hartfladders- het lichaam als instrument

Is deel van:

Hoort nij de biografische hoofdstukken. Nu ben ik zelf het instrument na de piano, de stem, de cello. Het lichaam in de hartfladders wordt iets gevonden over innerlijk ritme, zelf deel zijn van muziek die er is. de trage metronomen van Ligeti. de tijd van Louis Andriessen. de supermarktscene? zou dus een groot hoofdstuk kunnen zijn. Ook de requiem canticles er nog in en de klokken die tegen elkaar inklinken.....eventueel zelfs trentemoller in de supermarktscene

HET WORDT STEEDS erger. De duizelingen waarin alles om mij heen zwart werd. Waar het donker uit de grond leek te komen om mij ijzig te omhullen. Duisternis waar geen ontsnappen aan leek. En ik me alleen nog afvroeg  of ik zou blijven staan of straks opgeraapt moest worden. Als een gevallene. Telkens op het punt staan te vallen. En hoe dan toch weer het donker wegtrok en mijn hart eerst met trage zware slagen en dan steeds sneller als een gek er vandoor ging. Dat werd steeds erger. Al bij de geringste inspanning wilden de elektrische impulsen niet meer door het centrum van de kamers en boezems maar zochten ze in een wirwar hun eigen weg langs de randen. Dat voelde als ongerichte fladders alle kanten op. Een zwakke pols met veel snelle beweginkjes maar geen ritme. De woorden die ik las pasten: boezemfibrilleren en boezemflutter. Telkens racete ik de afgelopen weken naar het ziekenhuis als ik weer een fladder had gehad. In de hoop de onregelmatigheid daar op heterdaad in een ecg te betrappen. Maar bij aankomst was mijn hart alweer een toonbeeld van rust. Ze keken me daar wat meewarig aan dacht ik. Ik voelde me een aansteller of zelfs een oplichter dat ik niets kon aantonen en toch aandacht vroeg. Toen heb ik op advies van David een mobiel ecg registratie apparaatje gekocht. Want die eventrecorder waar ik al weken op wachtte kwam maar niet door. Nu kon ik toch zelf registraties maken. En opsturen. Ik ben met het apparaatje naar de eerste hart hulp gegaan. Daar mag ik namelijk binnenlopen wanneer ik denk dat het nodig is. Een ‘go as you please ticket’. En ineens hadden ze allemaal tijd: twee verpleegkundigen, twee assistent cardiologen en de cardioloog zelf. Mijn telefoon met hartfilmpjes van eigen makelij lag op de balie. Zij met zijn vijven erover heen gebogen en de techniek bespreken. Het T punt het Q punt in mijn curve speurend naar extra systolen. Ik aan de andere kant van de balie. Met een strook nepgroen en flikkerlichtjes voor de kerstdagen tussen ons in. We spraken af dat ik filmpjes zou blijven maken en bij opvallende resultaten zou toesturen.

 

En zo heb ik er dan uiteindelijk gevangen, een halve minuut fladders. Tijdens de wandeling met David voel ik hem opkomen. Hij is dokter en vriend. Ik dacht nog ‘laat ik maar niks zeggen’. Extreem voorbeeld van struisvogelpolitiek. Het waait wel weer over. Mond houden. Maar daar brak ik doorheen. En zo ging ik dan het volgende moment op de knieen op de stenen voorovergebogen om mijn onderarmen een stabiel grondvlak te geven. En dan zonder spierruis wijs- en middelvinger links en wijs- en middelvinger rechts zachtjes op de metalen contactpunten leggen. Op mijn telefoonapp op registratie klikken. En daar kwam ie. Een chaotische grafiek van kort op elkaar liggende toppen, dalen en tussentrillingen, een heftig landschap dat zich in mij afspeelde en nu zichtbaar werd. (moet denken aan de echo van onze kinderen). Bent U dat vraagt de app? Ik click op ja. Ik ben het. Mogelijk boezemfibrilleren zegt de app neutraal terug. Hebbes! Ik stuur mijn vangst op, bespreek de diagnose door de telefoon en krijg de pillen voorgeschreven. Sotalol.

 

Tot en met diagnose.

