Educating circles

Wat brengt de straat het instituut?

Urban dansers staan in een kring en bewegen op muziek die lekker hard staat. Alles gaat als vanzelf. Een voor een stappen de dansers naar het midden om hun ‘move’ te doen. Er is geen vaste volgorde. Elke danser stapt naar voren als zijn of haar moment daar is. Dat moment duurt maar even: van een seconde of tien tot maximaal een halve minuut. Daarna komt de volgende. De kring moedigt aan, reageert instemmend en klapt soms mee. Er gaat ‘support’ van uit. De energie van de ‘moves’ die worden gedaan en de respons vanuit de kring werken aanstekelijk. Het geheel breidt steeds verder uit. Van het een komt het ander ...

Kan de cirkel van de Urban Dance het kunstvakonderwijs inspireren?

Dit artikel is een bewerking van het artikel 'educating circles' dat eerder is verschenen in het boek 'Unpacking Performativity' ArtEZ-press 2015. De foto is de start van het proces waarin Urban Dancer Niels Robitzky (Storm) en Bart van Rosmalen (cello) als onderdeel van de methode van onderzoek ook in duo de straat op zijn gegaan. 

Het hart van de Urban Dance is kortgezegd de cirkel, die de beoefenaars met elkaar vormen. De cirkel is de plek waar de Urban Dance ontstaat, waar de ‘moves’ worden geleerd en waar nieuwe variaties en stijlen ontstaan en worden doorgegeven. Wat kan Kunstvakonderwijs met de cirkel uit de Urban Dance? Wat brengt de straat het instituut?

Negen kwaliteiten van Urban Dance op een rij:

1- ‘Individueel’ en ‘collectief’
De individuele danser die de stap naar het midden zet, maakt zichzelf zichtbaar. Hij verschijnt in het openbaar. Hij ‘gaat ervoor staan’ en zet zichzelf op het spel. Dat wat hij op dat moment te bieden heeft wordt getoond. Daarop is hij aanspreekbaar. De urban danser is een ‘maker’ en neemt verantwoordelijkheid voor wat hij maakt vanaf de eerste ‘move’ als jongere in zijn eerste cirkel. Dat wat hij laat zien behoort op dat moment helemaal bij hem en bij niemand anders. Voortbouwend op anderen zet elke danser iets eigens neer. Want kopiëren is niet de bedoeling, dat is ‘not done’. Dat wordt biting authors genoemd. Hoe pril nog in zijn dansbestaan, elke danser werkt van meet af aan aan de ontwikkeling van een eigen identiteit. Als deze zich goed ontwikkelt, krijgt de danser op den duur zelfs een ‘dansnaam’ die bij zijn identiteit past. Intrigerend aan de Urban Dance is dat deze ruimte geeft aan en zelfs noodzaakt tot individuele expressie maar tegelijkertijd ook een ‘sociale bouwsteen’ is. In Urban Dance draagt de danser juist door zijn eigen moves te maken binnen de context van de cirkel bij aan het functioneren van het collectief. Het gezamenlijke geheel werkt als elk individu binnen de gezamenlijke vorm zo duidelijk en inspirerend mogelijk laat zien waar hij voor staat. Niet terughoudend zijn of dienstbaar opstellen dus, maar knallen! Daar vaart het geheel het beste bij. Door elke individuele bijdrage maximaal tot uitdrukking te laten komen realiseert de groep de uitstraling van een geheel, een totale ‘jam’. Om tot goede individuele bijdragen te komen is de groep van het allergrootste belang, zowel de aanmoediging en support vanuit de kring als het ‘antwoord’ van degene die volgt. Urban Dance is een organisch samengaan van individu en collectief.

 

2- ‘Waarden van het doen’

