kleine epifanie- muzen in het werk

Is deel van:

14- en weer is het driekoningen (wendingen)
O muze

Wendingen. het kleinste dat je kan doen in het werk. Geen grote interventies. Geen heidagen. Geen glijmiddel en grondeloosheid en democratie.
Maar de simpele vraag ‘zullen we even schrijven tussendoor’
En zullen we even anders gaan zitten. Of maak iets.
eenvoud
En telkens ben je er weer. In verschillende gedaante.
Kleine epifanie. (uitpakken van dat begrip-- staat nog ergens in deel I)

in het dagelijks leven en werk, waar zit dan de muze? het muzische? wendingen als slot?

choreografie van het werk

Over de muze Terpischore

Werken is natuurlijk niet hetzelfde als dansen, maar als je even denkt aan dansen dan is het wel een interessant idee om met dat beeld voorogen, naar het werk te kijken. Ook daar komen de personages één voor één op. Hangen hun jas aan de kapstok pakken hun tassen uit, vinden en plaats aan tafel, staan weer op. Hoe je het ook wendt of keert er is sprake van een choreografie. Maar dat is een dimensie waar we meestal niet bij stilstaan, want we zijn gericht op het werk zelf en niet hoe we onze jas ophangen of ook niet hoe we aan tafel zitten. Toch is dat bewust worden van hoe we aan tafel zitten en dat het ook anders zou kunnen. Dat hoe we gaan zitten in weer opstaan dat daar een lichamelijke fysieke aspect aan zit van wie we zijn en dat we er zijn. Dat is iets dat je zou kunnen aanwakkeren met de wending, 'zullen we voor de verandering anders gaan zitten?'. En natuurlijk met allerlei variaties daarop. Wat die variaties daarop doen is dat het lichamelijk aanwezig zijn in het werk sterker wordt. We zetten onze lichamen niet uit, maar aan. Zo zou je kunnen spreken van een choreografie van het werk. Kijk eens naar hoe het eruit ziet, maar ook naar om het eruit zou kunnen zien. Wat wij eigenlijk en hoe we eigenlijk bewegen. Terpsichore is misschien de muze die dat inspireert. De muze van wie gezegd wordt dat zij het is die graag danst. Terpsichore de muze van de dans.

stilte in het gesprek- URania

De gespreksdeelnemers buitelen met hun bijdragen bijna over elkaar heen. Iemand is nog niet uitgesproken of de volgende neemt alweer het woord: "wat ik daar nog aan wil toevoegen, is..." en "oh ja! Dat vind ik ook heel belangrijk!" En "ja, je zegt dit nou wel, maar eigenlijk is dit...". En zo haken alle bijdragen als zwaluwstaarten in elkaar. Er wordt heel veel gesproken en er is geen moment om iets even te laten landen. Als dit aan de hand is, dan kun je de wending overwegen om te vragen of we heel even zullen spelen met de stiltes tússen de zinnen... Dan zal iedereen herkennen dat de ruimte best een beetje is dichtgeslibd.
Dat is ook het moment om op te merken: "oude monniken hadden een gebruik dat kapittelen heette, waarin er net zo lang stilte was als dat er gesproken werd". Dan kijkt iedereen je even vreemd aan, maar vervolgens beseft men onmiddellijk dat dat een heel waardevol gebruik zou kunnen zijn om het gesprek te vertragen en nog eens even heel goed te luisteren naar wat er eigenlijk wordt gezegd. En bovendien om zelf na te kunnen denken over de vraag: "wat ga ik eigenlijk zeggen?" Want als je een minuut spreektijd hebt en er valt daarna een stilte van een minuut, dan wil je niet dat dat een ijzingwekkende stilte wordt, maar een bedachtzame, of een vredige. Dus de vraag stellen "zullen we even spelen met de stiltes tussen de zinnen?" als het een kakofonie vanjewelste is, dat raakt altijd iets. Met elkaar kun je besluiten hoe je het zult doen en hoelang. Het is fijn wanneer iedereen samen instapt.

