de man die zijn werk deed

Elke dag om precies 8 uur stapte hij op de fiets. Het was 20 minuten fietsen. Hij moet een aantal rechte straten door in een woonwijk en wordt vaak ingehaald door andere fietsers. Vaak zijn ze net iets sneller en zijn scholieren of hebben een elektrisch motortje. Het weer kan verschillen. Vaker is het regenachtig, de kastanjebomen halverwege geven de seizoenen aan. De bonkige bomen laten tegen de herfst hun kastanjes vallen en het asfalt ligt dan bezaaid met stekelige bolsters. De grote bladeren hebben weer een ander moment om te vallen. Hij moet daarna rechtsaf de brug over het kanaal. Na de steeds wisselende graffiti onder het viaduct waar hij langs fietst gaat het dan lichtelijk omhoog tot aan de stoplichten en daar is het schuin oversteken. Onderweg passeert hij een rotonde waar bloemen zijn gelegd omdat daar iemand is aangereden en er staat een lampje met een kaarsje. Na het laatste stoplicht is het dan nog maar een klein stukje. Hup, de stoep op en langs het oude Huis van Bewaring naar de parkeerplaats. De hoge bomen zijn daar ingrijpend gesnoeid en lijken zich in de lucht te willen vastgrijpen. In de fietsenstalling plaatst hij zijn fiets om het stukje langs de muur naar de poort te lopen. De hoge muur heeft een structuur van riet of bamboe. Ze hebben er toch nog iets van willen maken. Het schrikdraad bovenop wordt afgewisseld met een enkele camera. Voor de poort houdt hij zijn badge tegen het kastje en de grote poort schuift open. Het is vaak even wachten tot de poort achter hem weer sluit en voordat als sluis de volgende poort kan openen. Dan is het binnenkomen, een grauw geklinkerd plein, een trap op, een schuifdeur geopend door een oplettende portier. Binnen een draaideur voor personeel met een knop die na indrukken vaak groen aangeeft. Dan mag hij door. Bij rood moet hij door zo’n vliegveldpoortje met alles van metaal in een bak. Dat neemt dan tijd en achteraf moet hij zijn bretels en alle spullen weer in orde brengen. Hij loopt de ruimte met de sleutelkasten binnen en haalt na oplichten bij zijn nummer zijn sleutels en de pieper uit de wand. Hij loopt door de lange gang en opnieuw 2 deuren. Opnieuw lopen en steeds meer binnen zijn tot het plein met mannen op een bankje bij de automaat met blikjes frisdrank. Binnen kennen zij elkaar en er wordt gegroet. Na de gekleurde ramen naar links eerst naar de collega die de koffie al klaar heeft. Samen starten en praten over de weg naar werk, de kinderen of het weekend. Tijd tikt door en dan is er het moment van een geplande afspraak. De dingen lopen. Dagen zijn gepland en activiteiten volgen elkaar op. Het is de kunst om het rustig te houden. Haast of onrust en zorgen moet hij echt zien te voorkomen. In eigen lokaal is hij op zich aangewezen. Hoewel elke ontmoeting nieuw is, is er ook veel routine. Bij elke afspraak ontvouwt zich weer een ander gesprek, een ander werkstuk. Uit de gesprekken vloeien de kleuren en zoeken uiting aan de beleving. Er hangen beelden van landschappen, een contour van een man in overwinning in een veelkleurige achtergrond. De verhalen zijn telkens anders maar lijken ook vaak op elkaar. Het is nieuw en vertrouwd tegelijk. Eigenlijk is wat zich afspeelt vaak ook voorspelbaar. Continuïteit houden lijkt hier voor ieder een houvast te zijn. Hier wil niemand verloren raken. Het uitzicht is een raam uitkijkende op een luchtplaats, soms wordt er geschreeuwd. De lamellen beschutten voor naar binnen kijken. Zijn blik dwaalt naar de andere 2 ramen waardoor hij het dak en de lucht kan zien. De afspraken wisselen af met het schrijven. In de ruimte is er naast een grote tafel in het midden een bureau met een computerscherm. Hij houdt zijn concentratie ogenschijnlijk rustig en gefocused door de dag heen. Een lunchpauze in gedateerde kantine en een podium met gordijnen. Vroeger deden ze hier aan toneel. Hier vinden ook de medewerkersbijeenkomsten plaats waar de directie over nieuw beleid informeert. Er staan 2 soepketels, er is een bord met de snack van de dag en achter een ouderwetse balie liggen klaargemaakte broodjes. De rij is vaak niet lang. Geld is nog niet zo lang geleden afgeschaft, hij kan alleen met pin betalen.De tafels behoren bij beroepsgroepen. Ieder kent zijn eigen plek en hiervan wordt nauwelijks geweken. Het korte uur word er een en ander gesproken, net genoeg om elkaar te kennen en iets van elkaar te weten. De middag wordt op dezelfde wijze vervolgd. Als alles is opgeschreven sluit hij de deur achter zich en loopt dezelfde weg terug. Na een dag gaat hij weer naar buiten en is hij weer blij dat er nog een buiten is. Hij ademt de frisse lucht en was alweer vergeten dat er een buiten was. Buiten de poort kan hij zijn telefoon weer pakken om te zien of er berichten zijn. Hij gaat op huis aan en zal een avond hebben waarin niet per se iets hoeft. Het zat er weer op voor vandaag. Morgen weer een dag.