Wunderkammer: kunst in de leeromgeving

Het meest grijze gebouw aan de Boulevard is De Baak, een cementen blokkendoos.

Een wand aan de rand van de zee, die met moeite uitnodigt, welke kant op dan ook. Terwijl de Baak een uitnodigende organisatie is. Ze willen dat mensen zich vrij, veilig en uitgenodigd voelen om hier te leren.

De kracht van dit gebouw is het licht. Grote ramen gericht op Noordzeestrand en zee. Als je binnen bent, ontkom je er niet aan om naar buiten te kijken. De zee lonkt. Je moet naar buiten. Als het dan niet fysiek is, dan is het wel in je hoofd. Op deze locatie maak je nieuwe visies, vooruitkijkend over strand en zee. Het doet dromen en verzinnen.

Niet alle ruimtes hebben uitzicht op zee, het merendeel niet. En al helemaal niet de ruimtes in de kelder. Die liggen verscholen in de duinen, met het helmgras op de voorgrond en het parkeerterrein erachter. Regelmatig schijnen de lampen van auto’s door deze ruimtes.

Ook hier wordt geleerd, alleen lijkt de inspiratie van uitzicht en licht ver weg. Guendaline Stinkens, Director Baak Hospitality, heeft HKU Lectoraat Kunst en professionalisering gevraagd om te onderzoeken hoe deze leerruimtes aantrekkelijker kunnen worden en hoe kunst hier aan bij kan dragen. Ik werd voor dit onderzoek gevraagd omdat ik zowel de functie van trainer ken, dat ben ik inmiddels als meer dan 15 jaar, en een beeldende kunst achtergrond heb. Ik zou een goede brug kunnen slaan tussen trainers en hun training, ruimtes/leeromgeving en kunst. Ik ken namelijk de eigenwijsheid van de trainers, en hun manier van communiceren.

Nog even terug Guendaline’s vraag: Kan kunst een bijdrage leveren aan de leeromgeving? Wat is dan een leeromgeving voor De Baak? Ik interview daarvoor een aantal De Baak trainers. Godfried IJsseling noemt een leeromgeving “een plek waar je stil kunt staan, die verwondering oproept en die je in beweging zet. Een plek met een paradox”. Deze ‘definitie’ neem ik mee in mijn onderzoek. Mooi en uitdagend vind ik die dubbele laag: stil staan en bewegen. Ik geloof in dat concept. Dat ruimtes dat kunnen doen als je ze goed inricht.

 

In een vorig onderzoek[1]bij het lectoraat was ik op het begrip Wunderkammer gestuit. De Habsburgse Keizer Rudolph II (1552 - 1612) was een van de vroegste en beroemdste verzamelaars. Hij wilde al het oude en het nieuwe weten organiseren door een fysieke collectie aan te leggen bestaand uit zowel wetenschappelijke instrumenten en natuurlijke objecten, als uit kunst. Hij noemde het zijn Kunst- und Wunderkammer[2]. En ook Peter de Grote

In het verschillende musea bevinden zich ook een Wunderkammers. In het Utrechts Universiteitsmuseum is er een kamer met virtrinekasten, vol met objecten uit natuur, wetenschap en exotische oorden. Sommige kasten hebben lades waar je in mag neuzen. Zo ontdek je kleine instrumenten, die gebruikt worden in de wetenschap, of lades vol keurig geordende vlinders. Het feit dat je een ruimte op een bepaalde manier inricht om iets te tonen en te leren, intrigeert me. Het heeft dus een esthetische, en educatieve functie. Je ziet objecten, mag ze misschien aanraken, onderzoekt wat het is, leert en geniet ervan. Het is een bijzondere leeromgeving. Het sluit aan bij wat Godfried IJsseling eerder zei, je kan je verwonderen en zet je in beweging. Daarom besluit ik om met het concept van de wunderkammer te werken bij De Baak.

 

Het ontwerp

Hoe maken we van de kelder bij De Baak een kunst- en wunderkammer? Aan welke ‘eisen’ moet deze dan voldoen? Toegankelijk en uitnodigend zijn, dat zijn belangrijkste criteria! Daarnaast moet hij opvallen. Dus geen gesloten kast die overgaat in de kleur van de muren. Nee, een opvallend object moet het zijn. Samen met twee ontwerpers, Kika Brinkman[3]en Michiel van Dijk[4], ontwerpen we een werkbankachtige kast. Er moeten objecten kunnen staan en opgehangen worden, zoals een timmerman zijn zagen en hamers heeft hangen en spijkers in potten op planken heeft staan. Daarbij moet alles makkelijk te pakken zijn: geen deurtjes, of sloten. En (het uiterlijk van) de werkbank impliceert dat er gewerkt gaat worden!

