Kapot leuk

Vandaag bezoeken we theatergroep Boink in theater Zimihc. De jongens kruipen meteen op de achterste rij van de tribune weg in het donker. Of ze even wat verder naar voren willen komen zitten? Ja hoor, natuurlijk. Het clubje dendert de tribune weer af naar beneden. We wachten nog op twee leerlingen die de bus hebben gemist en praten over wat de atelierbezoeken tot nog toe hebben opgeleverd. Wat kun je er zelf mee doen? Wat kun je er mee doen straks als sociaal werker? ‘Je moet jezelf kennen om een ander te kunnen helpen’ en ‘Je kunt ook creatieve dingen doen met cliënten’. Joshua heeft een ‘breekjaar’ gedaan en herkent veel van wat we doen uit dat jaar. Hij heeft dat jaar zichzelf leren kennen door allerlei creatieve opdrachten. Hij vindt dat belangrijk: weten wie je echt bent. Unaniem zijn ze het er over eens dat er vooral niet te veel gepraat moet worden tijdens de bezoeken. Doen is ‘kapot leuk’. En luisteren ‘dodelijk saai’. We hebben het ook over de kunstenaars die aanwezig waren bij de vorige atelierbezoeken. ‘De dans van Angelina de vorige keer was wel heel raar en heel anders dan ik had verwacht, maar toen ze het ging uitleggen, snapte ik het wel’. We praten over verwachtingen en of het fijner is te krijgen of te zien wat je al verwacht en kent of dat verrast worden leuker is, ook al is het dan niet je smaak. Als ik vraag wat zij zelf aan wensen hebben, blijft het stil. ‘Hoezo? Wensen? Wat bedoel je?’ Ik ben verbaasd. Ik leg uit dat het goed is dat ze zelf ook nadenken over wat ze zouden willen.

Claudia en Margot van theater Boink hebben de hint begrepen. Niet te veel praten, maar doen. We gaan meteen de vloer op. Concentratie. Reageren op commando’s: loop, stop, spring, dans,.. En dan draait Claudia de commando’s om. Als ze zegt ‘loop’, moeten we stoppen, als ze zegt ‘stop’, moeten we lopen, etc. We moeten de ruimte echt zien, wijzen en benoemen wat we zien en daar vervolgens hele andere woorden aan geven. Dan associëren we in een kring op elkaars woorden. Claudia benadrukt dat theater gaat over vrij kunnen associëren en niet over te veel nadenken.

Annemiek Vera komt binnen. Zij is vandaag onze kunstenaar in de hoek. Vellen papier, opschrijfboekje, materiaal. Ze installeert zich voor de tribune.

De volgende stap op de vloer is intussen vrij associëren bij de meegebrachte voorwerpen. Een verhaal verzinnen bij het voorwerp van een ander alsof het van jou is. Elze neemt de vloer. Ze neemt de ruimte. Ze verzint een heftig verhaal over een moeder die haar kind verloren is en de tandjes van haar kind in een doosje bewaart. Ze wil zelfs wel even een liedje zingen voor ons. Ze gaat staan, haar telefoon met de tekst in de hand en zingt een zelfgemaakt nummer. Het stille verveelde meisje Elze bloeit helemaal op. In de pauze zegt ze tegen Claudia en Margot: ‘Maak ik een beetje indruk? Ik wil heel graag bij jullie in een voorstelling spelen’. Dan vertelt ze aan mij dat ze er genoeg van heeft dat ze anders is. Dat ze vroeger gepest is. Ze vraagt of ik haar wel normaal vind? Ondertussen trekt Joshua zijn T-shirt uit. ‘Wat heb jij daar voor litteken?’ vraagt iemand. ‘O, daar zat een tumor’, antwoordt Joshua nonchalant. ‘Shit man’. ‘Ja, hij was kwaadaardig, maar nu is hij weg hoor’.

Ik kijk naar hoe de groep de deur uit loopt. Wat hebben zij allemaal meegemaakt? Wat houdt hen werkelijk bezig? Waar worden zij door geraakt? En hoe kun je hen echt ontmoeten? Hoe kun je bij hen een vuur wakker maken?

Na de pauze scharrelen ze in groepjes weer naar binnen. Zakken chips, koekjes, snoep. Veel tijd om alle zakken leeg te eten, is er niet. We gaan de vloer weer op. Er worden in duo’s kleine scènes geïmproviseerd. De één voelt zich meer thuis op de spelvloer dan de ander. Theater maakt dat zo zichtbaar. Niemand kan zich verstoppen. Al probeert Jaspreet zich zo snel mogelijk van de vloer af te improviseren. ‘De deur is dicht’, roept ze en mimet dat ze de deur op slot doet, zodat haar medespeler buitengesloten wordt. Einde scène bedoelt ze daarmee. Daarna worden de scènes nog eens gespeeld vanuit een andere emotie. De groep op de tribune mag meedenken. ‘Bitchie’, wordt er iedere ronde weer geroepen als Claudia naar een emotie vraagt. Maar dat vindt Claudia geen emotie.

Annemiek legt haar tekening op de vloer. We vragen de groep om er omheen te gaan staan en een kleine monoloog te schrijven bij het portret. Wie is deze persoon? Hoe heet hij of zij? Wat is zijn/haar geheim? De verhalen lezen we aan elkaar voor. Het portret krijgt steeds een ander leven. Van Utrechtse kabouter die overal in de stad woont, tot een heks die in de kosmos leeft. Daarna krijgt Annemiek het woord. Ook zij heeft geschreven. De groep luistert. ‘Mooi’, mompelt iemand. Of er nog vragen zijn aan Annemiek? Het blijft stil. Dan vraagt Roos: ‘Hoeveel kost zo’n schilderij eigenlijk?’

De middag vliegt voorbij. Er is gespeeld. Er is gelachen. Ongemakkelijk en met plezier. Er is in ieder geval veel gedaan. Maar wat blijft er achter in die hoofden? Wat nemen ze werkelijk mee? Naar huis, naar hun studie? Of is het genoeg als het gewoon ‘kapot leuk’ was?

 

 

 

Reacties