K&W november 2015

Op 12 november 2015 vond in het conservatorium de eerste editie van “K&W" plaats. Te gast waren basgitarist Bart Soeters, barok-violist Tomasz Pluza en Bart van Rosmalen. Het werd een inspirerende sessie waar heel concreet van bronnen naar spelen gewerkt werd, waar het van “learning” naar “making” ging - op basis van uiteenlopende bronnen.

DEEL I - DE BRONNEN

Net zoals in de voorbereidende sessie in juli 2015 werd aan de deelnemers van te voren gevraagd om iets mee te brengen: een bron die je inspireert en waar je telkens weer toe terugkeert. Dat mocht één, maar ook meerdere objecten zijn.

Daarnaast werden de volgende vragen ter voorbereiding gesteld:

  • In hoeverre zou je (delen van) je eigen praktijk onderzoekend of onderzoek noemen? Welke methodologie, strategie, methode, speelt in je werk een grote rol? En hoe uit zich dat, hoe ga je in je praktijk wel of niet onderzoekend te werk?
  • Hoe kun je dat met de anderen voelbaar maken, ons een opdracht geven om iets te doen, ons deelgenoot te laten maken van je praktijk en onderzoek?

 

Eerste bron: Man on Wire (Bart Soeters)

De eerste bron werd ingebracht door Bart Soeters. Hij had recentelijk de documentaire Man on Wire (2008) teruggezien van een act in de 70er jaren, die een korte tijd geleden de inspiratie was voor de film The Walk (2015). Na dat de Twin Towers waren voltooid heeft Philippe Petit het 1974 gepresteerd om een touw tussen de twee torens te spannen en driekwartier tussen die twee op het touw te lopen. 

 philippe-petit-1974.jpg

Link naar de documentaire op YouTube:

 

https://www.youtube.com/watch?v=9XRlWl8ZmAE

 

Bart had deze documentaire gezien waarin de maker terugkijkt op deze “monumentale twintigste eeuwse stunt”. Bart herinnert zich hoe Petit beschrijft: “Dit moet ik gaan doen.” Petit had toen destijds het ontwerp van de torens op de voorpagina van de New York Times gezien. Zijn primaire reactie was: “Er moet een touw tussen”. Vanaf dat moment was hij gaan oefenen: eerst met een touw in het park; daarna tussen de twee pijlers van de Notre Dames. Stappen van voorbereiding voor het plan, het obsessieve, en vooral noodzakelijke om tot die daad te komen. Fascinerend voor Bart is hier vooral het betekenisvolle van al die voorbereidingen zelf, vergeleken met het betekenisloze daarbuiten.  

Het project, de urgentie om het project te volbrengen en de houding van Philippe Petit staat voor Bart als symbool voor artisticiteit: "Je creëert binnen een bestaande werkelijkheid een perspectief dat zo richtinggevend wordt dat je niet anders kan doen dan daarnaar te handelen. Het absolute en nutteloze is iets waar je de buitenwereld mee confronteert"; o.a. omdat je zelf het soms ook moeilijk kunt inzien waarom het nou zo noodzakelijk is of was. “Een daad die nutteloos is en tegelijkertijd ongelofelijk obsessief moet worden doorgevoerd, om hem überhaupt ook daadwerkelijk tot uitvoering te kunnen brengen.” Een extreem voorbeeld van een artistieke daad en artistiek proces.

Wat ook raakt is de notie van voorstellingsvermogen dat men nodig heeft om iets nieuws te creëren. Een nieuw beeld zien, in dit geval het beeld van een lijn tussen de twee torens, maar zelfs de torens waren er op dat moment nog niet. Petit werkte destijds met een klein team aan de voorbereidingen.. Tot het laatste moment waren er een aantal onzekerheden, zoals vragen naar de grip op het touw en of het mogelijk is om in de wind stand te houden. Voortdurend moesten op handelingsniveau radicale keuzes genomen worden, aan dat ene beeld van het touw tussen de torens verbonden.

Tomasz is vooral geraakt door het psychologische aspect: de drive die iemand heeft, de drive die in de mens kan zitten, waardoor je weet: “Ik wil/moet dit doen.”

