2- hoe lees je een boek?

Hoe lees je een boek?

Moet ik wel of niet mijn proefschrift agenderen bij het vak waar ik de studenten les in geef? Dat is de vraag....De filosofie die er in zit past als denkframe goed bij de manieren van werken die ik voor ze meebreng. Tegelijkertijd is de studie al zo kennisintensief, dat ik bang ben dat het voor de studenten een overkill wordt. Maar ook de houding van de studenten doet mij aarzelen. Want hoe lezen zij een boek? Ik ben elke keer verrast hoe snel ze hun notitieblokken tevoorschijn trekken als ik een stukje theorie behandel. Kenniscowboys zijn het, die rondvliegende stukken theorie, als ware het wilde paarden met lasso’s proberen te vangen, theorie proberen te scoren zodat ze kunnen zeggen: ‘zo dat ken ik’. Maar als je het kent, wat weet je dan en wat kan je dan? Daar komt de vraag van dit stukje in naar voren: hoe treed je theorie tegemoet, of nog eenvoudiger ‘hoe lees je een boek’?

Inmiddels alweer jaren geleden werk ik met een kring docenten van het kunstvakonderwijs van ArtEZ. Onderdeel daarvan is in elkaars lessen kijken. Op een gegeven moment kom ik het lokaal binnen waar beeldend kunstenaar Pieter van Evert lesgeeft in schilderen. Hij behandelt toevallig net een stukje theorie. ‘Ik geef je gedurende dit hele jaar maar één boek op’ zegt hij tegen zijn studenten. ‘Dat is alles wat je hoeft te lezen. Maar er is wel een spelregel aan verbonden. Je mag een bladzijde pas omslaan als je er iets van hebt gemaakt’. Zomaar lezen is er dus niet bij. De studenten worden aangemoedigd zich dat wat ze lezen toe te eigenen door er iets van te maken. Elke week weer. Mij fascineert die opdracht. Ik stel me voor dat ik een half jaar later weer langs kom en allerlei wonderlijke objecten zie waarvan de basis nog steeds ‘het boek’ is. Zo zie ik een boek voor me waar allemaal dunne stroken in verschillende kleuren, met telkens andere diktes en texturen zoals papier, stof en raffia, golvend uit naar beneden vallen, als hangende tuinen. Het volgende boek is dik en opgezwollen alsof het op springen staat. De dikte van de bladzijden is door inplakken van eigen associaties en tekeningen van de maker-lezer verdubbeld zo niet verdriedubbeld en de kaft kan het bijna niet meer houden. En er is een boek waar spijkers, paperclips en andere metaalwaren de bladzijden doorboren als piercings een navel of een neus. Er is ook een lezer-maker die alle voor hem of haar waardevolle citaten zorgvuldig heeft uitgeknipt en naar buiten gevouwen zonder de bladzijden waar ze uitkomen ooit helemaal los te laten. Het lijkt alsof dat boek een vogel met vleugels van veren is geworden. Tenslotte zie ik een boek voor me dat reusachtige proporties heeft aangenomen en zo zwaar is dat het alleen nog maar met twee man getild en versleept kan worden. Elke week na lezing is er een extra kaft omheen gemaakt. De moeite die het kost om dat boek te openen en de bladzij van de week te vinden wordt steeds groter. De overwinningsroes als het dan toch nog weer lukt om te lezen moet groot zijn.

Mij fascineert deze opdracht zeer. Lezen wordt een maakproces. De lezer maakt het boek af door er iets van te maken. Deze boeken als maakprocessen maken korte metten met drie dagelijkse leesproblemen die ik van mijzelf heel goed ken, maar ook vaak bij mijn studenten tegenkom, als er zogenaamde ‘zware kost’ op de agenda staat:

- ik vind het moeilijk’. Dat is heel vaak de klacht die opkomt. Zuchten en steunen en mezelf al bij voorbaat verontschuldigen. ‘Ik heb niet alles gelezen, ik snapte het niet. Daar wil ik graag tegenin brengen dat je als lezer dan al bezig bent jezelf onder te waarderen. En je reduceert het boek tot wel of niet te snappen en te begrijpen. Laat dat boek nu maar gewoon eerst eens tot je spreken, ook als je het niet snapt! Laat het eerst eens klinken en kijk wat er gebeurt.

  • ‘Ik mis dit of dat’. Met deze zin wind ik mijzelf bij het lezen van een theorie of filosofie op over dat wat er níet staat. O wat zou ik graag zien dat juist op mijn eigen stokpaard werd ingegaan. Maar niks hoor! Het gebeurt niet. Die leeservaring van ‘ik mis iets’ heeft dus geen zin, want het staat er niet. Dat boek gaat ergens anders over. Zoek niet naar wat het boek niet zegt! Wat wil het wél zeggen? Dat is de vraag.

  • O ik begrijp het al’. Dat is een leeservaring als van ‘het knapste jongetje of meisje van de klas’. ‘Kat in het bakkie’ en ‘zie je wel zo zit het’ denk ik dan voortdurend. Ik zie mezelf al voor me als de natuurlijke exegeet van het boek. Maar pas op, ook dat is een beperking van mijzelf en van het boek. Want ik ben alleen maar bezig om de virtuositeit van mijn eigen begrip te bevestigen en dat maakt me blind voor wat er nog meer tussen mij en het boek te ontdekken valt.