De objecten

In eerste instantie kiezen we voor objecten die zijn gemaakt door studenten. Studenten van de opleiding Grafisch Ontwerp, Fine Art, Crossover Creativity en de docentenopleiding Beeldende Vorming leveren een diversiteit aan werk aan. De kast vult zich met objecten in klei, plastic, hout, pluche en perspex. Iedereen vindt het spannend dat de werken aangeraakt gaan worden, daadwerkelijk opgepakt en betast. Maar men is ook nieuwsgierig: hoe wordt mijn werk betastend ervaren?

Tijdens het project blijkt dat de kunstwerken weer terug moeten naar de studenten: ze zijn nodig tijdens examens, andere tentoonstellingen en er is heimwee naar het werk.  Er gaat ook werk stuk, wat terug gaat naar de maker om gerestaureerd te worden. Dit is een ingecalculeerd risico van de makers.

Om de basis aan objecten constant te houden koop ik af en toe een object of vind ik wat. De eerder genoemde termen van Demeulenmeester[5]scientifica, naturalia, preciosa en exotica helpen me daarbij. Uit designwinkels, de kelder van De Baak, kringloopwinkels, en in de natuur verzamel ik objecten en werken voor in de kast. De kast ontwikkelt zich van een kunst- naar een echte wunderkammer.

 

De interventies

Door het opschorten van de alledaagse realiteit ontstaat ruimte om anders te denken en nieuwe verbindingen aan te gaan[6].

In de keuze voor het gebruik van de kast zoek ik naar vormen die zowel stil zetten als in beweging brengen. Ik stuit op de zin over het opschorten van het alledaagse van Van Rosmalen. Dat is wat het werken met de wunderkammerkast moet doen. Heel even uit de realiteit van de training, iets nieuws ervaren dat aanzet tot een nieuw perspectief op de leervraag van de deelnemer. Misschien dat er vervoering ontstaat.

Ik verzin tien vormen om te werken met de kast, die ik op verschillende houten paneeltjes kopieer en zo in de kast opgehangen worden. De uitnodiging is om met de vormen te spelen, je erdoor te laten raken en er plezier mee te hebben. Ik gebruik deze woorden om te zorgen voor toegankelijkheid.

1) De eerste interventie. Om deelnemers uit te nodigen om bewuster met een kunstwerk te zijn, ze uit te nodigen er eens goed naar te kijken, te voelen, misschien te ruiken verzin ik een vorm voor verstilling. Gewoon maar zijn met een kunstwerk om daarna in beweging te komen en te schrijven.

Kies een werk

 

Bekijk het 7 minuten.

Schrijf in 7 minuten een poëtische tekst

Toon het werk en lees je tekst voor aan de groep.

 

2) De tweede interventie heb ik gebaseerd op een interview in Trouw met Tiffany Jenkins[7].

Wat doet kunst eigenlijk voor ons?” wordt haar gevraagd.

“Stel dat we die vraag zouden stellen over de liefde. Wat doet liefde eigenlijk voor ons? Sommigen zullen misschien zeggen dat liefde de eenzaamheid verdrijft, of dat het kinderen voortbrengt. Waarschijnlijk missen we het belangrijkste, namelijk dat liefde ons leven verrijkt met bijzondere gevoelens en ervaringen die je anders niet zou hebben. Zo is het ook met kunst. Net als liefde hoort kunst bij het mens-zijn. Er is iets unieks aan de ervaring om te kijken naar een schilderij dat iemand jaren geleden heeft gemaakt”.

 

Kies een werk

Wat doet dit kunstwerk voor je?

Beantwoord associërend deze vraag: wat roept de vraag in je op?

Schrijf hele zinnen.

Als je klaar bent met schrijven en je een punt hebt gezet herhaal je de vraag.

Schrijf opnieuw je associaties op.

Herhaal nogmaals de vraag.

Schrijf weer je associaties op.

 Lees de antwoorden aan elkaar voor.