Bij Bart van Rosmalen komt het begrip “op de grens van je verbeelding” op, de extreme grens is waar het project zich afspeelde. 

Bart Soeters denkt ook aan een aantal relaties met ons vak als musici: over het imaginaire en het concreet-ambachtelijke, dat daar zo kenmerkend aan is. Klankvoorstellingsvermogen, verlangen om tot klank en betekenis te komen, vingerzettingen; dat zit er voor Bart heel erg in. Fysiek-tactiele noodzaak en de exactheid om tot iets te komen wat beleefd wordt en in de beleving betekenis krijgt.

Een referentie die hierbij nog ter sprake komt is het bekende gedicht van Ramsey Nasr “Uit nutteloze noodzaak”, als reactie op de subsidie-kortingen van de overheid. Dit beeld zit in dit project ook in, de nutteloze vraag van het waarom. En de antwoord op deze vraag is het nutteloos noodzakelijke.

 

link naar het gedicht op de website van de Koninklijke Bibliotheek: 

https://www.kb.nl/themas/nederlandse-poezie/dichter-des-vaderlands/ramsey-nasr/12-uit-nutteloze-noodzaak)

 

In dit opzicht is het een ontroerend detail, dat op het moment dat de daad gedaan was, het ook “niet meer hoefde”. Petit heeft ook nooit iets meer in deze richting gedaan. De mensen van het project zien elkaar niet meer, Petit is met zijn vrouw, die hij tijdens dat project heeft leren kennen, niet meer samen. Iedereen in het team, de “clan”, is vervolgens weer zijn eigen weg gegaan.

 

 

Tweede bron: Boek over Arvo Pärt (Tomasz)

De tweede bron werd meegebracht door Tomasz, een boek over de muziek en het werk van Arvo Pärt. Tomasz heeft Pärt bijna toevallig leren kennen, ondanks de bekendheid van de componist: door te browsen via YouTube op het internet: ”and suddenly one piece popped up, and that was Spiegel im Spiegel"

 

Link naar een versie op YouTube, gespeelt van Jürgen Kruse (piano) en Benjamin Hudson (altviool):

https://www.youtube.com/watch?v=TJ6Mzvh3XCc

 

“This music drew my attention, so I went on to the next piece, and the next one, and every piece really had something.” Dit is wat Tomasz in het geval van Arvo Pärt enorm intrigeerde: soms ontdek je een maker of componist, luister je naar zijn of haar muziek en begin je te zoeken. Vaak komt het voor dat één stuk super is, maar er geen behoefte is aan meer of andere stukken. Bij Pärt bleef Tomasz luisteren, wilde meer luisteren, meer weten. Dit bracht hem tot het lezen van het boek van Andrew Shenton: ”I felt this music needed a bit of preparation. I decided to find out more. Also the fact that he is a living composer."

Tomasz’ fascinatie ligt in de barokmuziek, en niet zo zeer in de moderne 20e en 21e Eeuwse muziek. Niet zijn ding. ”So I was looking for a living composer who really will convince me.” Tomasz is zeer blij om bij Arvo Pärt iemand gevonden te hebben die leeft én die hem weet helemaal te fascineren!

"Pärt started composing in the Avant Garde style, but he discovered that this was not his language, not what he wanted to say. So he withdrew from composing, 8 years in silence and thinking. Listening a lot of Gregorian chant, lot of renaissance polyphony and music from the middle ages.” Er bestaat volgens Tomasz een zekere connectie tussen de muziek van Arvo Pärt en zijn invloeden uit de oude en middeleeuwse muziek. Wat hem raakt is dat muziek niet alleen als compositie gedacht en beschouwd wordt, maar veel breder: als een manier van denken, van naar het leven te kijken, als filosofie.

Bij de studie van Pärt’s muziek speelt het lezen, van dit boek in het bijzonder, een grote rol: "Only by listening to this music I could not know all these things. The book is also written by different persons who were interviewing him, persons who knew him personally. They really touched the ground. And because of this book I also do listen differently to his music […]. The intuitive part is covered by explanation. I use the book to get closer to his music, to understand why. It really changed my whole thinking about music in general actually; about 20th century composers, about the avant garde. Pärt really made me think about music in general. About sound, music, space. About composing and the why of composing."