    Het aardige van de leesles van Pieter van Evert is dat die in één klap al die leeservaringen omzeilt. Het heeft geen zin om te mokken over wat ik mis, mezelf op de borst te kloppen over mijn begrip of mezelf te licht te vinden of het boek te zwaar. Ik moet iets maken! Wat maak ik ervan? Dat herschept de relatie tussen mij als lezer-maker en het boek. Wat wordt er anders? Drie opmerkingen:

  1. De houding. De houding draait van eerbiedig of teleurgesteld naar prettig brutaal. Het is de houding van de kunstenaar die altijd al jat, toe-eigent, citeert en vervormt. Dat gaat over toe-eigenen in plaats van beleefd afstand houden. Dat betekent ook dat het boek letterlijk of figuurlijk uit zijn verband gerukt kan worden. So be it. De lezer-maker gaat met dat uit zijn verband gerukte stukje tenminste wel echt ergens voor staan.

  2. Het denken. Het materiaal waarmee gewerkt wordt gaat meespreken of zelfs terugspreken. De werkjes die ontstaan gaan een verhouding aan met de tekst zoals de hangende tuinen, het ijzerwerk en de eindeloze rij kaften. Er komt meer dan alleen cognitieve kennis vrij die zich met de inhoud van het boek gaat verstaan. Verbeelding, materialen, lichamelijkheid en handelingen doorbreken de heerschappij van het denkende hoofd als zetel van de kennis. Hart en handen spreken en spelen mee. Wat ook werkt is de vertraging in het denken. Weinig lezen in plaats van veel. En daar lang over doen, want met dat maken schiet het niet op. En dat is een groot voordeel.

  3. De betekenis. Zit de betekenis nu in het boek of maakt de lezer-maker de betekenis zelf? Aardig aan deze manier van lezen-maken is dat het heel speels de veel grotere thematiek van het sociaal constructivisme agendeert, waarin de mens zelf de betekenis schept. Mooi vind ik altijd de Engelse term voor betekenis scheppen sensemaking omdat er zowel de zintuigen (de senses) als het maken in voorkomen. Karl Weick pakt dat begrip in zijn boek Sensemaking in Organisations verder uit. Aanstekelijk is het verhaal van een legerexpeditie die verdwaalt in de Alpen. Ze zijn ten dode opgeschreven als iemand onderin een rugzak een fragment van een oude landkaart vindt. Ze reconstrueren aan de hand daarvan waar ze zich bevinden en keren heelhuids terug op de thuisbasis. De vreugde daar is groot, maar de verbazing ook. Bij nadere inspectie van de kaart blijkt het een fragment van de Pyreneëen te zijn en niet van de Alpen waarin ze verdwaald waren. De mens heeft, en dat is een van de eigenschappen van sensemaking, aan kleine tekens genoeg om toch tot krachtige betekenis te komen. Dat legitimeert dat één boek lezen inclusief letterlijk genomen Sensemaking het op kan nemen tegen tien boeken om gewoon te lezen.

Die drie punten bij elkaar wil ik provocatief graag begrijpend lezen noemen zoals het bedoeld zou moeten zijn! Ik vind dat we het woord begrijpen letterlijk moeten nemen als een be-grijpen. Dat breidt het beperkte en passieve begrijpen-als snappen uit met de agressie van toe-eigening en de tactiliteit van het fysieke grijpen.

Tot slot

Moet ik mijn studenten nu mijn boek opgeven als de theorie voor dit vak? Ik heb het ze, geïnspireerd door de les van Pieter van Evert, twee weken geleden meegegeven met de volgende zinnen: Ik geef het je. Je mag ermee doen wat je wil. Helemaal lezen. Random openslaan. Alleen de openingsscene lezen. Je ergeren of het waarderen. Het is van jou! Maar ik vraag je één ding terug: zou je iets terug willen maken? Is er ergens een passage die tot je spreekt, die je woede opwekt, je instemming of je verbeelding prikkelt? Wat maak je daarvan? Hoe en met welke materialen en maakprocessen krijgt jouw leeservaring, wat die dan ook is, vorm?

Afgelopen maandag maken we de ronde waarin we de oogst delen en bespreken. Ik laat twee maakreflecties zien:

- Als je de twee cirkels ronddraait hoor je het van binnen schuren’ zegt Jolanda erbij terwijl ze het laat horen. ‘Daar zit de bezieling. Dat treft me als een rake zin: dat de bezieling zit waar het schuurt....en dat daar vervolgens ook nog kleine trotse veren uit steken.

page3image50892864
page4image50898896

- Caroline citeert dat een werk pas af is als het publiek gemaakt wordt. Ze toont een kijkdoos waarin we pas iets kunnen zien als een vernuftig lichtje wordt aangeknipt. Dan ineens springt de speelwereld tevoorschijn: een danseres, een springende haas, een dobbelsteen en nog veel meer betekenisvolle details over het spel.

Tenslotte lezer hoe lees jij? Hoe lees jij dit stukje, het boek op je nachtkastje, een rapport of een theorie? Ben je snap-, mis- of zogenaamd onkundig gedreven aan het lezen? Of eigen je je dat wat je leest toe en maak je er iets van? Mag jij zelf de betekenis maken die jou past?

Bart van Rosmalen

reflectie: in de nabespreking ruimte voor: 

- instappen, jezelf op het spel zetten

- subjectiverende wat er in zit. de vrije ruimte waar de deelnemer in stapt. Daar ook zelf voor gaan staan. 

- de meerstemmigheid. want het levert nog steeds een boeiende 'lezing en bespreking' van het boek op.     

Reacties