 

1-   Pillen, ik word een ander en metronoomconcert Ligeti

 

O muze,

Ik neem in 29-12 middag. (ik schrijf dit op de 30e)

En het metronoom concert van Ligeti

 

De bijsluiter met mogelijke bijwerkingen die ik verplicht moet lezen is heftig. Misschien ging ik slecht slapen, kreeg ik pijn in benen, trad er kortademigheid op bij inspanning, had ik last van mogelijke impotentie, dreigde er misselijkheid, duizeligheid en hoofdpijn.

 

En ik doe het: neem er 1 in.

 

ik ben een ander. Mijn hart is in de vorm geperst. Loopt in het gelid. En de angst voor de bijwerkingen

 

Wat ik waarneem. En hoe ik ga slapen 

Hoe ik wakker wordt

Waarom schrijf ik dit op? (WAAROM AL DEZE MEDEDELINGEN OVER FYSIEKE GESTEL?) Dat zou ik normaal gesproken nooit doen. Zo ben ik niet ben ik zelfs geneigd te zeggen. Van een ander kan ik het me heel goed voorstellen. Maar tot nu toe niet van mijzelf. Maar toch schrijf ik het nu op. Want ik ben ‘mezelf’ niet meer. Ik ben een ander geworden. Iemand wiens hart structureel 10 tot 15 slagen per minuut langzamer slaat. Iemand die puffend de berg opgaat. En bij zijn gezelschapje achterblijft, dat hoort er ook bij. Maar dat zijn bijkomende uiterlijke verschijnselen. De echte verandering zit dieper. In die vertraging. In het ritme dat in mij is.

Als kind liep ik van huis naar school en dan kwam er als vanzelf een jazz-achtig gemurmel uit mijn mond. Een Skat-achtig zingen. Scoop, scoop, scodili baba uppupa epops enzo verder…Dat up-tempo ritme was er altijd. Dat hoorde onveranderlijk bij mijn levensgevoel. Ik stond er mee op en ging er mee naar bed. Dat was ‘mijn nummer’ en in allerlei mogelijke variaties en met de verschillende instrumenten die hun solo’s speelden: de saxofoon, de drums, de bas, de piano, de zang. Alle kleuren en timbres konden erop maar de beat van dat levenslied was gewoon altijd het vertrouwde onderliggende grit. Achteraf denk ik dat even narekenend dat het wel doppio tempo, de verdubbeling, dus twee op een, van mijn hart geweest zal zijn. Dan kom je bij een vlug hart in de bebop ritmes terecht van 160 en meer. En nu ben ik ineens in een andere muziek terecht gekomen. Ik ben mijzelf niet meer. Dat zou ik kunnen ervaren als een gemis: waar ben ik gebleven? Alsof ik mijzelf kwijt zou zijn, dus als een zelfverlies. Maar ik ervaar het anders. Nu al twee dagen ben ik zomaar ineens verlost van dat dwingende ritme dat er altijd was. Waar ik me niet van bewust was dat het er was. Even verlost van ‘mijzelf’. De ongewone mogelijkheid om een tijdje niet mijzelf te hoeven te zijn. De nieuwsgierigheid naar hoe het is om een ander te zijn. Een andante te zijn. Gaande te zijn. De pas vertragen. Later aankomen. Anders reageren. De werkelijkheid om mij kan ik ineens horen (als ik een beeetje mijn best doe tenminste) als een heel nieuwe orkestratie. Als de mensen, de dingen instrumenten zouden zijn en de gebeurtenissen melodieën, akkoorden en versieringen dan speelt die hele interactie met alle lijnen, spanning en ontspanning zich nu af op een veranderd onderliggend ritme. Nog spring ik op bij het minste of geringste, maar van binnen voel ik meteen de vertraging en dat op die manier opspringen niet het ‘mooiste’ klinkt. En ik zoek als in een improvisatie waar de muziek plotseling een wending heeft gemaakt naar een andere expressie. Een andere gestiek, die past bij deze ritmisch andere man.

Gek genoeg staat het er niet bij, bij alle griezelige bijwerkingen die worden genoemd en die ik nog aan het verkennen ben: ‘past u op, het hart gaat vertragen’. Terwijl juist dat trage hart op mij een onverwacht grote impact heeft. Het is de bedoeling natuurlijk, maar ik zie het ook als bijwerking. U kunt uzelf kwijtraken!