Een interessante en toevallig bijkomstigheid is dat Bart Soeters op dit moment werkt aan de productie van een CD van het Cello Octet Amsterdam, die muziek van Pärt gaat uitvoeren, die exclusief voor hen geschreven wordt. Ze zullen elkaar in december ontmoeten. Zij experimenteren op het moment met ”pure intonation” om dichter bij het geluid van Pärt te komen. Een radicale versie van puurheid in deze muziek. 

Wat Tomasz toevoegt is dat Pärt als componist ook niet in de klassieke zin zegt hoe de muziek gespeeld moet worden of wat de muziek moet zeggen. Hij ziet de muziek ook als een aanbod en zegt dat het ”up to you” is wat men in de muziek ontdekt. Hier voegt Bart toe dat Pärt’s vrouw er altijd bij de repetities is, ”and she does all the talking”. Pärt is namelijk eigenlijk heel precies over lengte, frasering, etc. Zij geeft hierover veel input.

Bart van Rosmalen geraakt door de zoektocht van Tomasz om eigentijdse muziek te vinden die iets met hem doet. De ”struggle” om iets te vinden, om uiteindelijk bij deze componist en dit stuk uit te komen. En hoe dit dus veel geopend heeft voor Tomasz, veel ideeën over muziek en ruimte, etc. Falk onder de indruk door de ”nutteloze noodzaak” in relatie tot Bart Soeters’ verhaal: Tomasz zou ook bij ”zijn” barokmuziek kunnen blijven omdat eigentijdse complexe muziek niets voor hem betekent - maar hij blijft zoeken. 

Tot nu toe heeft Tomasz de muziek nog niet uitgevoerd, maar hij denkt erover na. Spiegel im Spiegel zou mogelijk zijn, de grotere stukken hebben een langere voorbereiding en organisatie nodig.

 

 

Derde bron: Oefenboek van Bart van Rosmalen.

Op het moment houdt het thema Oefenen Bart heel erg bezig. Hij was op een seminar van het Innovative Conservatoire (ICON), dat over Practicing ging. Vanuit zijn biografie is Bart klassiek opgeleid, heeft daarna in het theater gewerkt en is toen improviserend cellist geworden. Met oefenen heeft hij altijd een haat-liefde verhouding gehad - hij doet het wel, maar houdt het op een afstand. Hij herinnert zich dat hij in de sessie bij ICON allerlei voorstellen over practicing deed - voor houding, ademhaling, meditatie - maar eigenlijk niets over de cello zélf, zijn eigen instrument. En toen dacht hij: Waarom niet? Heb het eens een keer over de cello!

Bart heeft het oefenen op het cello altijd wat stiefmoederlijk behandeld. “En toen dacht ik ineens, dat vind ik stom, ik moet eigenlijk iets doen waardoor dat weer een nieuw impuls krijgt. Maar dan op mijn manier, dat ik niet zomaar volg wat het is, en toen kreeg ik ineens het idee, om mijn gewoontes te doorbreken, een practicing-boekje maken. Voor dat ik begin met oefenen, ga ik eerst een tekening maken. Om even uit mijn normale doe-dit-doe-dat te gaan."

Hij begint dus te tekenen, en zet dan het boek met de tekening op een lessenaar en speelt vanuit die tekening een improvisatie. Daarbij gaat het eigenlijk niet om de tekening zelf, maar om wat die weer in het spelen oproept. Het is een soort spelen op het papier. Belangrijk is dat het tijd kost. Het is heel tactiel, tot aan het bewerken van de kleuren met de vingers. Vervolgens observeerde Bart dat bij het oefenen er hele andere dingen dan anders gebeuren: “Dus ik ontdek, eigenlijk in nu drie dagen tijd, dingen die ik nog nooit ontdek heb. Omdat ik gewoon op een andere manier zit, en ik hoef niet per se iets te bereiken, want ik ben al hier. Deze ruimte heb ik voor mijzelf al gemaakt." 