Het streven naar een balans tussen de individuele ‘moves’ enerzijds en anderzijds de sterke betrokkenheid ten aanzien van de groep en dus het grotere geheel is kenmerkend voor de ‘jam’ en de cirkelvorm waarin wordt gewerkt. Uit deze praktijk van werken komen door het doen ervan een aantal morele waarden te voorschijn. Moed, nodig om in de cirkel te stappen. Respect en loyaliteit, nodig voor het waarderen van de bijdrage van een ander. Rechtvaardigheid zodat alle dansers in een goed verloop aan de beurt komen. In de onderlinge krachtmeting neemt de waarde van kwaliteit en betekenis toe. Beheersing, ten slotte, is noodzakelijk om zich in de vormentaal waarin gewerkt wordt uit te drukken. En zo zijn er meer waarden te benoemen.
Al deze morele begrippen die zichtbaar worden of actief blijken te zijn, zien we ook terug in Richard Sennetts De Ambachtsman[1] en Alisdair MacIntyres After Virtue[2] als ze spreken over de kwaliteiten van middeleeuwse werkplaatsen. Beide auteurs zijn vooral gefascineerd door werkprocessen waarin deelnemers opgaan in het werk dat ze doen. Waarin alleen de activiteit zelf telt, dat wat er gedaan wordt, en er geen externe doelen of resultaten zijn om aan te voldoen. De motivatie om het te doen zit in de activiteit zelf en wordt niet van buitenaf opgelegd. Ze is intrinsiek. De aandacht voor en de focus op dat wat er gaande is gaan gepaard met speelplezier en vreugde die ontspringen aan het doen zelf. Aristoteles gebruikte daarvoor de term ‘eudaimonia’, waarmee hij een ervaring van geluk, vreugde en voorspoed aanduidde. MacIntyre en ook Sennett laten zien dat in dit op zichzelf betrokken werken, waarin er een balans is tussen de individuele bijdrage en het collectief, al doende sociale waarden naar boven komen zoals moed, rechtvaardigheid, loyaliteit, gelijkwaardigheid en kwaliteit van excelleren. Een werkwijze zoals de Urban Dance gaat niet alleen over de directe uitkomsten van de ‘moves’, de betekenis en de werking is veel groter dan dat; de Urban Dance is ook een sociaal verband waarin deelnemers fundamentele ‘life-skills’ oefenen en in praktijk brengen. De Urban Dance heeft inderdaad iets weg van een gilde, maar dan zonder gildemeester.

 

3- ‘Kringen

In een jam of op een dansfestival is er niet slechts één kring maar zijn er veel meer kringen. Ook zijn deze niet gesloten, maar eerder halfopen. Tijdelijk aansluiten als danser en dan weer een kring verdergaan kan dan ook heel goed. Kringen ontstaan en breken weer op. Er is een natuurlijk proces van netwerkvorming gaande. In elke kring die wordt gevormd ontstaat een eigen tijdelijke ‘identiteit’. Elke kring krijgt een energie en een kracht van zichzelf. Door het samen bewegen en het voortdurend in- en uitstappen ontstaat als het ware een gezamenlijk lichaam. De beleving van een ‘collective identity’ ontstaat snel in een kring en is ook sterk: ‘Hier staan wij’, ‘dit doen wij’ lijkt het collectief van een kring uit te drukken.

In een grotere gemeenschap zoals op een festival kunnen honderden of duizenden deelnemers in kleinere kringen als cellen van een groter organisme ieder hun eigen verloop hebben. Dus niet alleen het individu en de kring waartoe hij behoort hebben een sterk verband. Dat geldt ook voor een veel grotere verzameling van kringen. Daarmee wordt in Urban Dance iets zichtbaar van een natuurlijk, zichzelf ontvouwend organisatieprincipe dat ook op een veel grotere schaal werkzaam is.

 

4- ‘Zonder leider’

De kringen zijn zelfsturend. Er is geen leider. De niveauverschillen kunnen heel groot zijn. De ene danser is veel verder dan de ander. Toch is er geen sprake van een leider of docent die zegt: ‘we gaan nu beginnen’ of ‘doe dit, doe dat’. Dit versterkt het zelfsturende en zelfordenende principe van de groep. De verbindingen, relaties en ook de pikorde van wie met zijn talent de meeste aandacht mag vragen, vinden in de collectieve gang van zaken vanzelf hun plek. Deze gang van zaken laat zich goed illustreren met een verhaal over native Americans dat natuurkundige, Nobelprijswinnaar en denker David Bohm (1917-1992) in zijn On Dialogue[3] (1996) ter sprake brengt. Hij vertelt over de gewoonte van de leden van een Noord-Amerikaanse stam om eens in de zoveel tijd bij elkaar te komen om verhalen te vertellen. De ordenende werking die zich daar manifesteert beschrijft hij zo:

‘Now, from time to time that tribe met like this in a circle. They just talked and talked and talked, apparently to no purpose. They made no decisions. There was no leader. And everybody could participate. There may have been wise men or wise women who were listened to a bit more - the older ones - but everybody could talk. The meeting went on, until it finally seemed to stop for no reason at all and the group dispersed. Yet after that, everybody seemed to know what to do, because they understood each other so well. Then they could get together in smaller groups and do something or decide things.’[4] (Bohm- 1996, p. 18-19)