 

3) Het interview in Trouw bracht me tot nog een derde interventie. Jenkins zegt namelijk dat “een dialoog (over kunst (CO)) onderstreept wat het betekent om onderdeel van een samenleving te zijn. Wanneer we tegen een ander zeggen dat een kunstwerk echt heel goed is en dat die er kennis van moet nemen omdat het hem of haar kan beroeren, zien we diegene als een volledig mens, als iemand die meer is dan een wandelende brij van alledaagse beslommeringen [8].

Een goed kunstwerk

Welk werk in de wunderkammerkast beschouw je als een goed kunstwerk?

Waarom moet een ander er kennis van nemen?

Schrijf erover.

Om de beurt deelt ieder zijn/haar betoog over dit ene goede kunstwerk.

Ga er daarna met elkaar over in gesprek

 

4) Voor de vierde interventie kom ik bij een artikel van Til Groenendijk uit. Zij was onderzoeker in 2015-2016 bij HKU lectoraat Kunst en Professionalisering. Zij onderzocht hoe je studenten leert ongefilterd te kijken. Zij schrijft hier het volgende over: “Soms heb je ervaringen die zich onderscheiden van andere ervaringen. Die je meenemen, vervoeren en in een bepaald opzicht, veranderen. Die je een andere kijk geven op wat je als vanzelfsprekend veronderstelde of wat je meende te kennen. Die je helpen van het leven te leren. In principe kunnen dergelijke ervaringen in elke interactie van mens en omgeving voorkomen. Maar vanzelfsprekend is dat niet.

Het is belangrijk om een situatie te creëren waardoor als het ware ongefilterd kan worden gekeken[9].

  • Kies een werk uit de kast. Kies direct, kies vanuit je onderbuik.
  • Zet het op een plek waar jij wilt binnen of buiten deze ruimte. Zoek een plek waar het voor jou hoort.
  • Schrijf er kort over, associatief.
  • Maak met elkaar een ronde langs alle werken, alsof je in een museum loopt.
  • Bij elk werk wordt tekst voorgelezen door diegene die het daar ‘geëxposeerd’ heeft.
  • Heb daarna een gesprek met elkaar in kleine groepjes over wat je hebt gezien en wat je hebt ervaren.

 

Interventie 5 en 6) zijn eveneens op het onderzoek van Til Groenendijk gebaseerd. Zij heeft in haar onderzoek gewerkt met het sprekende object. Het is een uitnodiging aan studenten om een kunstobject te benaderen alsof het een persoon is. Daarmee ontstaat er een verschuiving in de observatie van het kunstwerk. Er wordt hen gevraagd het werk “even niet als ding te zien maar als sprekend object”.[10]Hierdoor geeft het kunstwerk iets prijs, het draagt vragen en thema’s in zich, die door de toeschouwer onthult kunnen worden.

 

Sprekend subject 1.

Kies een kunstwerk uit.

Doe alsof dit kunstwerk een persoon is. In plaats van een object wordt je werk nu een subject. Een subject dat tot jou spreekt.

Welke vraag zou je het kunstwerk willen stellen?  Schrijf deze op.

Verzamel alle vragen van alle deelnemers op flip-over.

Om de beurt leest ieder zijn/haar vraag op.

Dan valt het even stil.

Na dat iedereen zijn/haar vraag heeft uitgesproken, voeren we met elkaar een gesprek over het werk en over hoe het zich tot ons verhoudt.

 

Sprekend subject 2.

Kies een kunstwerk uit.

Doe alsof dit kunstwerk een persoon is. In plaats van een object wordt je werk nu een subject. Een sprekend subject.

Welke vraag zou je het kunstwerk willen stellen?

Een groepsgenoot neemt het werk in de hand, en als een buikspreekpop beantwoordt hij/zij de vraag intuïtief en associatief, alsof hij/zij het kunstwerk in persoon is.

