15 Een proeflokaal goed werk

relevant voor de kunstenaar die werkt in nieuwe en andere contexten om de 'wanneer is het goe' vraag te kunnen stellen en er handen en voeten aan te kunnen geven?? Of is dit meer voor trainers/ begeleiders? wat voegt de kunst hier toe? In dit artikel kan verder uitgewerkt worden. (ook als reflectie) de rol van het muzische in dit project en hoe dat dus dat subjectoverende in zich draagt. Het instappen. jezelf in het spel brengen. Zichtbaar worden. Ruimte innemen. PLus dat er twee soorten taal zijn. Dat wat ik vanuit het muzische doe (mooi, maken, etc) en wat meer vanuit de taal over leren en ontwikkelen komt.

‘Samen op zoek naar goed werk’ is de titel van een project in negen MBO-teams waar we met een groot aantal betrokkenen verschillende jaren aan gewerkt hebben. Daar is een mooie publicatie uit voort gekomen. De filosofie achter het concept, een historische context, de manier waarop we onderzoek hebben gedaan, de verschillende soorten interventies en de negen praktijkcasussen staan er allemaal in. Ik heb enorm veel geleerd van dit project door 1- stelselmatig te werken met de vraag ‘wanneer is het werk dat je doet goed’ en 2- door de ontwerpen om in de dagelijkse praktijk van teams aan te werken. Bij ons kwam de vraag op of we die werkende principes niet alleen leesbaar in de publicatie maar ook direct ervaarbaar konden maken. Een aanzet tot navolging. Daar hebben we een proeflokaal voor bedacht. Een tijdslot van drie uur waar een onbeperkt aantal deelnemers kan proeven zowel om de smaak te pakken te krijgen van als proeven in de zin van experimenteren met vijf kenmerkende interventies om dieper in te gaan op de vraag ‘wanneer is het goed’. Ik heb het proeflokaal inmiddels een paar keer tot wederzijds genoegen gerealiseerd. Na afloop kreeg ik wel eens de vraag om ook de woordelijke opzet van het proeflokaal te delen. Dat doe ik bij deze.

‘Wanneer is het werk dat je doet goed?’ Stel je die vraag wel eens, aan jezelf, aan een collega en misschien wel aan de kring van mensen waar je mee samenwerkt? Wanneer is het goed? En als je die vraag stelt wat voor soort antwoorden komen er dan op? Ik kan me voorstellen dat het een mix is van externe eisen, dat wat je er zelf van vindt en dat waar je met collega’s een soort stilzwijgende afspraken over hebt. In het ‘samen op zoek naar goed werk’ project waar ik aan meewerkte zijn we geïnspireerd door ‘the good project’. In 1996 hebben drie psychologen Mihaly Csikszentmihalyi, William Damon, and Howard Gardner hun denken en hun praktijken bij elkaar gebracht om dat begrip ‘goed’ en ‘goed werk’ nader te onderzoeken. In de ondertitel van hun website van hun website goodwork.org schrijven ze dat ze ethisch, excellent en geëngageerd werk aan willen wakkeren. Daar zit meteen een vitale ordening in om naar de vraag ‘wanneer is het werk dat je doet goed’ te kijken. Goed krijgt bij hen op drie manieren betekenis. Excellent past bij het zinnetje: ‘het werk is goed’. Het werk voldoet aan de standaarden en laatste inzichten/ technieken in het vak. Ethisch past bij het zinnetje: het werk doet goed. Dient het werk een groter en maatschappelijk verantwoord doel? Maar ook: gaan we in het werk en in hoe we werken goed met onszelf en elkaar om? Dat is de ethische dimensie van ons werk. Engaging in het Engels kan engagement en betrokkenheid betekenen, maar ook wel energie. Het past bij het zinnetje: het voelt goed. Het werk is ook voor de persoon die het doet zinvol.

Als we ons in het veld van het werk begeven met de vraag ‘wanneer is het goed’ kunnen deze drie woorden excellent, ethisch en energie helpen om veldobservaties te doen, zoals wanneer we vogels of bloemen proberen te herkennen. Drie woorden als een instrument om ervaringen en waarnemingen te ordenen en onszelf aan elkaar te verduidelijken. De drie e’s zoals ze in de wandelgang worden genoemd liggen onder de vijf interventies waar we een proeve van krijgen.    

1- Droomscenario’s

Om de vraag ‘wanneer is het goed’ in het werk verder te brengen helpt het om verschil te maken tussen de begrippen opdracht en opgave. Een opdracht kan worden uitgelegd als ‘afgepast’: die krijg je opgedragen en moet worden uitgevoerd. Het is goed als het beoogde resultaat wordt gehaald. Een opgave is ruimer. Daar zit een grotere eigen betrokkenheid en richting in van jezelf en van de mensen met wie je werkt. Daar heeft het woord goed niet alleen betrekking op de uitkomst maar ook op de onderliggende waarden die we realiseren, op hoe we met elkaar werken en zelfs op het werkplezier waarmee we werken. Hoe kom je nu van opdracht naar opgave?  