Bij elkaar komen om verhalen te vertellen is niet hetzelfde als ‘moves’ uitwisselen, maar de analogie wordt duidelijk als we Niels Robitzky citeren die in de bundel Unpacking Performativity (ArtEZpress 2014) schrijft: ‘People jump in and out to give their statements. What looks like showcasing for any outsider who is not familiar with the style that is shared is a practice of dialogue. [...] It is much more to look at all single statements fully and see what they mean altogether. It is a sharing of common content, in order to be able to move more creatively in a different direction.’ Ook als Urban Dance in een lessituatie, in een opleiding of workshop gegeven wordt en er dus wel een docent is, is het belangrijk te blijven denken aan deze oorspronkelijk leiding-loze principes in het ontstaan van deze dansvormen.

5- ‘Spel’ en ‘regels’
De manier van werken in een cirkel wordt gekenmerkt door een sterk en precies spelkarakter: iedereen weet wat de bedoeling is en de stilzwijgende spelregels worden strak en met discipline uitgevoerd. Het spel wordt met andere woorden met ernst gespeeld. In Homo Ludens[5] verkent historicus Johan Huizinga de fundamentele werking van ‘spel’. Hij laat daarbij iets bijzonders zien. Cultuur ontstaat in en als Door te spelen ontstaan er gemeenschappelijke verbanden tussen mensen. Spel is een zelfstandige categorie die zich niet met iets anders laat vergelijken.

In het eerste hoofdstuk van zijn boek onderscheidt Huizinga diverse kenmerken van spel die verrassend overeenkomen met wat we in de Urban Dance circles zien. Spel wordt gekenmerkt doordat het op een bepaalde plek en binnen een bepaalde tijdsspanne plaatsvindt. Het is een tijdelijk uittreden uit de gewone werkelijkheid in de realiteit van het spel. Er is een persoonlijke inzet nodig. Spel is niet vrijblijvend voor de spelers. Eenmaal begonnen neemt het spel een eigen loop en voert de spelers mee. Het spel speelt de spelers zou je kunnen zeggen. Daar hoort ook het ‘aan de beurt komen’ bij. Er zijn regels voor het verloop, maar daarbinnen is er vrijheid. Huizinga zegt zelfs dat het spel ‘vrijheid’ is. Het spel is bovendien gemeenschapsvormend. ‘De club hoort bij het spel, zoals de hoed bij het hoofd’, aldus een frase uit Homo Ludens[6] (vgl. Huizinga 1938, p. 8-13) In spel zit bovendien vaak een natuurlijke competitie, het tegen elkaar opnemen, waarbij het niet zozeer gaat om het winnen als wel om de krachtmeting. Deze agonale werking, zoals Huizinga het noemt, is goed herkenbaar in het doel van de ‘battles’ in de Urban Dance. Het spelbegrip van Huizinga geeft een sterke onderbouwing van de werking van ‘performativiteit’. Het spel bestaat vooral in de uitvoering en de opvoering ervan. Urban Dance ontwikkelt zich in het doen van de opvoering. Ook het leren vindt spelenderwijs plaats in en door performen.

 

6- ‘Leren door doen’
Urban dancers leren door te doen. De ‘move’ ontwikkelt zich door hem te doen en nog een keer te doen, door er iets aan toe te voegen en door te variëren. En ook door goed te kijken naar de moves van anderen. De ‘move’ is niet een vaststaande sequens zoals een choreografie die voorschrijft aan een danser. De moves die een urban dancer beheerst, groeien gaandeweg met hem mee in complexiteit en diepgang. Iedere danser leert en ontwikkelt de moves die bij hem/haar passen. De moves die er in potentie in zitten, komen eruit. De ontwikkeling ontstaat vanuit improviseren. Er is daardoor weinig verschil tussen de collectieve ‘oefening’ in de jam en de opvoering voor een publiek op straat. Ook de oefening in de jam is een opvoering en is daardoor performatief. Door de moves te performen, ontwikkelen ze zich en nemen ze vorm aan, die in elke uitvoering weer anders is. Door ze op te voeren kunnen individuele moves zich bovendien ontwikkelen in relatie tot de moves van anderen. Urban Dance kunnen we zien als een steeds voortgaand organisch ontwikkelproces van een groeiende collectie ‘moves’.

