duiding

  • ik schrijf zoals het bij me binnenkomt-

Duiding, dat is eigenlijk het woord dat als eerste bij me opkomt als ik aan die bijzondere tafelopstellingen denk. Wat doen we met duiding als we zowel systemisch als artistiek/muzisch/theatraal werken. Op de tafel ontstaan beelden. Het zijn verticale schilderijen met een rand. De objecten precies gesitueerd. De compositie klopt voor de maker. De kleuren kloppen, de diepte, de schaduw, het licht. Kleine installaties.

Het publiek durft nauwelijks de objecten te verschuiven, voelt wel neiging, vraagt met respect. Ik merk dat ik last krijg van het feit dat we met zijn allen meer doen met het werk dan de maker vraagt. We geven objecten betekenis, we zoeken naar iets, naar wat en ten dienste van wat ?

Misschien klopt deze aanname niet. Maar ik ervaar het als met zijn allen naar een werk in een museum kijken en dan er van alles vinden. Meer dan de maker er ooit bij had kunnen bedenken, projecties misschien?

Kunnen we niet gewoon kijken, misschien wat stiller worden, kijken hoe het raakt. Het werk van de maker laten.

Dat roept wel een vraag bij me op: welke vragen stel je dan wel als je er vragen bij wil stellen? Desiree stelde vragen aan Anouk over haar ervaring van haar eigen tafelinstallatie (in systemisch werk spreken we over constellatie- toch eens uitzoeken het precieze betekenis- verschil). Ze vertelde achteraf dat ze daar rustig van werd, dat het prettige vragen waren.

Ik kan ze niet meer precies vertellen: ze gingen over het moment, over Anouk, over het experiment.

Terwijl ik het schrijf bedenk ik dat in onze eerste sessie we reageerden op het schilderij van Annemiek. Een eigen reactie, resonance of weerklank zou Bart zeggen, een eigen verhaal maken in een eigen werk.

Misschien dat als we een eigen installatie hadden gemaakt, naast de opstelling die op tafel stond, ik meer rust ervaren had. Dan was het meer naast elkaar komen te staan, meer opbouwend in maken ipv in duiden wat er is.

Mooi was het moment dat Peter opeens zag dat de totale opstelling: met zijn allen om een tafel, wit tafelkleed, spullen er op, licht er op, dat we in een schilderij stonden. De anatomische les van Rembrandt. Anders kijken, preciezer kijken...

De vier bewegingsvragen zoals door Stam beschreven zijn vragen die ik na deze Maitland late veel mee neem. Ik kan goed voelen in welke beweging ik ben. Doe ik wat ik wil? Doe ik wat het systeem? Doe ik groter dan het systeem? Doe ik vrij?- zo heb ik ze kort gemaakt. Het bijzondere is ik deze vier vragen heel goed kan voelen, in welke beweging ik zit, waar ik op aangehaakt ben.

Van rebelsheid en lekker voor mezelf, zonder contact, naar een dans met vijf, ik gekooid in de armen van Annemiek, lastig om aan te nemen, waarom is zij daar? Of wat doe zij daar? Ruggesteun- de soeplesse voedend van een stijve rug. De derde geeft direct een vallende beweging naar de grond. Waar ben ik, wie ben ik? Er komen beelden bij het gezang van bart: in een cathedraal, onder de grond, begraven, totdat Anouk bij mij komt en ik Yin-Yang figuur ervaar. Volkomen rustig. Welk systeem is dit? Welk verhaal vertellen we hier?

De laatste is vrij: zin in tekenen. Heb me meer vrijheid gegeven dan de omstandigheden toelaten: ik zou op de grond willen tekenen, want er is te weinig papier, te klein papier. In al mijn vrijheid ervaar ik frustratie. Ik realiseer me dat ik te veel wilde.

Soms raak ik in opstand over wat we aan het doen zijn: is het een geloof? En tot waar geloof ik dan? De stelligheid over de waarheid van systemen, over het doorgeefluik zijn, over komt het van buiten, komt het van binnen, over geleid worden, over wanneer ik ik ben of toch niet, over dansen en gedanst worden.

 

 

 

Reacties