De muze die hiermee in verband te brengen is, is Urania, de hemelse. In de stilte klinkt als vanzelf iets op van andere sferen. Er komt ruimte. Er komt afstand. Het gesprek gaat aanvoelen alsof het in een grotere, veel grotere ruimte zich afspeelt dan tot dan toe het geval was. Die stilte, de adem van Urania, begint door het gesprek heen te stromen.

"Dat laat zich vergelijken met de werking van een Generaal Pauze (GP) in een muziekstuk. Dat is het moment dat er even niemand speelt. Het is geheel stil. Er gebeurt dus niks. Maar die stilte, dat niks, heeft een oorverdovend effect op het hele stuk. Ineens draait alles om die stilte. De omliggende muziek verhoudt zich tot die stilte. Zo werkt elke muzische interventie. Dat wat er voor en na komt wordt opgetild. Het geheel krijgt een muzisch karakter."

- van Rosmalen (2016)

over Melpomene- de muze van de tragedie,

met een tragisch masker, een scherp zwaard  in haar hand en toneelsandalen. Om haar iets te naderen probeer ik wat tekeningetjes te maken. Hoe zou dat eruit zien. even niet de klassieke plaatjes maar zelf tekenen en me ertoe verhouden. Over het tekenen schrijf ik de volgende tekst:

 

Ik schets met potlood

De contouren van melpomene, de muze van de tragedie 

Haar toneelsandalen teken ik met spiralen van veters langs haar benen omhoog kruipend

Het zwaard in haar rechterhand

Het tragische masker links

Voor de kijkers rechts

Wat is de dynamiek?

Tilt ze het masker op armlengte omhoog zodat ze er van een afstandje doorheen kijkt?

Wendt ze zich juist af van het masker in een wonderlijke draai van haar tors?

Het masker achter haar, haar blik opzij de andere kant op?

Of kijkt ze naar de kijker?

En dan het zwaard

Staat het gewoon met de punt op de grond?

Of is daar iets opgehevens aan

Aan het zwaard

Dan zou er dynamiek en actie van uitgaan

Of is het er gewoon

In ruste

Soms denk ik dat het zwaard het masker toen het nog een hoofd was onthoofde

En dat het daardoor een tragisch masker werd

Iets moordadigs die combinatie van zwaard en masker

Een beeldrijm met perseus en het bloederige hoofd van medusa na de onthoofding

Ook is de vraag wat Melpomene’s ‘eigen’ blik dan is.

Nuchtere vertolker van tragedie?

Of geschokt tot in de schouders van niet te dragen leed?

Of met en pruillip van onrecht aangedaan?

De sandalen begrijp ik niet

Hoezo heeft ze ‘toneelsandalen’

Als ik oude prenten bekijk hebben al die muzen een soort kleppers

Waar ze op staan

Wat moet ik er mee?

 Die gedraaide touwtjes om haar benen zijn wel elegant gedacht

Sexy als je ze hoog genoeg doortrekt

Maar getekend zien ze er niet uit

Mislukte kurketrekkers

En ook die eerder genoemde draai in de tors wil maar niet lukken

En stel ze is afgewend en tilt achter haar rug het masker op

Hoe in Godesnaam zit dat dan met haar arm....

In die wanhoop red ik me eruit door haar haar

Golvend laat ik dat van haar hoofd over haar lichaam vallen

Over haar borsten

Meer en meer, met steeds langere halen

Over haar lendenen en heupen bovenbenen

En verder haal voor haal

Gewoon tot op de grond en verder

Nu heeft haar haar tenminste de draai die ik haar wil geven

Tepels als speldeprikjes priemen er nog net tussendoor

Griekse halfgoden halfnaakt afgebeeld 

Zoals het hoort

En dan schrijf jij me in de app dat je mijn schetsen hebt gezien

En de tragiek van het schetsen je treft

Het ‘net niet’

Dat wat net niet gehaald wordt

Dat waar de lijn van het potlood naar reikt en tegelijk op stukloopt 

Het verlangen het beeld te vangen

En de onmogelijkheid daarvan

De herhaling, de oefening en dat in elke poging ook het niet lukken ligt besloten

En de aanvaarding van dat lot

Het dragen van dat ongemak

En doorgaan

Melpomene nog eens nu van links

Melpomene geknield het zwaard achter haar

Nu alsof ze door de lucht zweeft

Melpomene nog een keer

En haar borsten

Melpomene

Melpomene

De muze van de tragedie

 

meerstemmigheid van polyhymnia?