 

Want ik ben ‘mezelf’ niet meer. De gewone en vertrouwde dingen zijn de gewone vertrouwde dingen niet meer. Alsof mijn levenslied dat ik tot nu toe wel zo’n beetje kende en kon mee neuriën ineens in een heel ander ritme is getoonzet. Alsof mijn innerlijke verhouding tot de gebeurtenissen waar ik deel van uitmaak mank is gaan lopen. Ik voel mij een ander. Ik geloof zelfs dat ik een ander ben geworden. Moet je je voorstellen 15 slagen per minuut die er niet zijn, 60 minuten in een uur en 24 uur in een dag dus opgeteld 2160 slagen per dag die zomaar verdwenen zijn! De stilte en de leegte tussen de slagen die veel en veel groter is geworden. De ruimtelijkheid en het ijle dat daarvan uitgaat. Die ervaring zet de laatste week bij mij alles op zijn kop.

 

Eerst zaten al mijn hartslagen keurig in een patroon dat altijd voortliep in een doorgaande lijn. Nu vallen daar structureel gaten in als in een voor een kwart gekapt bos. Het gevolg is dat ik me ineens zoals in dat bos bewust wordt van alle afzonderlijke bomen. Ik zie ze allemaal stuk voor stuk. En ook hoe ze op zichzelf staan, ieder boom voor zich. Overigens werd bij mijn laatste ECG ook een kwart van mijn borsthaar weggeschoren. Ook daar dus die leegte in wat eens een ononderbroken struweel was, de kaalheid, openheid en de extra opvallende manifestatie van de haren die nog over zijn. Zo is het met mijn ervaringen als man met het trage hart ook. Alsof de vertrouwde samenhang wegvalt en de dingen, de mensen, de gebeurtenissen op zichzelf komen te staan. Ik ben er nog niet zeker van of ik dat erg vind vanwege het verlies aan vertrouwdheid of juist verwelkom door die openheid en het op zichzelf staande. 

 

(de doelen omtrent 1990) toch wat vreemd!!

We hebben een deel van het publiek gevraagd of ze van thuis een eigen metronoom willen meenemen naar het concert. Dan krijgen ze korting. Op die manier kunnen we een informele uitvoering geven van Poeme Symphonique van Ligeti. De beschrijving van dat stuk vraagt om honderd metronooms, tien uitvoerders en een dirigent. De rollen van uitvoerders en dirigent vervullen we zelf vanuit de Rotterdamse Kunststichting waar vandaan dit event wordt georganiseerd. Vlak voor de uitvoering worden alle metronooms tot het maximum opgewonden en krijgt ieder een eigen tempo-instelling tussen de 55 en 140 slagen per minuut. De opvoering begint met een stilte van twee tot zes minuten. En dan, op een teken van de dirigent, worden alle metronooms in een zo kort mogelijke tijd aangezet door de spelers. Vanaf dat moment tot een minuut of tien later tikt de kakafonie van ritmes uit naar het einde waar de traagst afgestelden het het langst volhouden. Gaandeweg komt er steeds meer open ruimte in de patronen. Steeds meer afzonderlijke instrumenten kunnen ‘op zichzelf’ worden onderscheiden. Hun afgepaste rol vervullend. Totdat het stil wordt. De premiere vond plaats in Hilversum in 1963 met Ligeti zelf, tien musici die hij ‘collegen’ noemde en honderd uit Oostenrijk meegenomen metronooms. De burgemeester sprak en er werd een televisie registratie gemaakt om twee dagen later op de televisie uit te zenden. Maar het werd een klein schandaal. De opname belandde op de plank en de uitzending werd vervangen door een voetbalwedstrijd. En nu ben ik dus zelf beland in die categorie van traagste metronooms. Overigens niet met de illusie tot langst levenden te horen. Maar vooral met het besef: hier sta ik en mijn hart klopt. Dat is alles. Onpersoonlijk. Zonder samenhang. Ik hoor precies wat alle anderen doen, maar ga gewoon voort met mijn eigen ritme. Op mijzelf temidden van al het andere.

