Reflecties na de review van het lectoraat Muzische Professionalisering

Op 29 november hield het lectoraat Kunst & Professionalisering een review bijeenkomst. Janny Rodermond en ik waren uitgenodigd een ochtend samen met de onderzoekers van het lectoraat te werken en daarna een review te houden. Voor mij kwam het volgende er uit.

We reviewen op standaard 3 van het Brancheprotocol Kwaliteitszorg Onderzoek

“Standaard 3: Het onderzoek van de onderzoekseenheid voldoet aan de standaarden die in het vakgebied gelden voor het doen van onderzoek

Deze standaard betreft de kwaliteit van het onderzoekproces. Voorop staat dat praktijkgericht onderzoek valide en betrouwbaar is. De onderzoekseenheid beschikt over een geëxpliciteerde standaard voor het voorbereiden, uitvoeren en het evalueren van praktijkgericht onderzoek. De door de Vereniging Hogescholen aanvaarde ‘Gedragscode praktijkgericht onderzoek voor het hbo’ (2010) kan hierbij als leidraad dienen. Het onderzoek is/wordt uitgevoerd volgens de methodologische regels, de onderzoeks- en beroepsethiek en de waarden die binnen het vakgebied en het onderzoekdomein gelden. Bij de visitatie vormt de visitatiecommissie zich, door middel van een a-selectiesteekproef, een oordeel over de mate waarin de onderzoeksprocessen in overeenstemming met de geëxpliciteerde standaard worden uitgevoerd. De onderzoekseenheid reflecteert in haar zelfevaluatie op de geëxpliciteerde standaard voor het voorbereiden, het uitvoeren en het evalueren van praktijkgericht onderzoek.” (Vereniging Hogescholen, 2015)

Geëxpliciteerde standaard lectoraat muzische professionalisering

Standaard 3 vraagt om een geëxpliciteerde standaard voor de kwaliteit van onderzoeken. Deze lijkt nog niet te bestaan. De lector beschrijft muzisch onderzoek volgens het adviesrapport (p.6) als bestaande uit twee pijlers: “de twee pijlers waarop de gevolgde methodologie in het muzisch onderzoek op berust, te weten actieonderzoek (handelingsonderzoek) door het ontwerpen en uitvoeren van muzische interventies, en artistiek (zelf)onderzoek naar de vraag ‘wie ben ik als maker?’.” Een doel van onze review zou kunnen zijn om het lectoraat te helpen bij het ontwikkelen van deze criteria. Het ligt voor de hand hierbij te putten uit de tradities van actieonderzoek en artistiek onderzoek.

Uit de zelfevaluatie van de lector op standaard 3 en 4 en het artikel van Falk Hubner in BLAD is een aantal definiërende kenmerken van muzisch onderzoek te halen:

  • Het is actieonderzoek:
    • Het richt zich op praktische problemen
    • Het is gericht op het realiseren van verandering al tijdens het onderzoek
    • Het is iteratief
    • En er is een actieve rol van de onderzoeker die interventies doet
    • De musische toevoeging is dat deze interventies musisch zijn, dat wil zeggen bestaan uit vertellen / spelen / maken /delen
  • Het is artistiek onderzoek:
    • De maker wordt zichtbaar.
    • Er is ook sprake van maken om het maken
    • De uitkomst van het onderzoek is een artistiek werk
    • De musische toevoeging is dat iedereen maker kan zijn en dat het artistieke onderzoek voortdurend ook in wisselwerking staat met het actieonderzoek

En wanneer is er dan sprake van goed musisch onderzoek? Ook hier bieden de zelfevaluatie en het artikel van Hubner aanknopingspunten. Er zijn eisen aan het onderzoeksproces:

Voorbereiding

  • Driehoeksgesprek onderzoeker, leidinggevende, lectoraat
  • Intake gesprek en vertrekken vanuit eigen praktijk,

Uitvoering

  • Fascinatie volgen, bewust worden ‘wat doe ik’, ‘hoe werk ik’ door muzische interventies te doen.
  • Onderzoeken door te doen: praktijk en reflectie in het hier en nu
  • Field notes maken van afzonderlijke activiteiten en sessies.
  • Terugkijken naar oogst van praktijk ervaringen en beschrijvingen en maken van artikel
  • Verbindingen leggen naar theoretisch/ cultuurfilosofisch frame of naar andere relevante bronnen.

Evaluatie

  • Terugkoppelen van uitkomsten naar opleiding/ training en in eigen praktijk/ curriculum.
  • Bijdragen aan ‘publiek maken’ onderzoekproces op conferentie of daartoe georganiseerde avonden.