Het nodigt een zekere subtiliteit en aandacht voor klankkleur uit, vergelijkbaar met het bewerken van de witte kleur op de tekening. De bewerking van de kleuren en van het papier werken door tot het spelen op het instrument. “Een hele leuke interventie in hoe ik dingen doe.” Het werkt tegen de gewoonte. Het tekenen zelf is heel vrij en kent weinig afspraken. “De enige interventie is dat ik het doe, en dan vervolgens zie wat er gebeurt.” Het gaat heel erg over openstellen.

Het tekenen wordt bij deze werkvorm vertaald naar een quasi-muzikale aanwijzing, waardoor het helemaal voorbijgaat aan alle gewoontes die het muzikale studeren in het algemeen kent. In die zin een mooie methodiek voor het oefenen, zonder dat er traditionele muziek-notatie aan te pas komt. Ook ontstaat er een ander bewustzijn ook over traditionele muzikale parameters zoals toonhoogte. “Daar was ik me natuurlijk wel bewust van, mijn hele leven al. Maar ineens krijgt het een nieuwe orde, en kan ik er zelf ook langer over doen. Ik kap mijn gewoontes weg."

 

 

Vierde bron: The Good Research Guide (Falk Hübner)

Falk heeft dit boek meegebracht naar aanleiding van dat hij niet alleen in Utrecht studenten in hun onderzoek begeleid, maar ook bij ArtEZ in Zwolle. Daar is dit boek aangeschaft voor het master-onderzoek. Vanuit de coördinator kwam de opdracht dat de lessen ook in de geest van dit boek, een boek over onderzoeksmethodologie, gedaan worden. 

Falk had dit boek vervolgens aangeschaft. Het is een heel plezierig boek om te lezen, vooral omdat het verfrissend weinig “eigen” visie meebrengt. De meeste boeken die tegenwoordig over onderzoek in het HBO te lezen zijn brengen nog steeds een verschil tussen kwalitatief en kwantitatief onderzoek aan, met een vaak hiërarchisch begrip - kwantitatief staat boven andere, minder “objectieve” methodologiën van onderzoek. De auteur Martyn Denscombe is een sociale wetenschapper. Zijn boek gaat niet zo zeer over voorbereiding of afwerking van een onderzoek (dus niet over een hele onderzoekscyclus), maar meer specifiek over methodes: sampling, case studies, experimenten, etc. Alles is toegankelijk toegelicht, het is helder uitgelegd hoe de data gepresenteerd kunnen worden, research ethics worden uitvoerig besproken, etc. 

Het boek geeft zelf geen bepaalde uitgesproken visie mee over hoe eigenlijk precies onderzoek gedaan moet worden. Natuurlijk wijst de auteur op een aantal plekken op een zuiver en zorgvuldig ontwerp, het is geen “alles kan” mentaliteit. Maar zolang men zuiver en verantwoord werkt, is in principe iedere methode of methodologie goed. Natuurlijk worden de methodes in het boek op een degelijke manier besproken. De auteur wijst dus wel op het belang van zuiver, grondig en verantwoord werken.

Bij Bart Soeters roept dit een zekere vrolijkheid op: Een uitnodiging om visieloos en vooral bevragend door te gaan naar de volgende stap! Het “good” in de titel van het boek wordt in die zin door de groep vooral vriendelijk opgevat.

 

 

Vijfde bron: Mijn roofvogels / My birds of prey (Bart Soeters)

Als laatste bron wordt nog het door Bart Soeters meegebrachte boek Mijn Roofvogels van Rob Bijlsma besproken. Bijlsma is een auteur die zich helemaal in de wereld van de roofvogels begeven heeft, daarin als het ware geleefd heeft, tot het punt van bijna totale afwezigheid in de mensenwereld. Hier heeft hij ongelofelijk veel kennis over roofvogels opgebouwd, wat hem in staat stelt op fascinerende verbanden op het allerhoogste niveau te leggen, bijv. tussen globale gebeurtenissen zoals grote bijenbewegingen, in relatie tot de effecten in de wereld van roofvogels.