 

7- ‘Publiek’
Het motief van de cirkel zet zich door in de richting van het publiek. Het publiek is er niet vanzelf. Urban dancers moeten zelf een context scheppen waarin de performance plaatsvindt. En ze moeten zorgen dat het publiek er ‘in’ komt. Wanneer wordt een passant toeschouwer? Het is belangrijk dat passanten langer blijven staan en dat ze niet alleen even ‘en passant’ toekijken, maar zich betrokken gaan voelen bij wat er gaande is en zelfs bereid zijn daarvoor te betalen. Hoe werkt die transformatie? Wanneer wordt de passant precies toeschouwer? Er is immers geen vast podium. De dansers scheppen zelf de plek door een lijn in een cirkel te leggen en de passanten te vragen dichterbij te komen en luid aandacht te vragen voor de andere werkelijkheid die er aan komt: ‘What time is it?’ roept er een, waarop de anderen reageren: ‘Showtime!!’. De dansers stellen zich voor als bijzondere en heroïsche personages en wekken de indruk dat iets unieks staat te gebeuren waarvan het publiek getuige kan zijn. De markering van de cirkel wordt soms nog strakker getrokken zodat het publiek nog dichterbij komt. Dan is er geen ontkomen meer aan.

 

8- Soleren en improviseren

Jazz en geïmproviseerde muziek vergelijken met Urban Dance is interessant omdat er verschillende parallellen zijn. Dit geldt vooral voor het ‘jammen’ waarin de musici met elkaar in een bepaalde setting spelen en daarin een solopartij ontwikkelen. De groep ondersteunt de solist. De spelers komen om en om aan de beurt. Het soleren, vergelijkbaar met het uitvoeren van de individuele ‘move’, groeit in kwaliteit en virtuositeit mee met de speler. Ook hier is dus geen sprake van een voorschrift om een voorgeschreven partituur uit te voeren. Toch zijn er ook duidelijke patronen en specifieke stijlen. Het begrip standard is in dit verband relevant. Een melodie met akkoorden die het geluk heeft om door veel verschillende musici te worden uitgevoerd, wordt een standard. Iedere uitvoerder van een standard maakt er zijn eigen stuk van ook al wordt de bron van een ander gebruikt. Standards worden verzameld in een collectie die ‘the real book’ wordt genoemd. Daar staan dus de basispatronen en de stijlen in waarmee gewerkt en waarop gevarieerd wordt en die we ook op een vergelijkbare manier aantreffen in de Urban Dance.

 

9- Theatrum Mundi
Urban Dance heeft geen eigen ‘huis’ zoals een orkest of een theatergezelschap. Urban Dance verschijnt direct in de openbaarheid. De straat (en daarvóór eerder in de clubs) is het podium. Nomadisch aankomen, uitpakken, tenten opslaan, inpakken en weer verdergaan. Dat brengt de uitspraak ‘all the world’s a stage’ van Shakespeare in herinnering:

‘All the world's a stage,
And all the men and women merely players.
They have their exits and their entrances,
And one man in his time plays many parts’

De tekst van Shakespeare (in As You Like It) gaat verder over de verschillende rollen en stadia in een mensenleven. De vergelijking hier is relevant vanwege dit ‘in het openbaar verschijnen’. In de dichtregels van Shakespeare komt een wereldbeeld naar voren dat Theatrum Mundi wordt genoemd. Het gaat daarbij over vormen en rollen om in het openbaar te verschijnen en deel te hebben aan de openbaarheid. In The Fall of Public Man[7] herneemt Richard Sennett precies dat begrip om te laten zien dat onze hedendaagse samenleving leidt aan een verlies van vormen en rollen om aan de openbaarheid deel te nemen. De Urban Circle laat juist zien dat in het ontvouwen daarvan het vermogen om in de openbaarheid te verschijnen ‒ op een bijzondere en expressieve manier – nog volop levend is.

Wat kan kunstvakonderwijs met de basisprincipes van de Urban Dance?

De beroepspraktijk verandert. De vraag en de betrokkenheid van het publiek veranderen ook. Er is geen vaste ‘mal’ van een beperkt aantal beroepsprofielen waarvoor rechttoe rechtaan opgeleid kan worden. Jonge professionals zullen als ze klaar zijn met studeren, zelf richting moeten blijven geven aan hun praktijk. Wendbaarheid, eigenheid, flexibiliteit, coöperativiteit, richting geven en betrokkenheid zijn kwaliteiten die meer en meer nodig zijn.

