Verhaal maken

Wanneer je aan een onderzoek begint is het vaak een hele kunst om de vinger te leggen op wat je wilt onderzoeken en vooral op hoe je de onderzoeksvraag formuleert. Deze werkingsvorm is geschikt om deelnemers het waarom van ‘het verhaal’ achter hun onderzoek naar boven te halen.

Aanwijzingen   

Vooraf krijgen de deelnemers een mail of brief:
‘Neem een aantal (3-5) bronnen (boeken, citaten, voorwerpen) mee die je inspireren of die je om welke reden dan ook interessant of grappig vindt. Schrijf je onderzoeksvraag op een leeg vel en neem dit mee naar de bijeenkomst.’

Bij de start van bijeenkomst geeft iedereen zijn vel met daarop de onderzoeksvraag een eigen plek in de ruimte. Het vel mag opgeplakt op de deur, liggend op de grond, zolang de onderzoeksvraag maar zichtbaar en leesbaar is voor de andere deelnemers. De meegebrachte bronnen worden op twee lange tafels gelegd die langs de kant staan, of op de grond. Bij elke vraag worden twee A4 papieren neergelegd. 

  1. Deelnemers starten bij hun eigen onderzoeksvraag en lopen op het signaal van de begeleider naar een onderzoeksvraag van een ander. Deze lezen ze en laten ze op zich in werken.
  2. Na het lezen van de vraag lopen de deelnemers naar de tafel met bronnen en kiezen er één uit die hem iets vertelt en/of hij bij de gelezen vraag vindt passen. De deelnemer legt of zet deze bron bij de vraag neer.
  3. De deelnemer schrijft een korte toelichting bij de gekozen bron. Wat vertelt deze je in relatie tot de onderzoeksvraag? Waarom heb je deze bron gekozen?
  4. Vervolgens worden voorgaande stappen een aantal keren herhaald (3 of 4 keer) zodat er een divers beeld rondom de onderzoeksvraag ontstaat. Belangrijk bij het wisselen van de ene naar de onderzoeksvraag is dat de deelnemers tegelijk lopen en samen goed in de gaten houden dat iedereen een voor hem nieuwe vraag bekijkt. Deelnemers hoeven de toelichting van hun voorgangers bij dezelfde vraag niet door te lezen voordat ze een voorwerp kiezen.
  5. Na de laatste bron te hebben toegevoegd aan andermans verhaal keren de deelnemers terug bij de eigen onderzoeksvraag: ze bekijken de bronnen, het totaalbeeld en lezen de toelichtingen. Elke deelnemer reageert met een associatief schrijven (5 minuten) op het beeld en de bronnen die hij heeft ontvangen. Wat vertelt dit beeld je over jouw onderzoek en onderzoeksvraag?
  6. De groep loopt langs de beelden. Bij elk beeld draagt degene over wiens vraag het beeld gaat zijn reactie voor aan de groep.
  7. Kort nagesprek.

Werking
Deze vorm zorgt ervoor dat deelnemers uit hun woordenweb en formuleringen rondom hun onderzoeksvraag stappen en hun eigen onderzoek overstijgen. Daardoor ontstaat er ruimte voor verdieping. Deelnemers kunnen na afloop duidelijker formuleren waar hun onderzoek voor hen echt over gaat.

Duur                                                    Groepsgrootte                               Benodigdheden
60 minuten;                                           minimaal: 10                              - Bronnen van deelnemers
10 minuten bronnen plaatsen;                   maximaal: 10                             - Papier en schrijfgerei
5 minuten schrijven;
40 minuten bespreken;
5 minuten nagesprek