Zonder dat we er ons bewust van zijn zit ons professionele werk vol gewoonten die we met een opdracht-aanpak uitvoeren: ‘Dit moet nu eenmaal zo, daar wordt dat van mij verwacht. Ach ik ben helemaal vergeten die en die evaluatie in te vullen’. Hoe maak je daarin ruimte voor een meer opgave-gerichte benadering? Hoe eigen je zelf en met anderen je werk meer toe? In het proeflokaal als eerste een oefening ontleend aan het werken met droomscenario’s.

  • Neem een van je opdrachten of opdrachttaken onder de loep waarin het lijkt alsof er geen ruimte is om het anders te doen. Schrijf een paar regels over hoe het hoort en wat er verwacht wordt. Sla dan een regel over en laat de verbeelding toe: hoe zou de manier waarop je deze taak vervult kunnen transformeren? Wat zou in deze situatie een droomscenario zijn? En wat doe jij daar dan in? Doe de oefening in tweetallen. Lees elkaar na het schrijven de uitkomsten voor. Help elkaar de droom verder uit te vouwen zonder het vertrekpunt, de opdracht waar geen ruimte is, helemaal los te laten.

Aansluitend een kort rondje inzichten ophalen. En daarin als dat passend is even stilstaan bij de drie e’s. Maar nog belangrijker dan dat: ik vraag de deelnemers zélf antwoord te geven op wat er nu werkt in dat principe van droomscenario’s maken. Wat is daarin werkzaam voor de vraag naar goed werk?

2- Wendingen

Een vergadering komt vast te zitten. Een cliënt of student of…klapt dicht. De complexiteit neemt toe en we begrijpen het niet meer. Er is te weinig tijd voor wat we ons hebben voorgenomen. Er gebeurt iets onverwachts….. Zo zijn er dagelijks meerdere lastige situaties waar je in leven en werk in terecht komt, hoe goed iedereen, inclusief jijzelf, ook zijn best doet. Op die momenten is er een wending nodig zodat er ruimte komt, de energie gaat stromen en het onderlinge begrip weer toeneemt. Wat doe jij op zo’n moment? Wat is jouw persoonlijke repertoire van wendingen maken?

  • Noteer voor jezelf wat kenmerkende momenten. Bespreek die in een drietal. Wees tijdelijk de hoeder van de wending van een ander. Schrijf, eenmaal terug in de plenaire groep, of digitaal in de chat een paar regels over de wending van de ander die je trof. Zo maakt de groep een collectie.

Nadat deelnemers voor zichzelf het concept wendingen hebben verkend vertel ik kort over het project wendingen te vinden op musework.nl/wendingen. Daar hebben we een verzameling van 27 mini-interventies gemaakt die je direct in vergaderingen of gewone werkprocessen in kunt zetten.

We bespreken dat die wendingen helpen om het scheppende of creatieve proces in de samenwerking een impuls te geven. Door de vastzittende gewoonte vijf minuten te doorbreken nemen deelnemers letterlijk weer meer deel. En we stellen vast dat dit een ‘open verzameling’ is. Dat er veel meer variaties mogelijk zijn. Is de vaardigheid om wendingen te maken voor Goed Werk belangrijk en zo ja waarom? Ook hier leg ik de vraag neer bij de deelnemers en bij jou als lezer. Dat werkt voor de beoogde navolging beter dan dat ik mogelijke antwoorden ga zitten oplepelen. Probeer maar eens.   

3- Systeemanalyse oftewel ‘kritische feed-back organiseren’.

Of het nu gaat om een team, een projectgroep of een andere ‘kring’, de focus van bijeenkomst is meestal onderling afgestemd: ‘wij werken samen aan dit, wat moeten we doen om dat voor elkaar te krijgen, samen leren we zus of zo’. Voor de vraag ‘wanneer is het goed’ helpt het om tijdelijk uit de eigen kring te stappen en de naaste collega, kring of chef te bevragen. Kortom om je eigen kritische feed-back te organiseren in het systeem waar jij, je groep, in bent ingebed. Wanneer is het goed in de ogen van de ander?

  • In het proeflokaal oefenen we op elkaar. We nemen ten opzichte van een duo-partner de rol in van een naaste collega, kring of chef. Je bent beurtelings inbrenger en naaste. Hulpvragen om dit te doen zijn: hoe breng je dat wat je zelf of met een team/groep te bieden denkt te hebben over het voetlicht in een korte pitch? Hoe helpen de noties van goed werk, excellent, ethisch en engagement/energie, je om dat gesprekje inhoud te geven? Lukt het om samen tot een ‘norm’ te komen? Een norm is een verifieerbare standaard of een beeld in de trant van ‘goed is het als…’. Waar ben je op aanspreekbaar door de ander?

Het motief ‘we vragen het de ander’ breekt de eigen bubbel open en laat licht schijnen op waar je mee bezig bent.   