De ‘gewone’ aanpak in het (kunstvak)onderwijs is, kort door de bocht, gebaseerd op de keten van beroepsbeelden beschrijven, leerdoelen formuleren, lesinhouden ontwerpen en in een curriculum van vakken en vakjes plaatsen en (overwegend) individueel resultaten toetsten en beoordelen.

 

Wat brengt in dit verband de cirkel?

Het verhaal
Het verankeren van het verhaal over en het kijken naar Urban Dance in het curriculum is alleen al een bijdrage. Door het vertellen van het verhaal van de Urban Dance in het dansonderwijs komen diverse relevante nieuwe begrippen binnen zoals ‘social dance’, de ‘jam’ en de cirkel en ook de cultuur van de Urban Dance als zodanig. Kijken naar Urban Dance kan tot een fundamentele reflectie leiden op vragen zoals ‘Wat draag ik bij als maker?’ en ‘Wat betekent mijn makerschap/ de kunst in een veranderende samenleving?’. Het gesprek in en over de opleiding verandert daardoor. Urban Dance kan werken als een spiegel om de eigen verworvenheden en gewoontes zichtbaar te maken.

  • Zet Urban Dance in als ‘praktijk’ om te bespreken en te verkennen op het curriculum.
  • Neem studenten bijvoorbeeld mee naar een Laat een verslag maken in groepjes en geef er een studiepunt aan.

 Artistry en ownership

De cirkel kan een structurele (terugkerende) werkwijze zijn als het gaat over het ontwikkelen van persoonlijkheid en expressieve zeggingskracht van toekomstige makers/ ontwerpers/ kunstenaars. Niet zozeer om de Urban Dance zelf te leren, als wel om het makerschap in datgene wat geleerd wordt aan repertoire of skills expressief en student-eigen te maken. Door in de cirkel te werken neemt de student ownership voor zijn bijdragen. In de kanteling in het onderwijs waar steeds meer gesproken wordt over ‘de student centraal stellen’, waarbij de student zelf richting moet geven aan zijn leerproces, is dat ownership een essentieel aspect. Het ownership laat zich in de cirkel heel direct ervaren. Daar ontstaat een natuurlijke basis die de student verder kan uitbouwen.

  • Gebruik het cirkelprincipe voor allerlei onderwerpen die aan de orde zijn. Het tonen en bespreken van ‘work in progress’. Meningsvorming door beurtelings gedachten inbrengen. Telkens gaat het erom dat de student in de manier van werken een eigen aandeel heeft.

 De ‘jam’
De beschreven werking van meerdere kringen die in een ‘jam’ in elkaar grijpen en in elkaar overlopen is een eyeopener, die ertoe aanzet, om met regelmaat met veel grotere groepen in de opleiding te gaan werken. Op ‘jam’dagen, waarop de cirkel uitgangspunt is voor de manier van werken is, kan de gehele opleiding, met alle verschillende leerjaren, bij elkaar komen en werken aan een grote verscheidenheid van technische, artistieke, sociale en speelse vormen. Het organiseren of beter nog, het mogelijk maken van de ‘jam’, doorkruist op een inspirerende manier de opbouw in leerjaren, leerlijnen, toetsen en examens. De ‘jam’ is een constructieve interventie die door het ‘gewone’ curriculum heen breekt.

  • Faciliteer meerdere malen per jaar een ‘jam’. Leg een belangrijk deel van het initiatief en de invulling van een verscheidenheid aan cirkels bij de studenten. Wakker daarmee het zelforganiserend vermogen en de ‘subculturele’ energie van het groepjes maken in de studentenpopulatie aan.
  • Nodig ook externe gasten uit, bijvoorbeeld uit de Urban Dance of andere disciplines.

Cirkel als werkvorm

Als studenten en docenten vertrouwd raken met de basismechanismes van de cirkel en de werking daarvan voor zowel het individu als het collectief, kan de cirkel ook in allerlei nader te ontwerpen variaties worden toegepast op andere aspecten van de studie. De cirkel wordt dan een ontwerpmiddel, een blueprint, voor nieuwe werkvormen. Een paar kleine voorbeelden:

  • De contemplatieve dialoog is een vorm van collective reading waarbij iedere deelnemer om de beurt zijn eigen leeservaring inbrengt aan de hand van een van te voren gelezen tekst. In het verloop gaan de deelnemers op elkaar in door elkaars materiaal te gebruiken, maar daar ook zelf weer iets van te maken.
  • In een set of short pieces verkent een groep deelnemers de creatieve mogelijkheden van improviseren (beweging, muziek, menselijke stem of anders) door korte stukjes te maken die door telkens verschillende inbrengers worden gestart en hun vorm krijgen door de resonans van de groep.
  • Bij de gespreksvorm citaatprocedure brengt iedere deelnemer een citaat mee. Dat wordt ingebracht in de cirkel en krijgt respons en feedback.