(de tijd van LA lijkt wel een eindeloze uitvergroting doorcomponering van de laatste maten uit Stravinsky)

Louis Andriessen schreef een compositie met de titel ‘de tijd’. De muziek begint vanuit een gewelddadige oerknal waarin alle instrumenten exploderen in een groots samengesteld akkoord dat wegebt de ruimte in. Éen dun lijntje blijft daar uit over, éen gezongen noot die blijft klinken. Om niet op te houden, om nooit op te houden. Het zingen waar het leven van deze muziek in zit, de menselijke stem is de ‘life-line’ van het stuk. Samen met strijkers. Ook zij kunnen de eindeloosheid aan door maar door te strijken. Zonder vibrato. Louter strijken en de uitgestrektheid laten klinken. Lange lijnen van extreem vertraagde aangehouden tonen zingen en strijken. Net zo lang als de adem van een gezongen noot het volhoudt, de strijkstok lang is. Precies op die momenten dat de toon dreigt op te raken is er de ‘slag’ van een harp waarvan de snaren worden getokkeld, vaak samen met de basgitaar, en met de ‘slag’ op de xylofoon, de klokken en divers slagwerk. Dan haalt de muziek adem, wisselt de stok en veranderen de samenklanken van de liggende strepen van kleur. Hoe langzaam gaat dat! In een extreme vertraging komt in deze muziek de tijd zelf tot klinken. Elke seconde die in de gewone tijd rustig voort tikt is hier uit het ritme gehaald en op zichzelf komen te staan. Een verzameling losse tikken en slagen die allemaal anders klinken en door lang strepen aan elkaar geregen zijn. Elke uitgecomponeerde seconde laat zich in het ‘nu’ van deze muziek  afzonderlijk beluisteren en verschijnt als een ‘ding’ een object van geluid in de ruimte. Als je het zo beluistert een ideaal stuk om de glazige uren van oudjaar te laten verstrijken.

nuit.  

Op de heuvel aan zee staat een ronde betonnen waterton van zeker vier meter in doorsnee en drie meter hoog. Het water is eruit en er zit een plat dak op. De muren zijn grijswit vol met ritmische patronen en curven als met een fijne stift in het beton gekrast. Een grafische partituur rondom. Op verschillende hoogtes en met wisselende intensiteiten. Waarschijnlijk ontstaan door de langdurige inwerking van het water. Het was de woonplaats van kikkers. Zoals in alle andere tonnen op andere gedeelten van de helling waar deze heuvel deel van uitmaakt. In het voorjaar kwaken ze vrijwel de gehele nacht hun kikkerconcert. Dan komt deze abstracte partituur die nu mijn slaapvertrek is tot klinken. Elke kikker heeft een eigen ritme. Sommigen langzaam en anderen snel. En alles daartussen. Ook de hoogtes van de toon die ik eerder een kwaakklank dan een toonhoogte zou willen noemen verschilt per kikker. Al die ritmes en kwaakklanken klinken dan als ze beginnen vlak na zonsondergang zonder onderlinge afstemming door elkaar heen. En dat is er zo mooi aan. Het wordt geen liedje. Geen vierkwartsmaat. Geen bedoelde samenklank. Iedere kikker houdt zich (zoals in de tijd van Andriessen) aan zijn eigen inbreng, kwaken met díe klank en dát ritme. Geen opwinding en geen suffigheid maar precies daar tussenin je eigen ritme. (eventueel nog iets over mijn hart en het andere ritme). Toch is het geen ‘ieder voor zich en god voor ons allen’ wat ze doen. Ze roepen niet om het hardst maar kwaken in een niet precies te definiëren interactie met elkaar. Het is niet alleen kwaken, maar ook luisteren naar wat er wordt terug gekwaakt. Elke bijdrage van een specifieke kikker roept iets op in de verte of andersom. (iets over levende echo toevoegen?) En dat dan in een veelheid van parallelle dialogen, trialogen en multilogen. Zo verstrijkt de tijd hier in het voorjaar. Of eigenlijk moet ik zeggen wordt de tijd hier verstreken. Want net als de instrumenten in de tijd van Andriessen zijn het hier de kikkers in hun heen en weer golvende hoor en wederhoor die de tijd verstrijken of doen verstrijken. Tot de nacht valt en het donker wordt en er alleen nog verre sterren zijn. Zoals in deze oud- en nieuwnacht terwijl ik niet kan slapen.

