan deel van de te onderzoeken ervaring, en worden dus beschrijvend meegenomen.)
  3. Ga de eerste beschrijving nogmaals zin voor zin langs, en verrijk die door zo veel mogelijk de zintuiglijke en lichamelijke indrukken die met de ervaring meekomen (en dus deel zijn van de ervaring) toe te voegen. Ga na wat je ziet, hoort, ruikt, voelt, hoe je beweegt, hoe je lichaam zich laat voelen.
  4. Verrijk de beschrijving nog voor een tweede keer, nu door je bewust open te stellen voor beelden, associaties, metaforen, herinneringen die zich bij elke zin aandienen; neem deze in de tekst op. Er ontstaat op deze manier een volle, rijke tekst, die geen verklaringen, argumentaties of redeneringen bevat, maar wel gewaarwordingen, gevoelens en lichamelijke en zintuigelijke indrukken en associatieve beelden.
  5. Ga na of deze ervaring je doet denken aan soortelijke eerdere ervaringen. Beschrijf die beknopt in beelden.
  6. Na de fase van de verrijking , volgt nu die van de abstraherende reductie: stel jezelf de vraag wat in het geheel van deze beschrijving van de ervaring nu de kern raakt. Wat dient zich aan als de essentie? Wat dring zich op als inzicht als je stil bent bij de verrijkte ervaring?

 

Na het beschrijven van de ervaring, door die stapsgewijs te verrijken en uiteindelijk te vatten in een essentie die zich aandient, zal de onderzoeker dat opgedane inzicht ook willen plaatsen in de context van literatuur, waardoor het nog weer in een breder verband geplaatst wordt.

 

5. Werkwijze : verwoorden van inzichten

In het tweede deel van de methodiek van het fenomenologisch schrijven wordt het resultaat van het onderzoek beschreven voor het publiek, als publicatie dus. Het is de kunst om de opbrengst van het onderzoek zodanig te verwoorden dat de lezer via de tekst de onderzochte ervaring zelf op een bepaalde manier ook meemaakt, zelf ervaart. De werkwijze die daarvoor geschikt is, is het beschrijven van de ervaring als anekdote, een sprekende, unieke, maar tegelijk exemplarische situatie.

In principe heeft de publicatie van een fenomenologisch onderzoek de volgende opbouw:

  1. Het benoemen van de fascinatie
  2. Het beschrijven van de exemplarische ervaring
  3. Het verwoorden van het inzicht

Om het sprekende karakter van de beschrijving te versterken, is het aanbevelenswaardig om dit schrijven met één of twee anderen te doen.

 Oefening

Het gaat hier om een oefening in tweetallen. Uitgangspunt is dat de deelnemers al enkele weken intensief bezig zijn geweest met iets (mag vaag zijn) wat hen fascineert.

 

In het tweetal is de één (A) de inbrenger en de ander (B) de vragensteller. Beiden vervullen elke rol.

 

Ronde 1

Ø  Welke vraag  of fascinatie heb je? Vertel er over. (A vertelt zijn vraag, B bevraagt. Een paar minuten in gesprek.)

  • Schrijf over je vraag/fascinatie (maximaal 20 woorden) (B nodigt A uit om te schrijven wat hij juist vertelde)

Ø  Lees je vraag/fascinatie voor.  (B nodigt A uit om zijn vraag voor te lezen.)

Ronde 1b   De rollen worden omgedraaid. A nodigt B uit om te vertellen over zijn vraag, te schrijven en daarna voor te lezen. 

 

Ronde 2 gaat op dezelfde manier als ronde 1. Alleen het onderwerp is anders. B bevraagt A

  • Vertel me over een exemplarisch voorbeeld, een verhaaltje, een unieke anekdote over deze vraag. Vertel zo dat een ander het kan ervaren, dat hij/zij erbij was. 
  • Schrijf deze exemplarische anekdote op in maximaal 200 woorden
  • Lees deze anekdote voor. 

Ronde 2b. Wissel van rol

 

Ronde 3 gaat op dezelfde manier als ronde 1 en 2. 

  • Vertel me over het inzicht dat voor jou opkomt uit de vorige rondes. 
  • Schrijf het inzicht op (in maximaal 80 woorden)
  • Lees dit inzicht voor. 

Ronde 3b. Wissel van rol

 

De oefening vraagt twee uur, telkens twintig minuten per ronde, van geconcentreerd en gedisciplineerd werken. Je zult merken dat het vertellen ‘aangescherpt’ wordt door het schrijven en dat de betekenis van het wat je schrijft verdiept wordt door het voorlezen.

Het is raadzaam om bij het wisselen van rol telkens ook van stoel te wisselen, zodat de rolwissel daardoor ook gemarkeerd wordt.

6. Reflectievragen

Een docent aan een masteropleiding gaf bij zijn pensionering een bundeltje uit rond: 'dilemma’s in het verzorgen van onderwijs'. Door het schrijven van dat boekje ontdekte hij hoe hij eigenlijk altijd les had gegeven en kwam hij tot inzichten die hij zich niet bewust was! Een frappant voorbeeld van impliciet weten van een loopbaan lang dat (pas) bij de afronding daarvan expliciet wordt.

Vraag 1: Ken je de ervaring dat je ontdekt wat je weet, voelt, wilt, zoekt, enzovoort, door er over te schrijven?

Vraag 2: Vertel eerst en beschrijf daarna kernachtig in één volzin een exemplarische gebeurtenis die de dagelijkse ervaring van de reis van je huis naar je werk weergeeft. Lees vervolgens die volzin voor. Welk inzicht (dat je ergens wel al wist) dient zich aan? (Zie ook bovenstaande oefening.)

7. De werkvorm als muzisch onderzoek

In het fenomenologisch schrijven zijn de aspecten van het muzisch onderzoek te herkennen. In de eerste plaats is het schrijven zelf een maakproces: het creëren van een sprekende tekst is een muzische activiteit. Daarbij doet het spelen met woorden, het plezier in het vinden van de juiste formulering, die treffend is, nadrukkelijk mee. Dit vraagt ook oefening. Door de tekst ook voor te lezen, wordt het schrijven tot vertellen en krijgt het het karakter van een opvoering. 

Het antwoord op de vraag naar de kwaliteit, ook de wetenschappelijke kwaliteit van een fenomenologische tekst ligt in de ontvangst door de lezer. Een goede tekst roept de reactie op: ja, nu je dit zo zegt, dat is inderdaad zo. Ik had me dat niet gerealiseerd, maar je hebt gelijk.

Met andere woorden: een goede tekst levert een nieuw inzicht, dat wordt beaamd omdat het een impliciet weten expliciet maakt.

8. Verankering

De oefening die nodig is voor fenomenologisch onderzoek is een oefening in ontvankelijkheid: het zichzelf bewust openstellen voor hoe de werkelijkheid zich aandient. Deze receptieve houding heeft twee ‘richtingen’: enerzijds is er het openstaan voor de ervaring zelf, anderzijds is er de ontvankelijkheid voor het vinden van de juiste woorden die de ervaring in zijn rijkdom uitdrukken.

 

 

Reacties