Het lijkt misschien alsof wij altijd met één stem spreken. Alsof de stem waarmee wij de dingen zeggen één en dezelfde stem is die altijd in een en dezelfde richting dingen zegt en overtuigingen heeft en bijdraagt aan wat er gedaan moet worden. Maar als we in ons hoofd luisteren dan weten we wel beter, want daar is het vaak van alles aan de gang. Daar zegt de ene stem tegen de andere, 'zou je dat nu wel doen? Is dat nu wel verstandig, want hier en daar kan je ook zus en zo over denken.' En weer een andere stem die spreekt de verwijt uit en zegt,  'lafaard! Kom op zet hem op, want dit of dat of zus of zo'. Dat hele enerzijds, anderzijds en zo is het ook nog eens een keer, dat zit in ons hoofd als een soort dialoog of trialoog of zelfs meerstemmigheid. Alle mogelijke stemmen die voortdurend met elkaar in gesprek zijn waarvan de één meer dan de ander op te voorgrond treedt. De anderen wegduwt enzovoort. Om de absoluutheid van datgene waarmee we spreken of denken te spreken eens even aan de tand te voelen zou je dus die wending naar meerstemmigheid kunnen maken en de ander of jezelf uitnodigen om eens wat meer aandacht te besteden aan verschillende stemmen in plaats van het idee dat jij altijd de man uit een stuk bent die altijd dezelfde tekst heeft. Welke andere stemmen hoor je nog meer in jouw innerlijke dialoog en hoe zouden ze klinken als je ze uit zou spreken? Polyhymnia in haar naam als muze, in dat woord ligt poly-hymnia de meer-stemmigheid de meerdere gezangen als het ware besloten. Heel mooi dat ze in de kunst vaak later is afgebeeld met een peinzende vinger aan de mond. Alsof zij naar dat innerlijk stemmenweefsel aan het luisteren zou zijn.

 

erato en de sensualiteit

Je moet maar durven om dat voor te stellen: Elkaar in duo's twee minuten lang in de ogen kijken zonder te spreken. Dat is misschien wel de meest radicale wending die je kan voorstellen. Aan de andere kant zou je kunnen zeggen, het is een minimale wending want het kost maar 2 minuten van je tijd en het effect is zonder meer overrompelend. Als we elkaar aankijken en niet spreken dan gaat de defensie, de bescherming die automatisch van onze woorden uitgaan, waarmee we elkaar ook op afstand houden, woorden dienen niet alleen om te verbinden, woorden dienen ook om een beetje een veilige afstand te houden en op jezelf te kunnen blijven. Als we elkaar aankijken dan valt die defensie weg en staan we dus werkelijk even, letterlijk, oog in oog met elkaar. Dan gaat er een heel ander soort verbinding een rol spelen. Razendsnel worden de in die blik dingen uitgewisseld van hele andere orde. Heel snel ook ontstaat een gevoel van empathie en gevoel van vertrouwen om zo mens tegenover mens te staan. Ik zou dat in verband willen brengen met de muze Erato, die de sensualiteit, de lichamelijkheid, het voelen en ervaren inbrengt.

Erato- (de beminnelijke). Zij is de muze van de vervoering. Eros komt in haar naam voor. Muze van de lyriek die ons in vervoering brengt, muze van de sensualiteit en het minnedicht en de erotische poëzie. Ze wordt met snaarinstrumenten afgebeeld. Wat die nu in ons alledaagse werk te zoeken heeft..

Reacties