Komt uit de lucht vallen. Moet meer bij deze passage horen. De inbeelding dat ik die kikker ben. Of diens plats heb ingenomen. Dat stel ik me voor. En dat roept de vraag op…wie of wat praat terug…. 

Als ik een kikker zou zijn…. Waar wordt zonder dat ik dat neerbuigend of relativerend bedoel mijn gekwaak eigenlijk door beantwoord? Wie kwaakt er terug? Wat roep ik op? (uit sprookjes heb ik onthouden dat kikkers potentiele prinsen zijn dus ik schrijf dit alles op met het grootste respect en stel me voor dat ze na hun metamorfose van kikker tot prins in prachtige kleding een voor een over de rand van al die tonnen stappen en de wereld in trekken. Een volk van prinsen. Om daar op nog veel grotere schaal de tijd te bezingen. Te roepen en op te roepen.  Zou ik in die grote metamorfose mee mogen doen? Zou ook ik wakker gekust worden uit mijn vermomming? Hoe werden die kikkers ook weer wakker gekust? Voor mij zou jij het mogen zijn muze ook al besef ik me in de halve slaap die er aankomt door het kikkers tellen dat het een mierzoete romantische voorstelling van zaken is. Wakker gekust worden door een ijle joffer. Dat haar haar zo over me heen valt en ik haar lippen op de mijne voel. Ergens moet ik zo in slaap gevallen zijn. Wat roep ik op? Wat roep ik op? Kan ik het horen?

muzikale piep-show bij albert heijn

Op zondagochtend ga ik zonder tegenzin naar de Coop om voor het gezamenlijke laatste diner boodschappen te doen. Zo kan ik testen of ik mezelf nog ben… Het merkwaardige is dat al mijn zintuigen aan lijken te staan zonder dat ik daar moeite voor doe. De weldadige traagheid van en vooral ‘in’ mijzelf ervaar ik ook hier. Ik sta soms veel langer stil dan nodig is voor een schap met producten. Alsof er ruimte is open gekapt in een te vol bos. Ik zie dan hoe het licht valt op de kleurige verpakkingen. Hoe de producten in het gelid staan. En hoe de andere klanten door de winkel bewegen. Welke banen zij doorlopen om bij de melk of de eieren uit te komen, Hoe ze zich omdraaien. Een stap terugzetten. Zich over een karretje buigen. Een glazen deur van een koeling vergeten te sluiten of juist voor iemand anders dicht doen die het vergeten was. Net of al deze nodeloze visuele informatie die normaal gesproken als een geheel geskipt wordt nu ongefilterd tot me komt en op zichzelf komt te staan. En dat is grappig genoeg helemaal niet vervelend. Integendeel. Ik ervaar schoonheid. Dat klinkt natuurlijk belachelijk en zweverig van de bovenste plank om hier op zondagochtend winkelend ware esthetiek te vinden en over schoonheid te spreken. Staan mijn middelen op een drugslijst vraag ik me af? Ik heb daar niks over gelezen. Maar het is gewoon waar: wat ik zie is mooi. Ik denk van mijzelf dat ik nu dus vergeet te handelen en tot niets kom. Maar dat blijkt niet zo te zijn. Als vanzelf schuif ik hier en daar tussen mijn gedroom door de juiste spullen in het karretje. Alles werkt naar behoren. En de traagheid bij mij van binnen maakt niet alleen ruimte voor mijn ogen. Ook voor mijn oren. Bij de kassa merk ik dat ik onbewust de piepjes nazing die worden geproduceerd door het scannen van de door mij uitgekozen artikelen. En dan hoor ik ze ineens allemaal: alle piepjes! Die waarmee de poortjes opengaan om klare klanten door te laten. Het geluidje als iemand met de zelfscanner een dubbel product door verwijdering terugbrengt tot een enkel. Of besluit een artikel toch niet te nemen. Het scannen van de barcode van de bonus kaart. De piepjes van mijn pincode om tot de definitieve transactie te komen. Elk geluid met een eigen en onvervreemdbaar karakter. Geritsel wen gekraak van milieuvriendelijkplastic rondom eetrijpe avocado’s, het telkens oprollen van de productband tot de hand van de cassiere. Elk geluid ergens driedimensionaal geplaatst in de ruimte ten opzichte van en in samenhang tot de handelingen van de winkelende mensen. Het is natuurlijk een heel ander stuk dan dat van de kikkers op de heuvel aan zee. En dat van de tijd van Louis Andriessen en het Poeme Symphonique van Ligeti. En tegelijkertijd zijn er tal van analogiën. De eigenheid en onvervreemdbaarheid van elk geluid ‘op zichzelf’. De ritmische patronen van het scannen van artikelen: nog een, nog een, nog een. En de optelling van dat alles tot een complex stuk waarin ieder van de betrokkenen de tijd door zijn handelingen doet verstrijken. En waar ik zelf ‘kloppend’ in sta. Ik kan het niet testen, maar de cassiere die mijn producten scant heeft volgens mij mijn ritme te pakken! Maar dan precies zo dat haar piep om en om tussen mijn slagen in valt: hartslag, productpiep, hartslag, productpiep en zo verder. In scherpe syncopen gaat er een fantastisch tiktakspel heen en weer tussen mij (mijn boezem van het hart en haar scanhand) en de cassiere. Ik heb haar lief, zal ik dat zeggen? (daar is die lokroep weer, nu ook nog van de cassiere. Nee zeg niet doen) In het prille nieuwe jaar ben ik uit mijn kikkerton aan zee tevoorschijn gekomen en nu sta ik midden in de wereld, nou ja het kleine stukje daarvan dat deze lokale Coop is, en alles is anders en alles is hetzelfde. Alleen ben ik mijzelf niet meer. En is de muze weg. Daar sta ik dan: niemand te zijn, louter oor en oog drijvend op de golvende cadans van het trage hart.