In het gesprek over het boek en de andere bron van Bart Soeters komen we op een hele mooie manier over twee archetypen van gedrag en persoonlijkheid staan: de acrobaat en de verzamelaar. De acrobaat staat in directe samenhang met Philippe Petit, en de verzamelaar met de roofvogels. Vanwege de tijd moeten we verder, maar zijn met elkaar eens hier nog een andere keer over door te denken en door te werken.

 

 

DEEL II - DE PRAKTIJKEN

De hoofdrol in de meegebrachte praktijken speelt in deze sessie een onderzoek waar Bart Soeters zich op dit moment mee bezig houdt: een onderzoek naar (kaart-)projectie en cartografie in verband met muziektheorie. Als men kaarten van de wereld bekijkt, valt op dat ze vaak net iets anders dan de ruimtelijke vorm, ze geven een vervormd beeld, omdat je een driedimensionaal beeld op een plat vlak probeert af te beelden. Bart laat ons het resultaat van een Google-search naar “kaartprojectie” zien:

Iedere projectie laat weer een andere mogelijkheid zien van hoe de driedimensionale oppervlakte van de aarde vertaald kan worden naar een plat vlak. Daarbij is het essentieel dat iedere projectie een bepaald aspect goed weergeeft, en een ander aspect per definitie “fout”. 

Vanuit dit idee denkt Bart over muziek en muziektheorie na. Zo is een partituur bijvoorbeeld een projectie (en vertaling) van een specifieke klankvoorstelling. Daarbij geeft een traditionele partituur toonhoogtes, ritmes en instrumentatie bijzonder goed aan, ruimtelijke verdeling van klank en timbre minder goed of niet (een partituur van een Beethoven-symfonie geeft geen links-rechts klankbeeld van het orkest weer bijv.).

Bart haalt het volgende voorbeeld als een interessante visualisatie en dus projectie van polyritmiek aan:

https://www.youtube.com/watch?v=Tp7frPzr_rg

 

Prints van MIDI-noten zijn een andere variatie:

https://www.youtube.com/watch?v=02tkp6eeh40

 

Elke van deze “muzikale projecties” laat een bepaald aspect van de muziek goed zien, en laat andere aspecten achterwege, net zoals de projecties van landkaarten. Bart’s onderzoek gaat over hoe deze projecties van waarde kunnen zijn voor muziektheorie, of de lessen muziektheorie op het conservatorium. Door middel van projectie kunnen ook muziekstukken op een specifieke manier geanalyseerd worden en bepaalde aspecten van muziek duidelijk en zichtbaar gemaakt worden, die alleen door de notentekst soms moeilijk te zien zijn, of minder vanzelfsprekend.

Met studenten werkt Bart op het moment vaak als volgt: Er wordt eerst gekozen voor een bepaald soort projectie van een stuk muziek. Deze projectie wordt “uitgeprobeerd”, bekeken of gebruikt. Vraag van Bart is dan telkens: “Waarom zou dat van waarde kunnen zijn?” Je hoort een stuk vanuit een bepaald perspectief. Bart geeft ook aan zijn studenten opdrachten om een projectie zelf te bedenken die iets bepaalds heel exact uitbeeld, en die moeten die studenten dan bijv. ook performatief doen, zo exact mogelijk. Belangrijk is dat studenten een heldere keuze maken welke aspecten van de muziek ze door middel van een bepaalde projectie willen laten zien, en op basis daarvan hun keuzes voor de uitvoering en ontwerp van een projectie maken. 

Bart van Rosmalen reageerde op dit gedeelte van Bart met een praktisch idee en een vorm: Er wordt een kort stuk door twee mensen geïmproviseerd, het “origineel”. Een tweede tweetal speelt dit stuk nog een keer, voert het nog een keer uit. Ze spelen als het ware een projectie van dat eerdere stuk. Daarbij kan het ook een interpretatie van het gespeelde zijn, een bepaald aspect uitlichten. Een mooie werkvorm die richting het einde van de sessie het speelse herintroduceert.

Vervolgens sluiten we de sessie af met een gezamenlijke improvisatie in de geest van Arvo Pärt:

 

Reacties