In elk van die (en een aantal andere) werkvormen is de werkwijze van de cirkel het ontwerpprincipe.

Dit zijn maar enkele voorbeelden. Er is nog veel meer mogelijk. De Urban Cirkel levert een groot potentieel om verder te ontwikkelen.

  • Daag (een deel van de) docenten uit tot experimenten met op de Urban Cirkel gebaseerde werkvormen. Dat initiatief kan de vorm van een collaborative research-project krijgen. Geef docenten die gaan experimenteren een vorm van onderzoeksbegeleiding en feed-back door deze experimenten als praktijkgericht onderzoek te agenderen en uit te voeren. Dat kan vanuit een lectoraat of door peer-learning onderling. De experimenten die worden gedaan kunnen worden beschreven en op de werking kan worden gereflecteerd door aanvullende interviews onder de deelnemers te houden.

Breid je cirkel uit: de straat op!
De Urban Dance daagt studenten moderne dans uit van het podium af te komen en de straat op te gaan. Dat is confronterend: de zaal verlaten en het licht, de vertrouwde scheiding tussen maker en publiek, loslaten. Het is leerzaam voor docenten en studenten om te beseffen dat er even geen vanzelfsprekend podium meer is, geen publiciteitsmedewerker, geen medewerker bij de kassa. Het is een krachtige ervaring om de ontmoeting met het publiek direct aan te gaan, het publiek te trekken met een performatieve act en er daarna met dat publiek over te spreken.

  • Ga het maar doen, de straat op, performen en het publiek werkelijk ontmoeten! Vraag een paar Urban Dancers mee of verzin andere vormen. De voldoening als er iemand geraakt wordt is groot en relevant.

Biografie Bart van Rosmalen

Vanuit een achtergrond als improviserend cellist en theatermaker (Orkater) geeft Bart van Rosmalen als lector sinds juni 2014 richting aan het lectoraat Kunst en Professionalisering dat de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht (HKU) realiseert in samenwerking met De Baak, centrum voor leiderschap en ondernemerschap. Bij de Universiteit voor Humanistiek promoveerde hij in 2016 op een proefschrift over ‘Publieke waarden in professioneel handelen’. Van Rosmalen is mede-initiatiefnemer van ICON (Innovative Conservatoire), een internationaal netwerk van conservatoria voor ‘teacher development’. Eerder ontwikkelde hij het concept ‘Connecting Conversations’, waarin professionals uit verschillende disciplines met elkaar het gesprek aangaan en elkaar in het werk ontmoeten. Daarover geeft Van Rosmalen lezingen, workshops en trainingen in het kunstvakonderwijs, het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. Als Associate Lector was Van Rosmalen aan ArtEZ verbonden. In dat kader nam hij deel aan de onderzoeksgroep Unpacking Performativity met als opdracht de onderzoeksgroep te verbinden met andere domeinen van de samenleving en performatieve werkvormen zoals de contemplatieve dialoog, de theatrale dialoog en de ‘set of short pieces’ te introduceren en verder te ontwikkelen.

 

[1] Sennett, R. (2008) De Ambachtsman, de mens als maker. Amsterdam: Meulenhoff.

[2] MacIntyre, A. (1984) After Virtue, A study in Moral Theory. Notre Dame, Indiana: University of Notre Dame Press.

 [3] Bohm, D. (1996) On Dialogue. Londen/New York: Routledge.

 [4] Bohm, D. (1996) On Dialogue. Londen/New York: Routledge, pp. 18-19.

 [5] Huizinga, J. (1938) Homo Ludens, proeve eener bepaling van het spel-element der cultuur. Haarlem: Tjeenk Willink & Zoon N.V.

 

[6] Huizinga, J. (1938) Homo Ludens, proeve eener bepaling van het spel-element der cultuur. Haarlem: Tjeenk Willink & Zoon N.V., pp. 8-13.

 

[7] Sennett, R. (1976) The fall of public man. New York/Londen: W.W. Norton & Company.

 

Reacties