Er zijn mogelijk ook kwaliteitscriteria:

  1. Verankerd in de praktijk
  2. Verankerd in onderwijs
  3. Verankerd in bestaande kennis / theorie door onderbouwing met bronnen
  4. Dicht bij het ik en de fascinatie van de onderzoeker
  5. Met een herkenbare stem van de onderzoeker
  6. Intersubjectief doordat het gezamenlijk tot stand komt / co-auteurschap
  7. Publiek gemaakt / openbaar
  8. Navolgbaar
  9. Leidend tot begrip in drie vormen:
  • Cognitief begrip
  • Theoretisch onderbouwd begrip
  • Fysiek doorleefd begrip

10. Met doorwerking naar praktijk en onderwijs

Het zelf beleven van de werkwijze van het lectoraat levert weer nieuwe input op. Er ontstaat bij mij het inzicht dat we niet zozeer moeten zoeken naar kwaliteitscriteria als wel naar deugden die we in en met het onderzoek nastreven. Dat levert de volgende deugden op:

Musisch onderzoek is goed als:

  1. We voortdurend pendelen tussen doen, ervaren en reflecteren
  2. De gekozen methode past bij wat er op dat moment nodig is én goed voelt in het moment
  3. Er ruimte is voor iedereen als mens met aandacht voor elkaar als mens
  4. We zorgvuldig zijn met elkaar:
  • Elkaar erkennen
  • Elkaar bevragen
  • Dialoog voeren
  1. We een vraag een stapje verder helpen. Die vraag hoeft er niet bij de start al te zijn maar vragen zijn een belangrijk onderzoeksinstrument
  2. Het “antwoord’ op de vraag deel ook weer een artistiek werk is waar je dankbaar voor kan zijn en die een reactie of emotie oproept
  3. En we ook taal toevoegen om het antwoord te verwoorden
  4. We ons repertoire van muzische methoden gebruiken, daaraan refereren en er strak aan vast houden
  5. We onszelf en ons hele wezen inzetten om bij te dragen aan het antwoord
  6. We elkaar helpen bij praktische vraagstukken

Aanbevelingen

  1. Ga verder met het expliciteren van de principes die aan jullie werkwijzen en methoden ten grondslag liggen
  2. Expliciteer ook de impliciete theorieën die iedereen met zich mee draagt
  3. Onderzoek de grenzen en randvoorwaarden van de onderzoeksmethoden. Wanneer werken ze wel en wanneer niet?
  4. Probeer de herleidbaarheid van de uitkomsten te vergroten, b.v. door deelnemers een fieldnote te laten schrijven
  5. Probeer nog meer kennis te laten neerslaan in “iets” een tekst, een artefact, zodat het niet alleen blijft bij persoonlijke inzichten. Onderzoek ook de mate waarin dat lukt en de mate waarin het expliciteren het inzicht beschadigt.
  6. Bedenk wat de transformatiestrategie wordt waarmee het lectoraat in de nieuwe periode de HKU verder gaat helpen. En welke voorwaarden wil je dan stellen aan de HKU zodat jullie een goede bijdrage kunnen leveren?

Ik geef jullie bij wijze van antwoord mijn vragen kado

Ik kwam naar de dag met de volgende vragen. Deze voor mij al voor een deel beantwoord. Ik geef ze graag aan jullie.

  1. Bart stelt dat het artistiek onderzoek is en dus altijd een artistiek werk als mede-uitkomst moet hebben. Falk stelt dat het artistiek onderzoek is doordat de artistieke praktijk methode is of uitkomst. Moet er altijd een artistiek werk uit komen?
  2. Wat zijn de eisen die worden gesteld aan de navolgbaarheid?
  3. Het onderzoek leidt tot verandering tijdens het onderzoek (en erna) én tot begrip. Wat zijn echter de eisen aan de vorm van het begrip?
    1. Moet dat begrip overdraagbaar zijn of mogen het ook persoonlijke inzichten / idiosyncratische kennis zijn?
    2. Moet het altijd ook een cognitieve component bevatten of is een fysieke of artistieke beleving voldoende?
    3. Moet het altijd theoretisch onderbouwd zijn zoals Hubner stelt? En wat betekent dat dan? Wat is de rol van theorie?
  4. Onderzoek wordt ook wel eens gedefinieerd als “methodisch beantwoorden van vragen”. Moet er altijd ergens een vraag zijn? Welke rol spelen vragen in musisch onderzoek?
  5. Kan musisch onderzoek een bredere doorwerking hebben dan alleen in het hier en nu in de lokale context waarin het wordt uitgevoerd? Zo ja, hoe kan deze doorwerking worden bevorderd door de onderzoeker?

Reacties