over de obereikbaarheid van de muze

De muze heeft terwijl ik over tovenaars en leerlingen praat een muziekdoosje uit de vensterbank gepakt. Fur elise kan je daarop draaien. En dat doet ze ook. Eerst als een zachte begeleiding van mijn verhaal.  Later in opwinding en razernij steeds sneller. Het liedje vliegt voorbij. Maar nu, nu alles tussen ons gezegd lijkt te zijn en het einde nabij, klinkt het muziekje aarzelend en telkens stoppend. Zo komen de noten los uit hun liedje. Een voor een. Even niks en dan weer een noot. Trager en trager. Ik zit er vlakbij. We zwijgen. Ik zie hoe in het binnenwerk de palletjes op het muziekrolletje dat wordt rondgedraaid tegen de metalen lipjes aankomen, ze een beetje uitrekken en er langs schieten: ploing. Fur elise dat weet iedereen begint met twee noten die een paar keer afgewisseld worden: de e en de dis. Als je het heel langzaam doet of tussendoor stopt zoals ze nu doet hoor je eert het tweetal e-dis, dan even wachten en dan een losse e. Weer even wachten en dan hoor je dis-e. Wie het eerst is en wie de tweede wordt omgewisseld. Zo kan je alleen door vertraging het hele muzikale mechaniekje uit elkaar halen en in een compleet nieuwe betekenis laten klinken. Zo is het nu met mijn hart en in het verlengde daarvan ook met ons gesteld. Normaal toen mij hart nog overuren maakte sprak ik en zweeg zij. Maar nu is het omgedraaid. In de stilten die vallen in mijn ritme heeft zij het woord genomen. Zij spreekt. Eindelijk spreekt ze. Ook al weten we niet of we nu alles winnen of verliezen in het spel dat wordt gespeeld: zij spreekt! Haar ritme komt in het mijne. En het mijne in het hare. Dat is het nieuwe liedje waarin we allebei onszelf niet meer zijn.   