 

7) Inzoomen en uitzoomen is een van de belangrijkste vaardigheden als maker van kunst. Een schilder heeft zowel het grote beeld voor ogen als het kleine detail. Als je langer naar een werk kijkt, ga je ook meer zien. Wieteke van Zeil, kunsthistorica en columnist van de Volkskrant doet het ons elke week voor in haar rubriek Oog voor Detail. Zij zoomt in, toont een verrassend detail in een schilderij en vertelt er over. [11]

Toen ik in het Centraal Museum Utrecht een groot 18eeeuws schilderij bekeek, een familieportret, een moeder met haar kinderen, schrok ik letterlijk toen ik met mijn neus boven het doek zag hoe de maker het collier van moeder had geschilderd. Een streepje en een punt in wit en geel. Dat was het. En zonder twijfel op het doek gezet. Dat twee zulke kleine streken, zo’n precies beeld vormden van het collier. Daarom ook een oefening in inzoomen, om te kijken op de millimeter en zo meer te zien.

Inzoomen

Kies met de groep een van de werken in de wunderkammerkast uit.

Ieder fotografeert een voor hem of haar detail van het werk.

Schrijf voor jezelf op waarom je dit detail hebt gekozen.

Schrijf een toelichting in volledige zinnen, dus niet puntsgewijs.

 

Ronde 2

Toon elkaar de foto’s en lees de toelichting voor.

Reageer niet op elkaar, luister alleen.

 

Ronde 3

Ieder kiest een foto en toelichting van de ander uit, die voor hem/haar van betekenis is.

Schrijf op waarom die voor jou van betekenis is

En deel dit op dezelfde wijze in ronde 2.

Lees aan elkaar voor wat je geschreven hebt.

De 8einterventie gaat over maken. Materialiteit en het werk van de handen die het goede maken, het is van belang voor kunstenaars, voor makers. Hebben we nog wel weet van maken? Sennett [12]die in zijn boek De Ambachtsman het begrip ambacht en alle termen die daarbij horen, in de huidige tijd zet, wijst ons op  het verdwijnen van de tactiele ervaring, we maken immers bijna niets meer zelf met onze handen. Dit ‘verhindert het tot stand komen van een bepaald soort relationeel begrip.’[13]. Sennett is somber gestemd. Van Rosmalen nodigt aan de hand van Sennett uit om weer de werkplaats in te gaan. Beschouwen door te maken[14]is daarin een belangrijke vaardigheid. Zien hoe iets gemaakt is, nadenken over hoe de maker maakt, en tevens het eigen makerschap vormgeven door daadwerkelijk te maken.

Makerschap

Kies een werk.

 

Zie je hoe het werk gemaakt is?

 

Wat is de manier van maken?

Wat is het materiaal?

Wat zegt dit over de maker?

 

Vertel hierover aan een groepsgenoot.

 

Zet het gesprek met je groepsgenoot voort over de volgende vraag:      Waar ben jij de maker van?

Toon het, laat het horen, vertel er over.

 

Maak iets.

 

9) In het onderzoek van Van Rosmalen[15]haalt hij Weick aan, die schrijft dat er maar kleine aanwijzingen nodig zijn om tot betekenis scheppen te komen, om ergens een verhaal van te maken. Met kleine fragmenten zijn wij instaat om tot zin en betekenis te komen. Sensemaking noemt Weick dat. Is dat niet de reden dat orakelachtige kaarten of het werken met metaforen helpt om op nieuwe manieren te kijken en betekenis te geven. De negende interventie is hierop gebaseerd: nieuwe verhalen en betekenis geven op een vraag aan de hand van de objecten uit de kast.

 

Het orakel: Intervisie met kunstobjecten

 

Er zijn verschillende rollen.

Er is één persoon die een vraag inbrengt.

Er zijn zoveel kunstwerken als personen in de groep.

 

  • De inbrenger vertelt zijn verhaal en stelt zijn vraag.
  • De toehoorders laten het verhaal op zich inwerken en bedenken wat het probleem of de situatie van de inbrenger is.
  • De toehoorders kiezen individueel of in tweetallen een beeld uit de kast.
  • Elke toehoorder creëert met het gekozen beeld een verhaal ten aanzien van het vraagstuk.
  • Kies dus het perspectief van dit beeldende werk: hoe kijkt, hoort, spreekt, zwijgt, zingt, beweegt dit beeld ten opzichte van het vraagstuk. Schrijf er over.
  • Vertel of lees om de beurt voor aan de inbrenger.

 

De tiende interventie gaat over het spelen met de spullen en objecten in de kast. Kan je kleine installaties maken met die spullen, ze stapelen, ze tot elkaar positioneren op tafel, net zolang totdat je een compositie hebt gemaakt die je goedkeuring heeft. En dan horen wat anderen zien en zo nieuwe betekenis geven. Ook hier werkt het aspect van sensemaking zoals bij de vorige interventie is beschreven. Maar ook het spelen en maken is hier van belang.