4- Voorbeeldig handelen       

Bij de vraag wat goed is om te doen kan het behulpzaam zijn om ‘voorbeeldig handelen’ van anderen te beschrijven. De vraag die je je kan stellen is: ‘wat zou die en die collega/ professional friend/inspirerende figuur in mijn plaats in dit specifieke praktijkmoment doen?’

  • maak een lijstje met vijf (of meer) personen die bij je opkomen. Als ze opkomen hoef je nog niet precies te weten waarom. Maak een beschrijving van hun handelen alsof je het voor je ziet. Probeer ze te vangen ‘in’ actie. En kijk als je lijstje af is wat deze handelings-perspectieven je te zeggen hebben in je eigen casuïstiek. Bespreken van je verkenning kan eerst in kleine groepjes en dan plenair.

Tenslotte terug plenair staan we stil bij het soort uitkomsten van ‘voorbeeldig handelen’. Gaat het vooral om deugden, dus het goed met elkaar omgaan en is de e van ethiek vooral in beeld? Of komen de e van excellentie en de e van engagement/energie ook voor in de beschrijvingen? Bij werken vanuit voorbeeldfiguren gaat het anders dan je misschien zou denken niet om te verkennen wat er allemaal mist. Met voorbeeldfiguren wakker je bij jezelf, zichtbaar voor anderen, aan wat er aan kwaliteiten door jou nog meer ingezet zou kunnen worden. Het wijst op wat voorhanden is! Voorbeelden van anderen noem je vaak omdat je ze zelf al hebt maar sterker zou kunnen inzetten.      

 5- Tijdlijn en ervaringslijn    

Als een groep (team, kring, anderszins) al langer samenwerkt kan om de vraag ‘wanneer is het goed’ uit te pakken werken met een tijdlijn interessant zijn. Stel je een lange uitgerolde rol bruin pakpapier voor. Dat is de tijdlijn. De deelnemers staan er omheen. Aan het begin zien we in de vorm van kleine poppetjes de ‘cast’ (het team, de kring) waar we mee op weg zijn. Aan het eind doemt als droombeeld de opgave op die we willen realiseren. De lijn helpt ons om gezamenlijke momenten onderweg te herinneren. ‘Dat was een gebeurtenis waar alles klopte’. ‘Toen en toen werkte alles averechts’. Door die momenten te laten herleven en wat er goed was te benoemen versterken we de gedeelde referentie over wat goed is. Dat geeft richting aan hoe we verder gaan.

Een kleine alternatieve oefening met deelnemers die elkaar niet kennen en geen gedeelde geschiedenis hebben zoals nu in dit proeflokaal, is elkaar op ‘markante ervaringen’ bevragen. Dat kan in duo’s of kleine groepjes of plenair (maar dat laatste is traag). In een duo is persoon 1 degene die de markante ervaringen naar boven haalt en de ander de ondervrager. Daarna rollen wisselen. Om de levende herinnering aan te wakkeren helpt het om elke ervaring een plek op de vloer te geven zodat je erop kunt gaan staan. Een volgende ervaring krijgt een nieuwe plek enzovoort. Zo ontstaat een ervaringslijn of -veld waar aspecten van goed werk en wat we daarover denken expliciet en gedeeld worden.

Als er nog tijd over is sluit ik af met een reflectie oefening. 1- Schrijf het moment van vanmiddag op dat nog voor je leeft. Schort je interpretatie daarvan op en beschrijf eerst het narratief, de scene, alsof het opnieuw gebeurt. 2- lees je korte verhaaltje door en kijk welke inzichten dit moment met zich brengt. Schrijf die inzichten op. 3- Lees de inzichten door en stel je zelf de vraag ‘op welke achterliggende vraag zijn deze inzichten een antwoord’? Schrijf die vraag op. 4- kijk het geheel dat nu op je blaadje staat nog eens door: welk beeld (plaatje) zou je eraan toevoegen en welke titel zet je erboven 5- wat is je conclusie en eventuele vervolgstap. Daarmee transformeert dat wat we samen hebben verkend zich tot iets waar je individueel een stukje op je kan nemen voor verder vervolg. Op zijn snelst kan dit slot in slechts 15’…..

Dank jullie wel. Dat was het proeflokaal met een kleine verkenning naar vijf mogelijke ingangen rond de vraag ‘wanneer is het goed’? Leuk, rijk, uitdagend, lichtvoetig en leerzaam om te doen.  

Bart van Rosmalen  

‘Samen op zoek naar goed werk- professioneel framen van de teamopgave’ is met steun van NRO-subsidie  gerealiseerd door Tom van Oeffelt (Aeres), Daan Andriessen (HU), Joan van den Ende (Aeres), Erik Mondriaan (Deltion), Bart van Rosmalen (HKU), Manon Ruijters (Aeres). Erna de Wolff-ter Beek (Albeda) en Freerk Wortelboer.  

Reacties