Ze verdween nooit helemaal

De stilte in jezelf. De stilte tussen mensen. De stilte in de woorden. Vanuit drie invalshoeken gingen we de avond in. Ruud, Sacha, Bart, Annelies en ik.

Ik wenste me een avond waarin de stilte een lichaam kon zijn. Een lichaam dat kon en mocht bewegen. Dat mocht ademen en vertellen. Mijn wens kwam uit. De stilte werd een lichaam. Soms klein en kwetsbaar als een klein dier; een meikever danste met een sprinkhaan en vond zijn geluk (Sacha las voor uit Toon Tellegen). Soms reusachtig groot en overdonderend als de naderende dood (Ruud en ik lazen samen 'Verroeren' van Samuel Beckett). Ze was er met humor; in het vrije spel van ons allemaal tussen de stoelen van het Maitlandtheater, in een huppelpasje van Ruud, in de neushoorn die een stevig bed zocht om in te springen, in de lach van Annelies en de poging van Bart aan het einde van de avond om er een geheel van te maken, terwijl Ruud liever vooruit bleef kijken, door bleef zoeken, in plaats van terug te kijken naar wat er was gevonden. En ze was ingetogen, serieus; als de strijken van de cello, het krassen van een stift op papier, als handen die een kaart omdraaiden. Ze groeide met de slagen van een klankschaal en ze verdween uiterst langzaam aan het einde van de avond, toen we weer huiswaarts keerden. Maar nooit helemaal. Ze verdween nooit helemaal. En ze is er nog. Tussen deze woorden. En in de woorden zelf. 

Dankjewel Ruud, Sacha, Bart en Annelies.

Reacties