 

Spelen met spullen

Kies een paar objecten uit de wunderkammer kast, waar je oog aan blijft haken. 

Je kan deze ook aanvullen met andere objecten.

 

Maak met die objecten een installatie die voor jou klopt.

Geef deze kunstopstelling/installatie een titel.

 

Afhankelijk van de tijd worden er groepjes van 2 tot 5 personen gemaakt.

Deze groepjes lopen langs de installaties.

Wijs per installatie iemand aan die de tijd en gespreksregels bijhoudt.

In totaal duurt de bespreking van een  kunstopstelling 20 minuten

  • Kijk in stilte naar de kunstopstelling waar je naar kijkt. (2 minuten)
  • De inbrenger vertelt wat hij ziet, wat het hem doet. (3 minuten)
  • De toeschouwers vertellen wat zij zien en wat het hen doet. De toeschouwers beginnen elke zin met ‘Ik zie…’ of ‘Ik merk op…’ Probeer uit de interpretatie te blijven. (7 minuten)
  • De inbrenger mag de toeschouwers bevragen over wat zij verteld hebben. (7 minuten)
  • Daarna afronden

 

Voor de laatste interventie laat ik me inspireren door het onderzoek van Annemiek Vera[16]. Zij doet onderzoek naar muzische werkvormen in haar lessen. Een daarvan is P:E:N. Een vorm gebaseerd op ‘écriture automatique’, associatief schrijven, ontwikkeld door de surrealisten. De pen is het verlengde van het lichaam en weet wat het moet schrijven, los van wat het hoofd denkt of wilt. Vera’s ervaring is dat dit werkt in haar lessen. Het geeft de studenten nieuwe informatie over het gemaakte werk. Daarbij draagt het ook bij aan het betekenisgeven.  En niet onbelangrijk door te automatisch te schrijven maak je.

 

P:E:N

Kies een werk.

Ben er mee.

Schrijf er 3 minuten over

Toon het werk aan de groep en draag de tekst voor.

 

Daarna krijgt iedereen de mogelijkheid om 1:30 minuut te schrijven over het werk of de tekst. Belangrijk is dat de PEN zijn werk doet. (‘écriture automatique’)  en er direct wordt gereageerd, zonder lang na te denken, zonder oordeel over je eigen tekst.

 

Deze teksten worden vervolgens allemaal voorgedragen.

 

Het gebruiken van de wunderkammer

Het is van belang dat trainers zich uitgenodigd voelen om de wunderkammer te gebruiken. Dat ze een training geven in deze ruimte en het als een cadeau zien om deze in te zetten. We oefenen op een professionaliseringsdag met een groepje Baak-trainers in de wunderkammer het gebruik van deze kast.

 

De trainers zitten in een kring voor de kast. Ze zijn al een ochtend aan het werk geweest met elkaar. Bart en ik komen binnen in de wunderkammer. Kort leg ik uit hoe we tot deze  kast zijn gekomen. Het ontwerp van de kast blijkt aan te slaan. Er wordt gevraagd wie hem gemaakt heeft en of hij deze kast ook voor particulieren maakt. Ik word bevestigd in het feit dat het een toegankelijke kast is.

Er zijn vragen over de kunst in de kast. Is dit kunst, vraagt een van de trainers, terwijl ze wijst op een serie beplakte opdraaibeesten. Ik realiseer me dat, wanneer je niet op een beeldende kunstopleiding werkt of komt, je geen flauw idee hebt waar de huidige beeldende kunststudent mee bezig is. Wat ze maken, welke thema’s er momenteel veel met hun kunst wordt onderzocht, waar hun onzekerheden zitten, wat ze in de wereld willen zetten.

Een diversiteit van toegankelijke en minder toegankelijke objecten lijkt me dan ook belangrijk. Niet alleen maar schurende gipsen abstracte objecten van Caz Egelie[17], die een grote verwijzing hebben naar de kunstgeschiedenis, maar ook menselijke objecten van Lizzie Joosten gemaakt van plakband.