Ik denk aan twee bronzen klokken los van elkaar opgehangen in een hoge toren. Als ze geluid worden (mooi dubbel dat de verleden tijd van luiden geluid wordt) klinken ze samen alleen. Ieder met een eigen ritme dat nooit helemaal hetzelfde is. De ene klok slaat tien keer in dezelfde tijd dat de ander er negen slaat. Dan verschuift de rol van degene die voor het gehoor van de luisteraar de eerste is heel langzaam van de een naar de ander. Ding dong hoor je eerst. En dat komt steeds dichter op elkaar te zitten tot dingdong en dindjong tot ze een keer een moment echt samen zijn in ddoingg en dan draait het om dongding tot dong ….ding. Zo hangen die twee klokken daar in die hoge toren om tot in eeuwigheid samen te klinken, te beieren, (elk in beweging gebracht te worden door de kolossale klepel die er in hangt en tegen de klok slaat). De hele omgeving wordt in hun geluid gezet als ze samen zijn. Maar nooit kunnen ze elkaar fysiek raken. Dan zouden de klokken breken en scheuren en zou elke klank direct wegsterven. Twee geliefden in de toren. Op hoogtijdagen, bruiloften en uitvaarten klinken ze samen. Maar zonder elkaar ooit maar een millimeter te kunnen naderen. Gedoemd elkaar in de klank te zoeken, elkaar altijd weer opnieuw achterna te zitten, beurtelings de eerste en de tweede te zijn. De spaarzame momenten te koesteren waarop ze één zijn en weer uiteendrijven. De toenadering en het afscheid. De mensen staan stil. Steken een vinger op en zeggen: hoor de klokken. Zo was het, zo is het en zo zal het altijd zijn.           

eventueel toevoegen:

is ook al italie) er zou dus tussendoor een korte beschrijving van dit muziekstuk kunnen zijn. vrede mee en bang voor de dood tegelijk. kwam natuurlijk op ivm hartfladders. Moet er een hoofdstuk over hartfladders in? dat mag ik zelf weten. Ik voel wel dat daar een verhaal zit. Ook over het scheppende in mij. Dat te maken heeft met alle ritmes van binnen, de kloppingen, de suizingen, trillen, serres. de klokken van strainksy komen terug bij Louis andriessen de tijd. en in de klokken die ik beschrijf. en bij Ravel

15 april 1971- santi giovanni e paolo. Kan mij herinneren dat ik 13-14 jaar oud was en de beelden van de uitvaart van Stravinsky werden uitgezonden. (later weer opgezocht) en precies zo. hoe de kist in een zwarte gondel wordt geladen en dan naar het dodeneiland san michele vaart. Waar diaghilev ook begraven ligt.  

Ritme met gaten.

  • Dan twee. Dan drie. Kreten als van meeuwen over een kaal landschap. De stiltes tussen de gerepeteerde noten. Eerste stukje duurt precies 1 minuut en tien seconden. Conceptuele idee. Alleen maar strijkers. Kreten/ cellen
  • harp, fluit, exaudi koor. Verhoor mijn gebed.
  • In de interlude!!!! Toon die niet alleen bewust begitn maar ook afgemaakt wordt. Toon die actief tot stoppen wordt bewogen niet vanzelf afloopt. (basis gedachte doorgewerkt in een strijkkwartet dat ooit schreef). Meesterlijk dat hij in die muziek volledig stravinsky is. Terwijl de noten hem door de reeksen worden opgedrongen.
  • Libera me. Voortgejaagd over velden. Bevrijd mij.
  • En het slot met de buisklokken. De piano en de blazers. Werkelijk ongelofelijk. Miniaturen.            

Zouden dit dingen zijn die ik tegen jou ook zou kunnen zeggen Muze….was het alleen om de insopiratie aan te roepen dat ze O muze zeiden. Of zou je meer kunnen vragen? Zoals verhoor mijn gebed? Verlicht mijn dag? Sta mij bij. Vooral in het aangezicht van de dood.  

 Mooi dat die klokken er de hele tijd doorheen zitten!! Van de kerk. Maar ook van het slot van de requiem canticles. En dat dat visioen vermengd met hartgedoe.

Ook al doe ik beheerst, mijn lichaam voelt daaronder een onrust, een angts. De grondeloosheid.

De kwetsbaarheid. Niet vertrouwen kunnen. 

Reacties