 

We doen de eerste oefening. Kies een object en ben er 7 minuten mee. Iedereen kiest een object. Na 7 minuten vraag ik ze om een poëtische tekst te schrijven. Poëtisch? krijg ik als vraag. Ik leg uit dat ik ze uitnodig tot het schrijven van een vrije tekst. Gewoon wat in hen opkomt.

Daarna lezen we voor. Er ontstaat een intieme, persoonlijke sfeer doordat iedereen iets eigens heeft geschreven, heeft gemaakt, bij het bekeken kunstwerk.

Het gesprek daarna is enthousiast en lovend. Het werken met kunst blijkt te passen bij De Baak trainers. Totdat één van de trainers aangeeft er niets mee te hebben. Het lastig te vinden. Ik ben blij met de kritische noot. In groepen die getraind worden, zal ook iemand zitten die niet weet wat hij met deze oefening en met de kunst moet. Hoe ga je daar dan mee om. Hoe hou je het klein en hoe kies je voor die interventie die jou ook als trainer past. Dat zijn de belangrijke afwegingen om de drempel laag te houden voor trainer en deelnemers.

 

Ik laat me bekijken, bevoelen. Je mag me aanraken en ongegeneerd iets van me vinden. Om me lachen, zo hard als je zelf wil.

Omdat ik het maar ben…

Want je hoeft niks van mij en ik niets van jou.

Als je weer weg bent , ben ik nog precies wie ik was. Ik  kan prima zonder jou. Ik ben je vergeten zodra je hier weg bent. Wat? Ik ben je nu al kwijt..

Maar jij vergeet mij niet zo snel. Ik blijf bij je, of je nu wil of niet. Ik verschijn misschien vannacht wel aan je, pas maar op!

HaHaha….! Had je niet gedacht hè?[18]

 

 

 

 

[1]https://www.musework.nl/image/2017/3/23/verzamelen_carolien_oostveen.pdf

[2]De letterlijke betekenis van de term ‘Wunderkammer” is volgens de Vlaamse auteur Thijs Demeulemeester, die het boek Wunderkammer (2017) samenstelde: “een wonderlijke kamer die verwondering uitlokt”. Hij onderscheidt vier categorieën voorwerpen die in de Wunderkammer te vinden zijn. Naturalia, ofwel alles wat afkomstig is uit de natuur, van stenen tot mossen tot koraal. Scientifica: dat zijn instrumenten die in de wetenschap gebruikt worden. De zogenaamde Preciosa wat staat voor de mens gemaakte kunst en de Exotica. Dat zijn de rariteiten uit verre landen. “Voor iedere categorie geldt: hoe zeldzamer, hoe begeerlijker”.

 [3]www.adventuresincompany.nl

[4]https://michielvandijk.nl

[5]zie voetnoot 2

[6]Rosmalen, B. van, (2016) Muzische Professionalisering, Utrecht: uitgeverij IJzer, p.84

[7]Trouw 8 april 2017: Kunst hoort bij ons als de liefde.Tiffany Jenkins

[8]Trouw 8 april 2017: Kunst hoort bij ons als de liefde. Tiffany Jenkins

[9]uit: T. Groenendijk (2016), I can see a woman crying (Weeping Woman) in Blad, Jaarboek lectoraat Kunst en Professionalisering, HKU

[10]uit: T. Groenendijk (2016), I can see a woman crying (Weeping Woman) in Blad, Jaarboek lectoraat Kunst en Professionalisering, HKU p.25

[11]Een voorbeeld van haar beschrijving in Oog voor Detail: https://www.volkskrant.nl/cultuur-media/deugdzame-vrouwen-baren-eerst-een-kikker-dan-een-kind~bdcf93be/

 [12]Sennett R. (2008) De Ambachtsman, de mens als maker, Amsterdam: Meulenhoff

[13]Rosmalen, B. van, (2016) Muzische Professionalisering, Utrecht: uitgeverij IJzer, p.120

[14]Rosmalen, B. van, (2016) Muzische Professionalisering, Utrecht: uitgeverij IJzer, p.131

[15]Rosmalen, B. van, (2016) Muzische Professionalisering, Utrecht: uitgeverij IJzer, p.146/147

[16]https://www.musework.nl/image/2017/3/23/gevleugeld_raken_annemiek_vera.pdf

[17]http://cazegelie.com/caz-egelie--rutetintrooth.html

[18]Martin Groenhuis nav werken met de wunderkammerkast

 

Reacties